Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Samenvatting Kennistoets OWE 3 - Verpleegkunde - Alles in 1 + Alle leerdoelen - Cijfer 9.1 €8,29   Ajouter au panier

Resume

Samenvatting Kennistoets OWE 3 - Verpleegkunde - Alles in 1 + Alle leerdoelen - Cijfer 9.1

6 revues
 462 vues  34 achats
  • Cours
  • Établissement

De samenvatting bevat alle uitgewerkte leerdoelen die voortkomen uit alle lesweken binnen het onderwijs van OWE 3 - Gezond Leven. Elke leerdoel is extra uitgebreid omschreven en geeft jou zekerheid voor een hoge voldoende!

Aperçu 8 sur 126  pages

  • 13 janvier 2023
  • 126
  • 2022/2023
  • Resume

6  revues

review-writer-avatar

Par: anouksengers • 1 année de cela

review-writer-avatar

Par: alemmen1 • 1 année de cela

review-writer-avatar

Par: saouragh • 1 année de cela

review-writer-avatar

Par: xayakaa • 1 année de cela

review-writer-avatar

Par: jannedeblaauw • 1 année de cela

review-writer-avatar

Par: awolven2002 • 1 année de cela

avatar-seller
LESWEEK 1

 Kan benoemen wat hij/zij onder ‘gezondheid’ verstaat;
 Kent de diversiteit van het begrip ‘gezondheid’ m.b.v. disease - illness – sickness.
 Kan benoemen welke factoren van invloed zijn op gezondheid van mensen in het
algemeen en dit toepassen op haar/zijn eigen situatie.
 Kan m.b.t. gezondheid en gezond gedrag de norm benoemen waaraan voldaan moet
worden.
 kan omschrijven wat motiverende gespreksvoering is;
 kan de uitgangspunten van motiverende gespreksvoering benoemen;
 kan de verschillende technieken behorende bij motiverende gespreksvoering
benoemen;
 kan de 5 basisprincipes van motiverende gespreksvoering uitvoeren.
 kan vaststellen in welke fase van gedragsverandering de patient zit;
 kan reflecteren op zijn/haar performance.
 Kan vertellen wat de route is waarlangs voeding passeert en verteerd wordt, van
mond tot anus;
 Kan de algemene bouw van het maagdarmkanaal benoemen;
 Kan de functie van de mondholte en oesophagus uitleggen;
 Kan de functie en anatomie van de maag uitleggen;
 Kan de functie en anatomie van het duodenum en de pancreas uitleggen;
 Kan de functie en anatomie van de lever en gal, galwegen en -blaas uitleggen;
 Kan de functie van de dunne darm uitleggen;
 Kan de functie en anatomie van het colon uitleggen;
 Kan het principe van peristaltiek uitleggen;
 Kan de termen enterohepatische kringloop en first-pass effect uitleggen.

 Verpleegkundige diagnosen rondom voeding benoemen en voor deze diagnosen
toelichten welke beïnvloedende factoren een rol spelen
 Berekeningen uitvoeren bij 24-uurs vochtbalans en cumulatieve vochtbalans
 BMI berekenen en interpreteren
 Procedure en aandachtspunten bij het inbrengen van een neus-maagsonde
 Procedure en aandachtspunten bij het verwijderen van een neus-maagsonde
 Problemen en complicaties die zich kunnen voordoen bij een neus-maagsonde en
hoe je dan moet handelen
 Procedure en aandachtspunten bij het toedienen van sondevoeding met een pomp
of spuit via neus-maagsonde
 Veiligheidsaspecten die belangrijk zijn bij een neusmaagsonde
 Procedure en aandachtspunten bij het verzorgen van een PEG-sonde
 Procedure en aandachtspunten bij het toedienen van sondevoeding met een pomp
of spuit via een PEG-sonde
 Veiligheidsaspecten die belangrijk zijn bij een PEG-sonde
 Problemen en complicaties die zich kunnen voordoen bij een PEG-sonde en hoe je
dan moet handelen

