Lacina Van Malderen 2EBAKOB 2022-2023
SMS 2.1
Cursus Onderwijskunde:
DEEL 1: SUPERDIVERSITEIT
HOOFDSTUK 1: VISIE OP SUPERDIVERSITEIT
1.1 WAT IS (SUPER) DIVERSITEIT?
Diversiteit kunnen we omschrijven als “alle mogelijke verschillen die kunnen bestaan tussen mensen die in
onze maatschappij samenleven, op het vlak van gender, huidskleur, sociale achtergrond, seksuele geaardheid,
lichamelijke en verstandelijke mogelijkheden, religie, levensbeschouwing, leeftijd, etniciteit, …”
Superdiversiteit: vooral door een groeiende diversiteit in de diversiteit. Er is dus niet alleen diversiteit tussen
groepen en gemeenschappen, maar ook binnen groepen en gemeenschappen.
1.2 WAAROM OMGAAN MET (SUPER)DIVERSITEIT IN ONS ONDERWIJS?
Leren voor diversiteit (leren omgaan met verschillen, burgerschapsvorming,…) Scholen spelen een sleutelrol in
de omgang met (super)diversiteit. Plaatsen waar kinderen, leerlingen en studenten begeleid kunnen worden
om op een adequate manier deel te nemen aan een pluriforme democratische samenleving.
Leren in diversiteit: omgaan met diversiteit heeft ook te maken met het creëren van gelijke leerkansen in
omgevingen waar lerende vanuit sociale en culturele milieus. Ongelijke status diverse perspectieven in het
leerproces inbrengen. Men moet diversiteit bij leerlingen dus niet negeren of onzichtbaar maken, maar
beschouwen als basis van het leerproces.
Aandachtpunt is een goed evenwicht tussen enerzijds rekening houden met verschillen, anderzijds de
universele behoeften van elk kind, die de gelijkheid duidelijk weergeven. Leren zien, benoemen en expliciteren
van die gelijkenissen beidt mogelijkheden om de cohesie binnen een groep kinderen te versterken.
1.3 DIVERSITEIT HERKENNEN: BREED OBSERVEREN
Breed observeren: Hier bedoelen we dat je leert kijken naar kinderen, los van wat je met hen wenst te
bereiken. Je stelt volgende vragen:
• Wie zit in jouw klas?
• Wat doen ze?
• Hoe doen ze dit?
• Wat zeggen ze en hoe?
• Wat hebben ze mee?
Krijg je inzicht in de diversiteit en op de betekenis die kinderen daaraan geven. Je jouw kennis over diversiteit
niet zozeer uit de boekjes haalt, elk individu grondig te observeren, in een specifieke context.
Breed observeren heeft als doel zicht te krijgen op de aanwezige diversiteit in functie van superdivers werken
in de kleuterklas.
In een brede observatie wordt onder meer gekeken naar de volgende diversiteitaspecten:
1
,Lacina Van Malderen 2EBAKOB 2022-2023
1. Het zelfbeeld van de kleuters (uitingen van trots, schaamte, jaloezie, durf,…)
2. De verbondenheid tussen de kleuters ( wat doen ze graag samen, hoe verlopen de interacties tussen
de kleuters)
3. Gender en sekserol ( gedrag van jongens en meisjes, spelmogelijkheden, klasverrijking)
4. Lichamelijke diversiteit ( huidskleur, uiterlijke kenmerken, lichamelijke beperkingen)
5. Taaldiversiteit ( verschillen in thuistaal/ moedertaal)
6. Woonsituatie en woon- en schoolomgeving ( woonsituatie binnen en buiten; woonomgeving;
grootstad, gebouwen, …; buurt: verenigingen, geloofsgemeenschap, …; mobiliteit: naar school/andere
7. Gezinssituatie ( gezinssamenstelling, migratieachtergrond van de (groot) ouders
8. Culturele diversiteit ( voedingsgewoontes, kledij, etniciteit, thuisgewoonten
9. Religie ( religieuze gewoonten en rituelen, feesten, levensbeschouwingen/religies/godsdienst van de
kleuters.
