Les 15 – executieve functies
Definitie
- Lezak.
o “Mentale capaciteiten noodzakelijk voor het formuleren van doelen, het plannen van
hoe deze te bereiken en het effectief uitvoeren van activiteiten om ze te bereiken”.
Zetten deze functies dagdagelijks in -> bv. Wanneer je kiest welke kleren je
gaat aandoen maak je hier gebruik van, wanneer we een etentje organiseren
moeten we ook plannen (menu samenstellen, timing, etc.), boodschappen
doen, problemen oplossen, nieuwe route nemen, etc.
o In nieuwe ongebruikelijke situaties zonder routine gedrag.
o Basis van zinvolle, sociale constructieve en creatieve activiteiten gericht op de
persoonlijke groei.
o Niet enkel cognitieve zaken maar bredere emotionele zaken
- Welsh en Pennington.
o “Vermogen om geëigende probleemoplossende strategie vast te houden (afleidende
of irrelevante responsen inhiberen en uitstellen) , toekomstige acties te plannen (bv.
Agenda inplannen) en om een mentale representatie van het doel en informatie vast
te houden (wat we nodig hebben om het doel te bereiken op KT: alles voor vandaag
afvinken en LT: studie afronden)”.
EF verwijzen naar: Controle, organisatie en geven richting aan.
o Cognities.
o Emoties.
o Gedragingen.
Kan samengevat worden als zelfcontrole.
o EF betrokken bij onze zelfcontrole
- EF = de capaciteit die mensen in staat stelt om zich doelgericht te gedragen.
- Doelgerichte gedragingen:
o Planningsvermogen.
o Mentale flexibiliteit.
o Vermogen tot inhiberen.
Verschillende executieve functies
Link met psychische stoornissen
Richten en vasthouden aandacht Psychose – ADHD
Impulscontrole en zelfregulatie OCD – ADHD
Starten activiteiten Depressie, schizofrenie (door katatonie)
Werkgeheugen Depressie
Cognitieve flexibiliteit OCD – ASS
Plannen en organiseren ADHD – OCD
Selectie probleemoplossende strategieën Angst – depressie
Zelfreflectie PS -psychose
1
, Rood = TD-functies. Zijn duidelijke TD functies.
- Mensen met een psychische stoornis hebben problemen met deze functies in het
dagdagelijks leven
o Bv.: Mensen met een psychose hebben problemen met het richten en vasthouden
van hun aandacht snel afgeleid
o Bv.: Iemand met OCD of ADHD kan geen besluit nemen en afgeleid door
dwanggedachten dat iets niet goed gedaan is en kan dit niet controleren
o Bv.: Mensen met een persoonlijkheidsstoornis hebben een gebrek aan
zelfinzicht/zelfreflectie, weinig zelfkritiek en kunnen zich vaak niet zelf corrigeren,
zien maladaptieve eigenschappen van hunzelf niet als slecht, etc.
- EF: KOUD (louter cognitief ingezet bij abstracte problemen los van de context bv. Oplossen
wiskundige problemen, detectren van een regek in een reeks) vs. WARM (affectieve aspecten
die er ook zijn bij de EF, gebruikt als context betekenisvol is om deze mee in rekening te
brengen bv. Emoties, stemming, motivatie, etc.)
Klinisch beeld patiënt met executief disfunctioneren = heterogeen!
- Problemen met EF komen niet enkel tot uiting tijdens school, studie en werk, leveren ook
problemen met emotieregulatie – energie – motivatie – initiatief en moreel en sociaal gedrag
op (WARM)
- Mogelijke symptomen:
o Apatisch, ongemotiveerd – verveeld.
o Geen adequate reacties.
o Impulsief.
o Voortdurend discussie aangaan.
o Verminderd begrip humor.
o Sociaal ongepaste opmerkingen en gedrag.
Meest herkenbaar bij NAH en ADHD
Overzien consequenties van gedrag niet en algemene problemen met sociaal functioneren
moeite met vasthouden van relaties, behouden werk, afronden studies, etc.
Illustratie NAH uit de praktijk (Paemeleire et al., 2009)
- Meneer X heeft na een herseninfarct blijvend uitgebreide prefrontale hersenschade. Als zijn
echtgenote hem ‘s morgens vraagt wat hij die dag wil doen, geeft hij een stereotiep lijstje
van activiteiten. Als hij door haar niet wordt gestimuleerd, blijft hij de hele dag zitten en
steekt hij de ene sigaret na de andere op. Hij haalt bv. De krant niet meer uit de brievenbus,
maakt geen aanstalten om iets te doen in het huishouden en gaat nooit meer kijken in zijn
groentetuin. Zijn echtgenote kan maar moeilijk om met dit gedrag en vraagt zich af waarom
hij zo lui is. Als ze hem vraagt om iets te doen, antwoordt hij telkens dat hij het straks wel zal
doen, maar ze constateert iedere keer dat hij het uiteindelijk niet gedaan heeft.
Geen gedragsinitiatie (start geen activiteiten) of volhouden om doel te bereiken -
stimulusgebonden gedrag (enkel als vrouw het zegt start hij iets) – apathie (geen drijf, interesse,
enthousiasme), tegenstelling tussen wat hij zegt en doet, begint niet zelf te spreken enkel als iemand
iets tegen hem zegt (typische zaken voor EDF)
Link met prefrontale cortex
2