,LESWEEK 2
 kent de termen epidemiologie, morbiditeit, incidentie, prevalentie, mortaliteit, Qaly
en Daly
 kent meest voorkomende gezondheidsproblemen bij mensen met diabetes
 heeft een methodische beschrijving van het gezondheidsprobleem (MBG) gemaakt
over Diabetes Mellitus.
 Kent de begrippen primaire, secundaire en tertiaire preventie
 Kent het begrip therapietrouw en kan deze toepassen op de casus
 Weet welke zorgtechnologie kan worden toegepast om therapietrouw te bevorderen
 Weet uit welke stappen de GVO-cyclus bestaat
 Kan een gezondheidskundige analyse uitvoeren in relatie tot de casus van mevrouw van
Dongen
 de eerste drie stappen van het model van gedragsverandering toepassen in een
voorlichtingsgesprek
 de basisprincipes van motiverende gespreksvoering uitvoeren in een
voorlichtingsgesprek met een patiënt/cliënt
 vaststellen in welke fase van gedragsverandering de patiënt/cliënt zich bevindt
 vanuit betrokkenheid gevoeligheid tonen voor de wensen van de patiënt/cliënt en daarop
passend en persoonsgericht reageren
 gezond gedrag bevorderen en ondersteuning bieden bij het realiseren van een gezonde
leefstijl
 voorlichting geven over leefstijl en gezondheid bevorderende vaardigheden
 reflecteren op zijn performance
 kent de fysiologie van de glucosehuishouding in het menselijk lichaam;
 kent het ziektebeeld diabetes mellitus en het onderscheid tussen type 1 en 2;
 is bekend met de etiologie en risicofactoren van diabetes mellitus type 2 (DM2);
 kent de adviezen en in grote lijnen het medicatiebeleid bij DM2;
 begrijpt de farmacokinetiek van insuline preparaten;
 kent de bijwerkingen en aandachtspunten bij insuline-gebruik.
 Kan de hoeveelheid toe te dienen insuline berekenen;
 Kan de relatie tussen leefstijl en diabetes uitleggen;
 Kan het belang van het bepalen van de bloedglucosespiegel bij een cliënt met
diabetes uitleggen;
 Heeft zich georiënteerd op soorten zelfmanagementhulp(middelen) waar een patiënt
met diabetes gebruik van kan maken;
 Kan een injectie met behulp van insulinepen toedienen;
 Kan een cliënt de vaardigheid Toedienen van Injectie met behulp van insuline pen
instrueren;
 Kan bij een medestudent de bloedsuikerwaarde bepalen;
 Kan het belang van het bepalen van de bloedsuikerwaarde motiveren.


LESWEEK 3
 Wanneer je kunt zeggen dat iemand een psychiatrisch probleem heeft;
 Hoe sociale factoren psychisch (on)welbevinden kunnen beïnvloeden;
 Wat voor jou belangrijk is als je als verpleegkundige in de psychiatrie gaat werken;
 Kent de stappen van een gezondheidskundige analyse en heeft deze uitgevoerd bij
psychotische stoornissen

,  Kent de volgende begrippen met betrekking tot epidemiologie: morbiditeit,
incidentie, prevalentie, mortaliteit en kan deze toepassen op psychotische
stoornissen;
 Kent de aspecten van het ASE-model;
 Kan het ASE-model toepassen op de casus van Rob Dijkman
 Kan benoemen wat de gedragsdeterminanten zijn bij menselijk gedrag met behulp
van het ASE model;
 Kan het ASE model toepassen bij ‘therapietrouw’.
 MGV/ MI gespreksvaardigheden toepassen in een voorlichtingsgesprek;
 In een voorlichtingsgesprek gedragsdeterminanten vaststellen, gebruik makend van het
ASE model;
 kent het belang van de opname van koolhydraten, lipiden en proteïnen vanuit de
voeding;
 heeft kennis van het begrip basaalmetabolisme;
 kent naast de BMI ook de middelomtrek meting als methode om een oordeel te
vormen over de mate van overgewicht;
 kent etiologische factoren voor het ontstaan van obesitas;
 kent de (mogelijke) complicaties van obesitas;
 kent de aspecten waaraan aandacht besteed moet worden in de voorlichting aan en
ondersteuning van mensen met obesitas die gewicht moeten verliezen. Daarbij de
nadruk op leefstijlverandering;
 kan beschrijven wat het metabool syndroom is;
 kan risicofactoren benoemen voor het ontstaan van een metabool syndroom.

 Heeft inzicht in de oorzaken van het ontstaan en het genezingsproces van wonden
 Kan wonden beoordelen met behulp van WCS-model en TIME-model
 Kan de rode wond volgens protocol verzorgen en de aandachtspunten benoemen
 Kan de redondrain volgens protocol verzorgen en de aandachtspunten benoemen
 Kan de hechtingen volgens protocol verwijderen en de aandachtspunten benoemen
 Kan complicaties bij wonden benoemen