10. Interesses ( interesses en betrokkenheid, materialen die kleuters meebrengen naar school, ruimte
voor anders en meertalig thuismateriaal
11. Vooroordelen ( i.v.m. gender, uiterlijk, taal, woonsituatie, gezinssituatie, voeding, kledij, etniciteit
12. Stereotypen
Hierdoor verruimen je jouw eigen kijk op jouw leerlingen en hun mogelijkheden en krijg je een accurater beeld
van ieders vaardigheden, interesses en behoeften. Een beeld dat aansluit bij de realiteit en minder
problematisch is dan sommigen zich misschien voorstellen. Mogelijk om verder te bouwen op iemands
‘kunnen’, zijn talenten, in plaats van te vertrekken vanuit ‘niet-kunnen’, de tekorten.
Om diversiteit te kunnen observeren en herkennen is het belangrijk ook eens te reflecteren over je eigen
achtergrond: jouw zelfbeeld, jouw verbondenheid met je medestudenten, met je kleuters in de klas, jouw
sekserol, lichamelijke diversiteit, taaldiversiteit, gezinssituatie, woonsituatie, culturele diversiteit, jouw
voedingsgewoontes, thuisgewoontes, jouw kledingstijl….
Door in contact te komen met andere perspectieven, zal je blik verruimen en zal het makkelijker zijn om een
diversiteitsstimulerende grondhouding te ontwikkelen. Het aannemen van een onderzoekende houding, zich
laten verwonderen door nieuwe indrukken, het ontwikkelen van een bepaalde opmerkingsgave, ..
1.4 MEERVOUDIGE IDENTITEIT
Elk individu behoort tot een veelheid aan groepen, die een belangrijk aspect van de identiteit zijn: een
nationaliteit, een groep studenten, een groep mannen of vrouwen, een hobbyclub of jeugdbeweging, een
etnische groep, een taalgroep, een wijk, een sociale klasse,.. Het zijn allemaal referentiegroepen: groepen waar
ik vele dingen mee deel, die een stukje van mijn zelfbeeld hebben bepaald of bepalen.
Sommige van deze groepen hebben erg veel belang voor onze identiteit, voor wie we zijn, terwijl anderen niet
zo belangrijk zijn.
Definitie meervoudige identiteit:
• Onze diversiteit wordt bepaald door verschillende groepen waartoe we behoren of behoorden in het
verleden. Deze groepen zijn referentiegroepen, groepen die een stukje van mijn zelfbeeld hebben
bepaald of nog steeds bepalen.
• Identiteit is dynamisch.
• Het vormen van de identiteit staat los van anderen!
Relatie tussen meervoudige identiteit en vooroordelen:
2
,Lacina Van Malderen 2EBAKOB 2022-2023
Behoren tot deze groepen krijg je boodschappen mee over jezelf en de anderen die je identiteit beïnvloeden.
Anderzijds krijg je ook te maken met oordelen over de groep waartoe je behoort, oordelen die soms positief
maar soms ook negatief zijn. We kunnen dus allemaal wel eens slachtoffer zijn van vooroordelen.
Je begrijpt intussen wel dat het heel wat anders is wanneer één van je belangrijke referentiegroepen een
meerderheidsgroep of een minderheidsgroep is. In beide gevallen heb je te maken met vooroordelen vanuit de
buitenwereld, een stuk makkelijker om daar mee om te gaan als je met velen bent.
Wat in onze samenleving vaak gebeurt is het etiketteren van mensen alsof ze maar tot één ‘categorie’ behoren,
terwijl onze identiteit eigenlijk meervoudig is. Wie in één van zijn referentiegroepen op een bijzondere manier
gekwetst is, zal dit niet gauw vergeten.
Sommige mensen reageren daarop door die groep, die herkomst, zoveel mogelijk te verdringen, te doen alsof
ze niet bestaat, terwijl die voor anderen juist een plaats bovenaan in de persoonlijke waardenschaal zal blijven
behouden.
1.5 BELANG VOOR DE KLEUTERSCHOOL
De kleuterschool of het kinderverblijf is vaak de eerste plaats waar kinderen met diversiteit te maken krijgen.
De groep kinderen waar kleuters in terecht komen zijn dus een spiegel voor hun identiteit. Het is dus duidelijk
dat we in de kleuterschool ook met die vooroordelen te maken hebben, zowel van de kleuters zelf als van de
volwassen. Als gevolg dat kinderen soms beschaamd zijn, zich minderwaardig voelen en een negatief zelfbeeld
ontwikkelen.
Vanaf 4 à 5 jaar kunnen ze makkelijk kwetsende uitspraken aanduiden en leren inzien hoe mensen gekwetst
worden door houdingen, stereotiepe beelden en uitspraken. Het is dan ook onze taak als
kleuteronderwijzer(es) om kleuters kritisch te leren denken over vooroordelen. De houding die we daarbij
aannemen is zeer belangrijk!
