1
Agogische vaardigheden 9
dec. 2022
1 De leraar als opvoeder
Basiscompetenties = een omschrijving van de kennis, vaardigheden en attitudes, waarover iedere
afgestudeerde moet beschikken om op een volwaardige manier als ‘beginnende’ leraar te kunnen
functioneren.
2 De roos van Leary
Kunnen uitleggen wat het model (roos van Leary) toont, uitlegt
De structuur van de roos van Leary kunnen beschrijven en uitleggen (machtsdimensie,
nabijheidsdimensie, octanten)
Kunnen uitleggen wat psychisch gezond functioneren betekent
Bij een gegeven roos: de gedragscategorieën kunnen uitleggen en illustreren met
voorbeelden
Alle inzichten m.b.t. de roos van leary (zie bovenstaande leerdoelen) kunnen toepassen op
gegeven voorbeelden/ cases.
2.1 Wederzijdse invloed
In de relatie van 2 mensen die met elkaar praten, heeft het gedrag van de één (wat die zegt en de
manier waarop die iets zegt) invloed op dat van de ander en omgekeerd. Die invloed voltrekt zich in
een kringloop. Het gedrag van de gesprekspartners is van het grootste belang voor de relatie die zij
onderhouden en de sfeer waarin die groeit. Relatie en sfeer zijn dan weer belangrijk voor de inhoud
van een gesprek.
2.2 Wat is de Roos van Leary?
De interactieroos van Leary is een model voor ordening en beschrijving van interpersoonlijk gedrag,
ontwikkeld op basis van analyses van gesprekken.
iemands persoonlijkheid kan het best worden beschreven in termijnen van typisch
interpersoonlijk gedrag m.a.w. hoe mensen zijn, je kan best zien aan de wijze waarop ze zich in de
omgang met anderen gedragen.
Bij de Roos van Leary gaat het over:
de interactie tussen mensen; niet over hoe mensen qua karakter zijn.
De Roos van leary wil gedrag typeren en de werking van dat gedrag op anderen
verduidelijken.
stelt dat ieder mens elke gedraging uit de roos in zich heeft en op gezette tijden inzet
voorkeurgedragingen
Het model laat zien welk gedrag door welk gedrag wordt opgeroepen en hoe gedrag te beïnvloeden
is. Het brengt met zich mee dat men in zekere zin kan voorspellen wat het gedrag van iemand zal zijn
die met een bepaalde gedrag van een ander wordt geconfronteerd.
Voorbeeld: kan gebruikt worden om een beter inzicht in de communicatie te krijgen of als hulpmiddel
bij de keuze voor een houding en strategie in een gesprek.
,2
De Roos van Leary ordent interpersoonlijk gedrag op basis van twee dimensies met elk twee polen:
macht (polen boven-onder) en nabijheid (polen samen-tegen)
1. de machtsdimensie: boven-onder-as in welke mate streeft de persoon er in zijn
interpersoonlijk gedrag naar om invloed (macht) op anderen uit te oefenen
o B-pool: boven-gedrag: de persoon overheerst de ander
o O-pool: onder-gedrag: de persoon gedraag zich ondergeschikt tegenover de ander
2. De nabijheidsdimensie: samen-tegen-as in welke mate streeft de persoon in zijn
interpersoonlijk gedrag naar nabijheid (contact, relatie, affectie, warmte) van anderen
o S-pool: samen-gedrag is erop gericht veel contact met anderen te hebben
o T-pool: tegen-gedrag is erop gericht anderen tegen te werken. De persoon stelt zich
in de relatie afwerend op
8 gedragscategorieën:
Leidend
Verantwoordelijkheid-helpend
Volgend-meewerkend
Afhankelijk
Onzeker-teruggetrokken
Protesterend-opstandig
Agressief-offensief
Zelfzeker-concurrerend
De gedragscategorieën kunnen benoemd worden adhv. de polen waar ze het dichtst bij aanleunen.
Boven-samen, Samen-boven, Samen-onder, Onder-samen. Elke sector krijgt een benaming waardoor
het interpersoonlijk gedrag wordt getypeerd. Categorieën die dicht bij elkaar aanleunen liggen in de
Roos van Leary naast elkaar.
2.3 De interactierollen volgens Leary
,3
Het verschil tussen de buitenste en de binnenste cirkel heeft te maken met de mate waarin een
persoon overeenkomt met dit bepaalde interactietype. Hoe dichter bij het middelpunt men zich op
de roos bevindt, hoe soepeler en speelser de interactie nog is. Hoe verder de persoon zich op
bepaalde interactietypes van het middelpunt bevindt, hoe meer fixatie er zich voordoet; hoe
moeilijker het wordt voor die persoon om enige beweging te krijgen in zijn interactie met andere
personen.
1. Leidend (BS): organiseren, initiatief nemen, regels bepalen, taken toewijzen, de knoop
doorhakken, samenvatten taakgericht leidend gedrag
je kunt op mijn competentie, gezag, verantwoordelijkheid rekenen om resultaten te
boeken en onder mijn leiding komen we er wel. Leidend gedrag getuigt van een kordaat
organiserende houding.
Verbaal: raad geven, beïnvloeden, overtuigen, regelen, voordoen
Non-verbaal: energieke houding, naar voren zitten, luide stem
Opgeroepen reacties: gehoorzaamheid, afhankelijkheid, concurrentie
2. Helpend, verantwoordelijk (SB): steunen, aanmoedigen, verzorgen, beschermen, belonen,
advies geven, aandringen op beslissingen, voordoen en coachen.