LESWEEK 4
 Kan een terugvalpreventie plan schrijven voor casus Rob (stap 7 gedragsbehoud)
 kent het begrip therapietrouw en kan deze toepassen op de casus.
 Kan benoemen welke gezondheidsproblemen en verpleegproblemen een rol spelen
bij een psychotische stoornissen
 Kan inadequate coping signaleren en interventies inzetten
 kent het Stages of change model en kan deze toepassen op de casus van Rob Dijkman
 kent stap 1 t/m 7 van het model van gedragsverandering
 heeft stap 1/m 7 van het model van gedragsverandering uitgewerkt voor de casus
van Rob Dijkman en deze opgenomen in het voorlichtingsplan voor Rob Dijkman
 Heeft een voorlichtingskaart opgesteld m.b.t. de casus Rob
 Kan een actieplan opstellen met implementatie-intenties en deze toepassen op de
casus Rob
 kan de indeling van het zenuwstelsel benoemen;
 kan de effecten van het sympatisch en parasympatisch zenuwstelsel benoemen;
 begrijpt het hypothalamus-hypofyse systeem;

,  kent de functie van de hersenstam;
 kan uitleggen hoe het zenuw- en hormoonstelsel samenwerken in de regulering van
de bloeddruk;
 kan uitleggen wat onder de primaire en secundaire hersenschors wordt verstaan;
 kent de functie van het cerebellum;
 kan de efferente en afferente route van motorische en sensorische prikkels
beschrijven;
 kan uitleggen wat een reflex is en hoe deze verloopt.
 Kan wonden beoordelen met behulp van WCS-model en TIME-model
 Kan het behandelingsprincipe van een gele en zwarte wond benoemen.
 Kan benoemen welk verbandmateriaal gebruikt wordt bij een gele en zwarte wond
en welke principes hierbij gehanteerd worden.
 Kan de werkwijze van het verzorgen van gele en zwarte wonden benoemen.
 Kan een gele en zwarte wond, volgens protocol, verzorgen.


LESWEEK 5
 heeft een MBG gemaakt over dementie;
 kent de verschillende fasen van dementie;
 heeft een beeld van de impact van dementie op het leven van de patiënt.
 heeft verschillende websites beoordeeld op bruikbaarheid voor voorlichting bij
patiënten met dementie, mantelzorgers en zorgverleners.
 Weet welke zorgtechnologische hulpmiddelen kunnen worden ingezet in de
thuissituatie bij mensen met dementie
 Heeft kennis van het begrip mantelzorger en overbelaste mantelzorger en kwetsbare
ouderen.
 kent het begrip coping en hiermee samenhangende de begrippen als stressoren,
draagkracht en draaglast in kaart brengen;
 kan (over)belasting vaststellen bij een mantelzorger, onder anderen aan de hand van
de vragenlijst EDIZ.
 heeft een MBG gemaakt over dementie;
 kent de verschillende fasen van dementie;
 kent verschillende websites met voorlichtingsmateriaal;
 heeft verschillende websites beoordeeld op bruikbaarheid voor voorlichting bij
patiënten met dementie, mantelzorgers en zorgverleners.
 kent de samenstelling van het menselijk bloed;
 kan de functie van de verschillende typen bloedcellen benoemen;
 is bekend met het ABO stelsel en de Rhesusfactor;
 begrijpt de bloedstolling (hemostase);
 kent de verschillende soorten antistolling medicamenten;
 kan verklaren hoe deze medicamenten op de bloedstolling ingrijpen;
 is bekend met de medische terminologie voor verschillende bloedingen;
 kent de risicofactoren voor trombose;
 kent de diagnostiek en behandeling van een DVT;
 kan benoemen wat een ulcus cruris is.
 Het onderscheid tussen een veneuze en een arteriële ulcus cruris aangeven en
uitleggen;
 De relatie tussen veneuze reflux en oedeem uitleggen;

,  De mogelijke behandelingen van een ulcus cruris beschrijven en toelichten;
 Beschrijven en toelichten hoe ambulante compressietherapie toegepast wordt en
wat de belangrijkste aandachtspunten/kritiekpunten hierbij zijn;
 De verschillende materialen die gebruikt worden benoemen;
 Het verschil tussen lange rek en korte rek zwachtels uitleggen;
 Motiveren waarom een arterieel ulcus niet gezwachteld mag worden;
 Leefregels benoemen die het risico op het ontstaan van een ulcus cruris beperken;
 Algemene factoren benoemen die de genezing van een ulcus cruris positief kunnen
beïnvloeden;
 Indicaties en contra-indicaties benoemen met betrekking tot het compressief
zwachtelen.


