Hoofdstuk 1: onderwerp en probleemstelling
Onderwerp kiezen: je kiest iets waarin je afdeling of vakgroep gespecialiseerd is.
Zodra je het onderwerp gekozen hebt voer je verkenning uit. Hierbij stel je de vragen:
Past onderwerp binnen onderzoekskader van het vakgebied of opleiding?
Is het onderwerp geschikt om te onderzoeken met gegeven randvoorwaarden?
o Randvoorwaarden: beschikbare gegevens, tijd, budget, begeleiding,
onderzoekspopulatie.
Is het onderwerp relevant?
Wie heeft belang bij als onderzoek gedaan wordt?
Wat is er al bekend over het onderwerp?
Is onderzoek naar het onderwerp ethisch verantwoord.
Inperken van onderwerp: je bepaalt de algemene discipline waarbinnen je het onderzoek
uitvoert. Binnen gekozen discipline bepaal je welke aspecten je gaat onderzoeken. Op basis
van bestaande onderzoeken kijk je of het onderwerp nog verder ingeperkt moet worden.
Probleemstelling: aanleiding van het onderzoek + korte schets van de situatie, probleem of
de onduidelijkheid die centraal staat.
Klinisch probleem: vormt vaak aanleiding voor onderzoek. Nadruk ligt meestal op een
van de 4 domeinen:
o Etiologie: oorzaken of determinanten (risicofactoren of risico-indicatoren) van
aandoening centraal.
o Diagnose: gericht op verschijnselen die indicatie of voorspelling geven van
aanwezigheid van bepaalde aandoening.
o Prognose: factoren die van invloed zijn op verdere beloop van ziekte.
o Therapie of interventie: je bekijkt de effectiviteit van een therapeutische
interventie of behandeling of richt je je op de effectiviteit van een interventie
om het ontstaan van ziekten te voorkomen (preventie).
Vragen voor jezelf bij formuleren probleemstelling:
o Wat is het probleem/ situatie waarover je uitspraken wil doen?
o Wat is de aanleiding hiervoor?
o Hoe groot is het probleem/ hoe vaak komt situatie voor?
o Wie zijn er betrokken?
o Op welke manier kan onderzoek bijdragen aan het oplossen/ veranderen van
probleem/ situatie?
Doelstelling: geeft relevantie van onderzoek aan en legt de onderzoeker een
verantwoording af voor het onderzoeken.
Geeft antwoord op vragen:
o Waarom wordt onderzoek uitgevoerd?
o Wat wordt bereikt met onderzoek?
o Wat is het belang van de kennis die met dit onderzoek opgedaan wordt?
o Welke bijdrage levert het resultaat aan de oplossing van kennis- en praktische
problemen?
o Wie heeft belang bij het onderzoek?
Theoretische relevantie: als het onderzoek leidt tot nieuwe beschrijvingen/
verklaringen of als het een bepaalde theorie aan een kritische beschouwing
onderwerpt.
,Onderzoek in de gezondheidszorg
o Theorie: uitspraak/ samenhangende reeks van uitspraken waarmee
verschijnselen verklaard en voorspelt kunnen worden.
o Fundamenteel onderzoek: onderzoek met hoge theoretische relevantie
(draagt vooral bij aan kennisvermeerdering).
Maatschappelijke relevantie: als onderzoek leidt tot oplossingen voor mensen (of
groepen mensen) in de maatschappij.
o Aanleiding is vaak een vraag uit de praktijk en heeft dan als doel om door
kennisvermeerdering bij te dragen aan praktische oplossingen voor bepaald
probleem.
o In doelstelling wordt beschreven hoe mensen van onderzoek kunnen
profiteren.
o Toegepast of praktijkgericht onderzoek: als onderzoek hoge maatschappelijke
relevantie heeft.
Bij het formuleren van de doelstelling moet rekening gehouden worden:
o Het moet haalbaar zijn.
o De gewenste consequenties liggen binnen bereik van onderzoekers.
o Formulering van doelstelling is specifiek, niet te vaag/ te breed.
Vraagstelling: beschrijft wat er onderzocht wordt. Antwoord van de vraagstelling is van
belang bij bereiken van doelstelling en bevat een of meerdere onderzoeksvragen waaruit
deelvragen (delen onderzoek op in hanteerbare eenheden) zijn afgeleid.
Vraagtypen (van eenvoudig tot zeer complex):
o Definiëren: aangeven van bepalende kenmerken van het onderwerp.
o Beschrijven: eigenschappen of kenmerken van het onderwerp.
o Vergelijken: verschillen tussen twee of meer groepen of situaties.
o Verklaren: oorzaken van gevonden verschillen of verbanden. Je gaat na of
verband causaal is (oorzaak-gevolgrelatie).
o Voorspellen: voorspellen van gevolgen van een bepaalde aandoening of
maatregel.
o Evalueren: onderzoeken van effect van maatregel of interventie.
o Voorschrijven: opstellen van maatregelen of richtlijnen. Hiervoor is de
verkregen kennis nodig van eerdere, minder complexe vraagtypen.
Formuleren onderzoeksvraag PICO.
o Patiënt: over welke patiënten wil je uitspraken doen?
o Intervention: interventie of behandeling waarvan effect onderzocht wordt,
etiologische of prognostische factor waarvan de relatie met uitkomst wordt
onderzocht of de diagnostische test die je wilt onderzoeken.
o Comparison: andere behandeling, factor of test waarmee je wil vergelijken.
o Outcome: welke uitkomst verwacht wordt/ centraal staat.
Formuleren deelvragen: ze moeten betrekking hebben op onderzoeksvraag en
beslaan samen alle onderdelen van onderzoeksvraag.
o Logische opbouw: meestal eerst definitie van probleem, daarna over
prevalentie (hoe vaak komt het voor) en vervolgens de verschillende
deelaspecten van de onderzoeksvraag.
Valkuilen bij formuleren onderzoeksvraag:
o Vraag ontbreekt
o Sluit niet goed aan op doelstelling
o Te vaag
o Te algemeen
2
, Onderzoek in de gezondheidszorg
o Te specifiek
o Niet eenduidig bevat te veel aspecten.
o Niet enkelvoudig geformuleerd bevat meerdere vragen.
o Bevat onbewezen of onjuiste veronderstellingen.
Hoofdstuk 2: theorie
Theorie: uitspraak of samenhangende reeks van uitspraken met een algemeen
geldend karakter. Is vaak gebaseerd op waarnemingen/ concrete gebeurtenissen.
Inductie: proces van concrete waarnemingen naar meer abstracte theorie. Vindt
plaats o.b.v. toevallige waarnemingen of door systematisch literatuuronderzoek.
Deductie: proces van abstracte theorie naar concrete hypothesen (globaal
onderzoeksidee omgezet in concrete onderzoeksvraag).
Hypothese: toetsbare stelling. Bestaat uit uitkomstverwachtingen of voorspellingen en
kun je dus niet voorspellen.
o Gerichte hypothese: vooraf is al een idee over richting die het verband aan zal
nemen.
o Ongerichte hypothese: als er vooraf geen duidelijke verwachtingen zijn.
Empirische toetsing: systematische wijze van gegevens verzamelen hypothesen
worden getoetst in werkelijkheid.
Empirische cyclus: proces waarbij theorievorming en het toetsen van theorie in
werkelijkheid elkaar steeds afwisselen.
Figuur 2: interventiecyclus
Figuur 1: empirische cyclus.
3
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur SophiaV. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €4,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.