Mens en organisatie
Introductie
Gedrag van mensen en organisaties bestuderen met als doel de effectiviteit te verbeteren
Wat is een organisatie?
Organisaties = een samenerking tussen tee of meerdere mensne om een bepaald doel te
bereiken (bv een bedrijf, een staking)
Kenmerken van een organisatie:
- Organisatiestructuur = systeem dat aageeft hoe taken formeel worden verdeeld,
gegroepeerd en geccoordineerd, geschematiseerd in een organogram
Organogram = schamtische weergave van de structuur van een organisatie, toont de
formele houdingen
- Missie = waarvoor de oragnistaie staat, wie we zijn (bv vrolijke momenten creeren
voor de klant)
- Visie = algemene voorstelling van de toekomst van een organisatie, waar we naartoe
willen, wat is ons doel op LT, waarvoor we gaan (bv groter worden dan coca cola)
- Waarden = iets dat een organisatie belangrijk vindt en het gedrag aanstuurt, het
gedrag dat belangrijk is voor een organisatie (bv eerlijkhid, samenwerken)
- Stakeholders = iedereen die een belang heeft bij wat de organisatie doet (bv klanten
die klagen, WN, aandeelhouders, regering, samenleving, omwoenenden, bestuur)
Belang van mens & organisaties
Amerikaans onderzoek: loon is het niet het belangrijkste maar wel de kwaliteit van het werk
en een stimulerende omgeving
Organisatiepsychologie verwerft wetenschappelijke kennis over de relaties tussen
variabelen ( bv jobtevredenheid, jobprestatie, gezondheid)
Doel: gedrag, emoties, attitudes in organisaties en de samenleving begrijpen en voorspellen
Onderzoek rond gedrag in organisaties
Onderscheid tussen intuitie en wetenchappelijk onderbouwd:
Intuïtie
Wetenschappelijk onderbouwd
,Hoe?
- Kwalitatief onderzoek (bv intervieuws, historische documenten)
- Kwantitatief onderzoen
Expirementeel onderzoek (sterke interne validiteit)
Survey-onderzoek via vragenlijsten (sterke externe validiteit)
Verbanden tussen variabelen
r>0, (+), positief verband: hoe meer, hoe meer
r<0, (-), negatief verband: hoe meer, hoe minder
r=0, geen verband: de twee variabelen hebben niets met elkaar te maken
onderzoek en kennis omtrent gedrag in organistaies
er zijn weinig absolute uitspraken, we kijken naar gemiddlden en omstandigheden
(contingentievariabelen of modratorvariabelen)
Voorbeeld contingentievariabelen
Belang van geschreven taal in de job bij een jobaanvraag waar taal belangrijk is
Uitdagingen voor mens en organisatie
- Reageren op economsiche zware tijden
- Regaeren op onzekere tijden (bv covid)
- Innovatie en verandering stimuleren (vb kassas wegdoen)
- Goede balans tussen werk en privé mogelijk maken (bv werkbus)
- Werken aan meer ethische organisaties
- Omgaan met een veranderende bevolking (bv meer mensen halen hun diploma)
,Attitudes en werktevredenheid
attitudes
Attitudes = basishouding die je hebt tegenover dingen, mensen, bepaald gedrag of
gebeurtenissen (bv ingesteltheid van een mens: attitude tegenover liegen, roken, uit ik hou
van mijn werk kan je een attitude van die persoon afleiden)
Eigenschappen/kenmerken
- Stabiel
- Kunnen veraderen onder omdtandigheden maar niet zomaar
- Positief, negaties of neutraal (bv wat vinden we van rusland en japan: rusland roept
meer op, japan is meer neutraal)
- De hersenen proberen continu te bepalen wat onze positie is in de sociale rangorde
(lopen we gevaar, willen we hier bij horen of niet,…)
Drie componeneten van een attitude (waaruit het gedrag bestaat volgens wetenschappers)
- (C) cognitieve of kennis component = je oordeel over een feitelijke toestand waarvan
je aanneemt dat je die correct waarneemt, leidt niet to gedragskeuzes,
voorbereidingop de affectieve component (bv ik word slecht bedaald)