Overdreven helpend gedrag wordt “protectionistisch gedrag” of “moedergedrag” genoemd.
Protectionistisch gedrag werkt verstikkend, is paternalistisch en betuttelend. Door
overbescherming schept de opvoeder ‘onderfiguren’ en beknot hij de zelfstandigheid in
plaats van die te creëren.
Verbaal: moed inspreken, troosten, diensten bewijzen, samenwerken, compromissen zoeken,
begrip tonen.
Non-verbaal: vriendelijk kijken, veel oogcontact zoeken, aanraken, veel lachen.
Opgeroepen reacties: aanpassing, aanvaarding (irritatie)
3. Aanpassend, steunend, meewerkend (SO): vertrouwen, aanleunen, waarderen, vergelijken,
steun zoeken en geven, tegenstelingen verminderen, conflicten vermijden.
Wie overdrijft in dit steunend gedrag, vertoont ‘liever-lief’-gedrag. Dergelijke mensen willen
door iedereen geliefd zijn en vermijden inhoudelijke discussie betekent voor een ‘liever-lief’-
persoon immers meteen een conflict op het relatieniveau. Hij geeft ook veel positieve
waarderingen die eigenlijk niet terecht te zijn, maar gegeven worden om iemand vriend te
houden. Wie met ‘liever-lief’ gedrag geconfronteerd wordt, doorprikt deze houding snel. Het
is echter niet eenvoudig zich ertegen te verzetten, want de andere bedoelt het zogezegd
allemaal goed.
Verbaal: gelijk geven, vleien, bewonderen, goedpraten, respectvol gedrag naar leiders
vertonen
Non-verbaal: beleefd kijken, veel glimlachen, ja-knikken, godsdienstig zijn
Opgeroepen reacties: helpend, aanvaarding (irritatie)
4. Afhankelijk, volgend, aanhankelijk (OS): passief, hulp van anderen, verwachten, eerbiedigen,
zich schikken, nabootsen, geen eigen beslissingen nemen, zwijgen, luisteren
, 4
Mensen die onafgebroken volgend verdrag vertonen, groeien uit tot echte jaknikkers. Ze
worden ook “pantoffelhelden” genoemd. Ze voelen zich totaal afhankelijk van wat anderen
voor hen beslissen, en dat zijn ze ook. Ze vragen er als het ware zelf om dat anderen hun
bevelen geven.
Verbaal: raad vragen, moeilijkheden voorleggen, goedkeuring vragen
Non-verbaal: zacht spreken, ineengedoken zitten, zuchten, wegkijken
Opgeroepen reacties: leiden, helpend (irritatie, afwijzing)
5. Wantrouwig, teruggetrokken (OT): onzeker of teruggetrokken zijn, gereserveerd of
argwanend zijn, zich afwenden, verveeld zijn, zich overgeven aan zelfkritiek, verlegen zijn
Teruggetrokken gedrag heeft voordelen. Er ontstaat een zekere emotionele grond om zich
eventueel ergens te verzetten, om de dingen anders aan te pakken. Wie totaal geen
zelfkritiek heeft, is waarschijnlijk wel in staat veel van zichzelf te houden, maar leert zeker
niets bij. Als een persoon vaststelt dat de zaken verkeerd worden aangepakt, vraagt hij zich af
waarom hij betrokken werd bij dat bepaalde probleem en mort over wat anderen hem
daarmee aandoen.
Voorbeeld: de onderwijskoepel,het ministerie, het departement, veeleisende ouders, vollega’s
of een onhandelbare klas kunnen zo de schietschijf zijn van een leerkracht met
teruggetrokken gedrag.
Extreem teruggetrokken gedrag leidt tot een zeker “masochisme” of “vervreemd gedrag”.
Met eindeloos zelfbeklag smeekt de betrokkene om aandacht.
Verbaal: zelfverwijten, zichzelf afbreken, klagen, zeuren, bijna niets zeggen
Non-verbaal: wegkijken, in elkaar gedoken zitten, triest kijken, snikken, in een hoekje zitten,
star gedrag vertonen.
Opgeroepen reacties: afstand, agressie, afkeuring (hulp)
6. Opstandig, rebbelerend, kritisch-opbouwend (TO): wantrouwen, protesteren, betwijfelen,
kritiek geven, moeilijke vragen stellen, tegenstribbelen
Wie aanhoudend kritisch reageert, vervalt in wantrouwend gedrag. Zo iemand gelooft niets
meer en denkt dat er achter alles iets anders zit. Op die manier verlamt hij de samenwerking.
Met wantrouwend gedrag kun je heel makkelijk het groepsproces saboteren.
Verbaal: kritische vragen stellen, ongeloof voorwenden, cynisch doen, conflict uitlokken, de
ander afwijzen of boos maken
Non-verbaal: vinnig of boos kijken, bokkig gedrag vertonen, nee-schudden als de ander praat
Opgeroepen reacties: agressie, irritatie, (autoritair gedrag), (hulp)
7. Agressief, eisend (TB): eisen, weigeren, streng zijn, aanklagen, actief conflicten uitlokken,
orde en tucht bevelen, aanvallen
Extreem eisend gedrag is “agressief gedrag”. Hiermee bedoelen we manipulatie van de
relatie met de bedoeling het pleit te winnen. Onder de noemer van agressief gedrag hoort
ook het gebruik van verwijten, beschuldigingen, persoonlijke aanvallen, veroordelingen en
dreigementen thuis.
Verbaal: afstraffen, bedreigen, bang maken, uitlachen, kleineren, schelden