LESWEEK 6
 Kan een delier herkennen en weet welke verpleegkundig interventies hij kan inzetten bij
een delier
 Weet wat er verstaan wordt onder grensoverschrijdend gedrag
 Kent de basis techniek om, om te gaan met weerstand
 kent de risico’s van vallen bij ouderen;
 kan deze risico’s herkennen en kent passende maatregelen tegen vallen;
 kent de gevolgen voor vallen bij ouderen;
 kent de term vrijheidsbeperkende maatregel;
 kent de wetten die een rol spelen bij vrijheid beperkende maatregelen;
 kan een ethisch dilemma formuleren omtrent het thema ‘vrijheidsbeperkende
maatregel’.
 kan zijn voorlichtingsplan verantwoorden aan groepsgenoten;
 kan een voorlichtingsgesprek voeren met een patiënt naar aanleiding van een zelf
opgesteld voorlichtingsplan;
 kan reflecteren op zijn performance.
 kan tijdens de MI fase 4 van gedragsverandering toepassen
 kent de anatomie en fysiologie van de nieren en in het bijzonder het nefron;
 kan de neuro-hormonale regeling van de nierfunctie beschrijven;
 kan de rol van de nieren in de regulatie van de vochtbalans en bloeddruk
beschrijven;
 kent de anatomie en fysiologie van de urinewegen en blaas;
 is bekend met de termen dys-, strang-, poly-, oligo- en anurie en kan onderliggende
oorzaken ervan benoemen.
 Kan maatregelen ter preventie van vallen benoemen;
 Kan uitleggen hoe zorgtechnologie de autonomie van de patiënt kan ondersteunen;
 Kan diverse loophulpmiddelen benoemen met de daarbij behorende eisen en
gebruikshandleidingen;
 Heeft inzicht in de mogelijkheden en beperkingen van de actieve tillift;
 Heeft inzicht in de mogelijkheden en beperkingen van de passieve tillift (zowel met 2-
als met 4-punts juk);
 Kan de kritieke punten van een met de actieve en de passieve transfer benoemen;
 Kan toelichten welke eisen er aan de mogelijkheden van de patiënt gesteld dienen te
worden bij het gebruik van de actieve tillift;
 Kan toelichten welke eisen er aan de mogelijkheden van de patiënt gesteld dienen te
worden bij het gebruik van de passieve tillift;
 Kan toelichten wat de functie van de mobiliteitsklasse is;

,  Kan benoemen welke mobiliteitsklassen er zijn en welke bewegingsmogelijkheden
per klasse beschreven zijn;
 Heeft inzicht in de theoretische achtergronden bij zwachtelen;
 Kan benoemen welke materialen gebruikt worden bij zwachtelen en kan de keuze in
zwachtels onderbouwen;
 Kan de werkwijze van het zwachtelen van stompe en conische lichaamsdelen en van
gewrichten en lichaamsdelen met gelijke omtrek benoemen;
 Weet hoe verschillende lichaamsdelen op de juiste manier gezwachteld moeten
worden.


LESWEEK 7

 Kent de belangrijkste kenmerken van het stervensproces
 Kan deze kenmerken verwoorden naar familie van een patiënt
 Heeft zich een beeld gevormd van hoe naasten te begeleiden in de stervensfase van een
dierbare en welke informatie hierbij te gebruiken.
 Weet wat de verschillende fases inhouden: palliatieve, terminale en stervensfase.
 Weet wat je als verpleegkundige kunt betekenen in deze fases.
 Kent de theorie van het voeren van een slecht nieuwsgesprek met de mantelzorger van
een terminale patiënt;
 Weet hoe om te gaan met de emoties van de zorgvrager en hoe daarin de-escalerend te
reageren
 weet wat wordt bedoeld met het begrip “vergrijzing”;
 kent de belangrijkste oorzaken hiervoor en kan de implicaties van de vergrijzing voor
het eigen (toekomstige) beroep toelichten;
 kan de kenmerken van een geriatrische patiënt benoemen en toelichten en kan
uitleggen hoe deze kenmerken de processen van diagnostiek en behandeling kunnen
beïnvloeden;
 kan voorbeelden noemen van meetinstrumenten die worden gebruikt om het
functioneren van geriatrische patiënten in kaart te brengen;
 kent de belangrijkste veranderingen in de farmacokinetiek en farmacodynamiek bij
geriatrische patiënten en kent de gevolgen hiervan voor de farmacotherapeutische
behandeling;
 kan uitleggen waarom het vermalen van medicatie niet altijd een goede oplossing is
bij patiënten met slikproblemen;
 kan het belang van en de overwegingen rondom leefstijlveranderingen bij ouderen
toelichten;
 kan het proces van veroudering op orgaanniveau beschrijven in algemene zin en
toegespitst op een specifieke patiënt.
 Kan benoemen aan welke criteria een juiste gebitsverzorging moet voldoen;
 Kan risicogroepen voor mondconditie benoemen;
 Kan beoordelen of een patiënt bij een risicogroep voor mondproblemen behoort;
 Kan gevolgen van en complicaties bij een slechte mondconditie benoemen;
 Weet welke observatiepunten er zijn bij als je een mondscreening doet en deze
uitvoeren;
 Kan beoordelen of de vaardigheid ‘het verzorgen van het gebit’ juist wordt uitgevoerd;
 Kan de patiënt op respectvolle wijze informeren over de kwaliteit van de
mondhygiëne en de patiënt hierin advies geven;
 Kan aangeven hoe de verschillende protocollen en richtlijnen omtrent
decubituspreventie in de praktijk gebruikt kunnen worden;