- (A) affectieve component= gevoelsmatig, kan leiden tot gedragsresultaten (ik ben
kwaad omdat ik zo weinig krijg betaald)
- (B) behavior of gedragscomponent = gedragsintentie, kan leiden tot
gedragsresultaten, hangt af van verschillende factoren (bv ik ga misschien wel een
andere baan zoeken, die beter betaalt,)
samenhangend (zeker congitie en affect): stel dat je ondekt dat een kennis je heeft
belazerd, komen er tegelijk gevoelen op
Een attitude bestaat uit een bepaalde gedachte over iets of iemand en die gedachte roept
een bepaald gevoel op, gedachten en gevoel leiden tot een gedragsintentie, die in bepaalde
gevallen daadwerkelijk zal resulteren in bepaald gedrag
van belang omeerst te begrijpen hoe die attitude is ontstaan en welk effect dieheeft op
het functioneren, voordat je probeert de attitude te veranderen
Attitude en gedrag
Eerst dacht men dat attitude het gedrag beinvloed
Lein Festinger toont aan dat het gedrag de attitude beinvloed (bv hij vond duitse autos beter
als japanse maar vervolgens koopt hij toch een japanse en vind hij de auto nog niet zo
slecht, hij gebruikt woorden om niet tegenstrijdig te zijn met zijn gedrag)
Illistruurt cognitieve dissonantie = tegenstrijdigheden dei een individu waarneemt tussen
eigen attitudes en gedrag
Dissonantie proberen minder groot te maken door:
- Gedrag te veranderen
- Atttitude te veranderen
- goedpraten (bv de bob drinkt champagne want er is een trouw verkondigd)
inconsistentie tussen gedrag en attitudes geeft een onaangenaamgevoel en mensen
, Factoren die ervan afhangen of we iets aan dissonantie willen doen: (wanneer gaan we
cognitieve dissonantie verminderen)
- Bij een beloning voor dissonantie (bv iedereen zou hetzelfde hebben gedaan)
- Belang van attitude: attiyudes die je niet van belang vind zul je makkelijker
accepteren (bv regels volgen, door het rood licht stoppen vinden de meeste belgen
geen probleem)
- Door controle en invloed die we zelf hebben: als je gelooft dat je de oorzaak van de
dissonantie kunt wegnemen (bv de docent komt te laat en zal zich verontschuldigen
Uit onderzoek blijkt dat attitudes wel degelijk toekomstig gedrag voorspellen (attitude en
gedrag beinvloeden elkaar), bevestigt ook Festingers overtuiging dat bepaalde factoren de
relatie versterken of verzwakken = moderatorvariabelen (bv perssoonlijkheid en soort stress
zijn moderatotvariabelen voor het verband tussen stress en ziekte)
Sterke verbanden tussen A en G als: (zwakke verbnden is het omgekeerde)
- Het om belangrijke attitudes voor jou gaat: hoe belangrijker de attitude, hoe
makkelijker je je gedrag hierdoor beinvloed wordt
- Het om specifieke gedragsintenties gaat: hoe beter de attitude past bij bepaalt
gedrag des te sterkend het verband
- Het om toegankelijke attitudes gaat: attitudes die makkelijk oproepbaar zijn in het
geheugen zijn betere voorspellers van gedrag
- Er weinig sociale druk is: bv als klaas toch die ene extra taak opzich neemt omdat zijn
collegas dat vragen terwijl hij eig al te veel werk heeft
- Je directe ervaring hebt met de attitude: bv als je in het leger zit zal je makkelijker in
een modderbad liggen
Gedrag op het werk
werkprestaties
= hoe goed iemand werkt
Meerdere invalshoeken en metingen
- Vragenlijsten (bv over jou)
- Hoe snel, correct werk je
Info over de persoon hoe goed of hoe slecht hij het gaat doen in de toekomst (voorspellen
jobprestatie)
Voorbeeldig werkgedrag:
OCB, organizational citizenship behavior, rolgedrag = vrijwillige taken opnemen die
bijdragen aan de effectiviteit van de organisatie
- Tov de organistaie (bv events)
- Tov individuen (bv collegas helpen, shift wisselen)