Celleer
Inleiding
Cel = kleinste anatomische en functionele eenheid van al wat leeft
Cellen en extracellulaire materiaal (interstitium) maken in meercellige organismen samen
verschillende weefsels op waaruit orgaansystemen en organismen bestaan
Microscoop nodig
Al dat leeft bestaat uit zelfde basisbouwsteen: cel
Hooke: onderzocht met lichtmicroscoop een stuk kurk
→ kurk onderverdeeld in celletjes zoals in klooster
→ noemde basisbouwsteentjes v levende materie cellen
→ vergrotend vermogen v lichtmicroscoop was slechts 30x
Van Leeuwenhoek
→ maakte microscoop met vergrotend vermogen v 270x
Schwann & Schleiden:
→ beschreven dat cellen basisbouwsteentjes v alle leven waren
Pasteur:
→ bewees dat elke levende cel door groei en deling v reeds bestaande cellen ontstaat
Cellen
→ kleine door membraan-omsloten eenheden
→ gevuld met waterachtige oplossing v stofjes
→ kunnen vermenigvuldigen
1. inleiding tot cytologie
Cel = kleinste anatomische en functionele eenheid v leven, gevormd door deling v eerder bestaande cellen
4 basisconcepten:
→ cellen zijn bouwstenen v alle planten en dieren
→ cellen zijn kleinste functionerende eenheden v leven
→ cellen worden gevormd door deling v eerder bestaande cellen
→ in elke cel wordt inwendig evenwicht = homeostase gehandhaafd
2 soorten cellen:
→ prokaryoten: celmembraan
GEEN kern
eencellig
→ eukaryoten: celmembraan
groter
complexe inwendige organisatie
kern begrensd door kernmembraan
organellen door membraan begrensd
eencellig of meercellig
In meercellige organismen vaak subspecialisatie
→ tijdens ontwikkeling v meercellig organisme verschillen cellen v elkaar in vorm en functionele activiteit
→ specialisatieproces = celdifferentiatie
→ er ontstaan specifieke cellen bv spiercellen
Alle cellen zijn fundamenteel vergelijkbaar met elkaar
→ bestaan uit zelfde soorten moleculen die in zelfde soorten chemische reacties deelnemen
→ erfelijke info DNA opgeslagen in genen
,→ DNA geschreven met zelfde codes
→ DNA bestaat uit identieke chemische bouwsteentjes nucleotiden
→ DNA door zelfde chemische machinerie gelezen
→ reeks DNA molecules (46 molecules voor mens)
→ DNA info eerst overgeschreven (transcriptie) nr RNA
→ deel v RNA wordt vertaald (translatie) nr eiwitstructuren
→ Stroom v info = centrale dogma vd celbiologie
Eiwitten bepalen hoe cel eruit ziet en functioneert
→ bestaan uit sequenties v aminozuren (20)
Cellen v menselijke lichaam: eukaryote cellen
→ grootte varieert naargelang type cel
→ gem grootte ongeveer 10 µm
2. bouw ve eukaryote (menselijke) cel
Ons lichaam bestaat uit paar 100 types cellen
→ erg verschillend van vorm
→ chemisch erg vergelijkbaar met elkaar
Alle cellen afgeleid vd zygote
→ zygote = versmelting v oöcyt en spermatozoön bij fertilisatie
→ eerste celdeling v zygote = klievingsdelingen
→ volume v geheel neemt niet toe
→ individuele cellen = blastomeren
→ klompje cellen = morula waaruit embryo zal ontstaan
→ celdifferentiatie: leidt tot specifieke of unieke eiwitproductie en bijgaande cytoplasmatische activiteit
→ cellen krijgen door differentiatie unieke vorm en functie
→ cel gaat 1 of enkele vd celspecialisaties disproportioneel ontwikkelen
2.1 celmembraan of plasmalemma
Celmembraan: scheidt celinhoud af vd celomgeving
→ buitengwn dun (6-10nm)
→ zichtbaar met EM (niet met LM)
→ bestaat hoofdzakelijk uit vetten (fosfolipiden en cholesterol) met daarin “ronddrijvende” eiwitten
→ op vetten en eiwitten: suikergroepen covalent gebonden (glycolipiden en glydoproteïnes)
Fosfolipiden:
→ basisbouwsteen v celmembraan
→ 40% vd massa
→ amphiphatisch: hydrofobe koolwaterstofstaarten en hydrofiele fosfaatkoppen
→ dubbele laag=bi-layer: koolwaterstofstaarten naar elkaar toe gericht
fosfaatkoppen weg van elkaar
➔ fosfolipidendubbellaag
→ er ontstaat automatisch een bolvormige structuur in waterig milieu
→ erg selectieve barrière die inwendige v cel beschermt
passage v moleculen overheen membraan regels
→ zelfherstellend
Fluïditeit membraan
→ afh v samenstelling
, → korte koolstofstaarten ➔ meer fluïditeit
→ afh v verzadiging v vetzuren
→ niet-verzadigde fosfolipiden zijn niet zo dicht opeengepakt ➔ meer fluïditeit
→ typische membraanfosfolipiden: fosfatidylcholine: niet-verzadigd: 1 dubbele binding in staart
sphingomyeline
fosfatidylserine
fosfatidylethanolamine
Cholesterol
→ komt vaak voor in plasmamembraan
→ amphiphatisch
→ grote apolaire keten tss koolstofstaarten v fosfolipiden
→ verhoogd stijfheid v celmembraan ➔ vult gaten op ontstaan door geknikte staarten v onverzadigde vetten
Aanmaak membraan
→ begint in ER
→ aan cytosolzijde v ER: enzymen die fosfolipidemoleculen synthetiseren
Eiwitten
→ 55% vd massa
→ vormen GEEN continue laag
→ zitten los op bepaalde plaatsen OF verankerd in dubbellaag
→ 1. transmembranaire eiwitten: doorheen dubbellaag
steken met deel v massa uit membraan
amphiphatisch
blijven steken in hydrofobe interacties tss aminozuren en lipidedelen
passage doorheen membraan op verschillende manieren
verzorgen communicatie v cel met omgeving
verantw vr fysische transport v stofjes overheen membraan
→ 2. bijna helemaal in cytosol
→ hangen aan cytosolische zijde vast met amphiphatische α-helix
→ 3. hangen aan lipidendubbellaag vast met covalent gebonden vetmolecule
→ 4. op hun plaats gehouden door koppeling met membraaneiwit
→ GEEN contact met dubbellaag
→ contact met eiwit dat zelf contact maakt met dubbellaag
Transmembranaire eiwitten
→ kanaaleiwitten, transporteiwitten: kunnen stofjes die niet spontaan doorheen dubbellaag kunnen actief
over membraan heen vervoeren
→ receptoreiwitten: kunnen signalen v buiten nr binnen doorgeven
→ v belang voor regulatie v celwerking
→ “chemische signalisatie”
→ dragereiwitten: kunnen stofjes binden en doorheen membraan met zich mee pakken naar cytosol toe
→ contacteiwitten voor celherkenning
→ andere functioneren als enzymen
→ verankeringseiwitten: van belang om celmembraan aan andere structuren vast te hechten
→ buiten EN binnen cel
Eiwitten beschikken over zekere bewegingsvrijheid
→ aangetoond met experiment: muizencel en mensencel samensmelten
→ eiwitjes vooraf gemekrt met kleurstof
→ soorteigen eiwitjes kort na fusie op eigen hemispheer te vinden
→ na tijdje zijn eiwitten verspreid over fusiecel
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur camilledecoster. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.