1.6 VALKUILEN: KLEURENBLINDHEID EN TOERISME
Als kleuteronderwijzer(es) zal je steeds een evenwicht moeten bewaren tussen teveel nadruk leggen op
verschillen (toerisme) en te weinig aandacht hebben voor diversiteit (kleurenblindheid).
1.6.1 KLEURENBLINDHEID
Met kleurenblindheid bedoelt men de neiging die men heeft om verschillen te negeren of als onbelangrijk af te
schilderen.
1.6.1.1 HET GELIJKHEIDSIDEAAL
Kleurenblindheid uit zich in ‘kleurenblindheide uitspraken’ zoals: “Voor mij zijn alle kinderen gelijk. Ik maak
geen onderscheid!”
We denken vaak dat kinderen gelijk behandelen een rechtvaardig ideaal is in de opvoeding: “ iedereen gelijk
voor de wet!” Het gelijk behandelen van kinderen betekent vaak dat de kinderen zich moeten aanpassen aan
één norm en dat is dan meestal de norm van de groep waartoe ook de kleuteronderwijzer hoort.
1.6.1.2 ONGEMAK
Soms wel ongemakkelijk als kinderen verschillen opmerken en die spontaan verwoorden. Denken we aan een
kleuter die uitroept: “ Hé, die heeft precies een plastic been!”, “Wat een raar kindje”, “Waarom heeft Femke
twee mama’s?” Dat als volwassene vaak gênant, niet in het minst in het bijzijn van de betrokkene.
3
, Lacina Van Malderen 2EBAKOB 2022-2023
We hebben twee opdrachten: Enerzijds moeten we ingaan op de opmerkingen van het kind, verschillen
benoemen en bespreken. Anderzijds moeten we hen een spiegel voorhouden: hen leren wat kwetsend is en
wat niet, zonder hun natuurlijke nieuwsgierigheid op te offeren.
1.6.1.3 ETNOCENTRISME
Etnocentrisme: De eigen normen als maatstaf nemen en daarmee anderen beoordelen.
Het effect van zo’n etnocentrische houding is tweeërlei:
• Kinderen die tot een ‘minderheidsgroep’ behoren, voelen zich in hun eigenheid tekort gedaan.
• Kinderen uit ‘meerderheidsgroepen’ wordt de kans ontnomen om met diversiteit om te gaan en zich
dus voor te bereiden op het leven in de samenleving, die sowieso divers is.
1.6.2 TOERISME
Toerisme:
• LK gaat bewust met die verschillen omgaan
• Vooroordelen worden versterkt
Verschillende speciale activiteiten:
- een interculturele dag
- een intercultureel feestje
o waarbij voor één keer muntthee wordt gedronken
Let op: het gaat niet over 1x muntthee drinken, maar hoe de activiteit naar voor wordt gebracht. In een groep
waar ouders nauw betrokken zijn bij de werking van de school en dus ook bij de voeding, kan er op regelmatige
basis een gevarieerd aanbod aan dranken en voeding worden voorzien, rekening houdend met de
thuisgewoonten. Daarbij kan het passen dat er af en toe muntthee wordt gedronken. De boodschap is op dat
moment een hele andere dan wanneer er steeds water gedronken wordt, behalve op die ene dag van het jaar…
Een kind van een bepaalde etnische afkomst wordt gezien als vertegenwoordiger van die cultuur
Een dergelijke aanpak legt de nadruk op:
- folkloristische of exotische verschillen
- zonder dat ze een band hebben met het leven van elke dag.
Naar de kinderen van de meerderheidsgroepen toe zit in deze aanpak een onderhuidse boodschap, namelijk
dat onze cultuur de ‘gewone’ is. Vanuit onze ‘normaliteit’ kunnen we onze interesse laten gaan naar wat
‘vreemd’ is. Naar de kinderen van de minderheidsgroep toe heeft dit het effect van stigmatisering.
Enkele richtlijnen die deze aanpak kunnen voorkomen:
- Vertrek van de realiteit en de concrete leefwereld
- Vertrek vanuit een BC dat hoort bij de alledaagse leefwereld
o VB: voeding, wonen, mijn familie, spelen,…
- Vermijd om te praten in ‘wij’ en ‘zij’ als het over culturele verschillen gaat
4