,  Kan de belangrijkste punten wat betreft oorzaken, lokalisatie en preventie van
decubitus benoemen;
 Kan benoemen hoe je het Internationaal NPUAP- EPUAP
decubitusclassificatiesysteem met onderverdeling in categorie I t/m IV toepast;
 Kan benoemen hoe je de Bradenschaal toepast;
 Weet wat wisselligging is en kan dit toepassen.




LESWEEK 1

 Kan benoemen wat hij/zij onder ‘gezondheid’ verstaat;

Gezondheid is het algemene welbevinden van een persoon, waarbij
rekening wordt gehouden met fysieke, mentale en emotionele aspecten.
Het begrip gezondheid is dus niet alleen gebaseerd op het afwezig zijn van
ziekte of aandoeningen, maar omvat ook een goede fysieke en mentale
conditie, een evenwichtig voedingspatroon, voldoende beweging en slaap,
en het vermogen om met stress en emotionele uitdagingen om te gaan.

,  Kent de diversiteit van het begrip ‘gezondheid’ m.b.v. disease - illness – sickness.

het begrip 'gezondheid' kan op verschillende manieren worden
geïnterpreteerd en heeft dus ook verschillende aspecten. Zo kan het
begrip 'gezondheid' worden onderscheiden in de volgende begrippen:

 Disease: Dit betekent letterlijk 'ziekte' en verwijst naar
aandoeningen of afwijkingen van het normale functioneren van het
lichaam. Diseases kunnen van nature voorkomen, maar kunnen ook
het gevolg zijn van externe factoren, zoals een infectie of
blootstelling aan schadelijke stoffen.
 Illness: Dit betekent letterlijk 'ziekte' en verwijst naar de ervaring
van ziekte of onwelbevinden. Het gaat hier dus om de subjectieve
beleving van ziekte of pijn, die afhankelijk is van de persoonlijke
waardering en het begrip van de betrokkene.
 Sickness: Dit betekent letterlijk 'ziekte' en verwijst naar het feit dat
iemand ziek is of ziekteverschijnselen vertoont. Het gaat hier dus om
de objektieve waarneming van ziekte of pijn, die niet afhankelijk is
van de persoonlijke waardering of het begrip van de betrokkene.

Het begrip 'gezondheid' kan dus zowel betrekking hebben op het afwezig
zijn van ziekte (disease), op de subjectieve ervaring van ziekte (illness) als
op de objectief waarneembare aanwezigheid van ziekte (sickness).
Daarnaast kan gezondheid ook betrekking hebben op andere aspecten,
zoals fysieke conditie, mentale welbevinden en emotionele balans.


 Kan benoemen welke factoren van invloed zijn op gezondheid van mensen in het
algemeen en dit toepassen op haar/zijn eigen situatie.

Er zijn verschillende factoren die van invloed zijn op de gezondheid van
mensen in het algemeen. Sommige van deze factoren zijn:

 Genetische factoren: Sommige ziekten of aandoeningen kunnen
erfelijk zijn en dus beïnvloed worden door genetische factoren.
 Levensstijl: De manier waarop we leven, zoals onze voeding,
beweging, slaap en stressniveau, kan van grote invloed zijn op onze
gezondheid.
 Sociale omstandigheden: De sociale omstandigheden waarin we
leven, zoals onze inkomens- en opleidingsniveau, ons woon- en
werkomgeving en onze sociale relaties, kunnen ook invloed hebben
op onze gezondheid.
 Omgeving: Factoren in onze omgeving, zoals luchtverontreiniging,
klimaat en beschikbaarheid van gezonde voedingsmiddelen, kunnen
ook van invloed zijn op onze gezondheid.
 Ziekteverwekkende agentia: Ziekteverwekkende agentia, zoals
bacteriën, virussen en schimmels, kunnen ook van invloed zijn op
onze gezondheid.

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur belend024. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €8,29. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

72841 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€8,29  34x  vendu
  • (6)
  Ajouter