Sociale psychologie
Kennismaking met de sociale psychologie
Studieobject van de sociale psychologioe
= moeilijk te beschrijven maar de def van Allport wordt vaak gebruikt: de wetenschappelijke
studie van de manier waarop de gedachten gevoelens en handelingen van mensen
beïnvloed worden door de feitelijke voorgestelde of je impliceerde aanwezigheid van
andere mensen
Het is een wetenschappeijke studie
want het zijn resutaten van een methodisch onderzoek
3 soorten mehodisch onderzoek
- Begrijpende = kwalitatief, gevalsstudies, gegevens zoals ze zijn verzamelen (bv welk
liedje heb je gehoord op het feestje via een vragenlijst)
- Correlationele of vergelijkende = een verband leggen tussen twee fenomenen
Positieve correlatie = meer, meer
Negatieve correlatie = meer, minder
Nulcorrelatie = geen verband
- Experimentele = equivalente of gelijkaardige groepen worden gecreerd, storende
variabelen worden uitgeschakeld, causale verbanden
OV = welke verandering is er?, welke manipulatie gebeurd er?
AV = gedrag dat gemeten wordt
Bv: Koen geeft 1 plantje water en hat andere mineralen, wat ga het snelste
groeien?
OV = water en mineralen
AV = groei van de plant
Verschil correlationele en experimentele methode: op basis van een correlationeel
onderzoek mag je niet zeggen dat B oorzaak is van A maar men mag wel een verband leggen
(bv hoe meer kinderen tele kijken, hoe meer agressief gedrag maar niet kinderen zijn
agressiever door tele te kijken) (correlatie causatie)
Het doorlopen van de empirische cyclus (= stappen die we overlopen om alledaagse kennis
wetenschappelijk te bestuderen, wetenschappelijk (bv ik stel een hypothese op, ik ga op
verschillende plaatsen waarnemen met verschillende aantal mesnen of zij echt wachten bij
wachtverzachters) is typisch voor een wetenschappelijke aanpak
Intuïtieve of alledaagse kennis = subjectief, niet wetenschappelijk (bv mensne wachten bij
een wachtverzachter want ik heb dat gezien dat men dat doet)
Negativity bias (negativiteitsdenkfout) = negatieve afwijking door evolutie te verklaren
(vroeger moest mijn op wat al onze overleving kon wegnemen focussen bv tijgers)
Dit is waarom media negativitijd gebruikt omdat mensen hier meer naar kijken
Niet alleen de taal van frans bestaat maar ook de taal van bv ervaring
,Gedachten, gevoelens en handelingen van mensen
Het ABC effect
- A affect = hoe we voelen
- C denken = hoe we over ons zelf denken
- B gedragen = hoe we ons gedragen
Bv meisje met pompon trui voelt dat ze wordt uitgelachen (A) meisje denkt om willen van
haar trui (C) meisje doet trui uit (B)
Beinvloed worden door de feitelijke, voorgestelde of geimpliceerde aanwezigheid van
anderen
Soorten beinvloedingen:
- Fysiek vlak (bv iemand staat in de aula met rugzak zwarte kleding in de tijden van
terroristische aanvallen)
- Indirecte of expliciete beinvloedingeen = voorgestelde manier (bv vragen aan
eenvriendin wat zij aandoet voor de omdat je niet weet wat je wilt aandoen, info dag
omdat je nog met ouders moet bespreken, extra theetje drinken
- impliciete beinvloeding = onrechtreekse manier (bv reclame, pijlen die de weg wijzen
in de ikea, er staat niemand die de weg aanwijst, de wave, hamsteren tijdens corona)
- Meerderheidsinvloed = bv man zet auto op ijs omdat iedereen het doet maar zou
kunnen breken door te veel gewicht
de definitie blijft onvolledig: we worden beinvloed maar we beinvloeden anderen ook, het is
niet altijd bewust (bv je steekt over en andere volgen). We worden via reclame, zuivere
psychologie en nog veel meer, het is een zeer breed terrein en beperkt zich niet tot een
apart soort sociale gedragingen
Onderscheid met de sociologie
sociologen hebben vooral oog coor de maatschappelijke of groepsgebonden kenmerken die
aanwijsbaar zijn in het gedrag
psychologen hebben vooral oog op het individu zelf
sociaal psychologe hebben oog op het individu maar dan wel voor zover het gericht is op of
beinvloed wordt door het gedrag van anderen, kijken vaak naar het individu en zijn
omgeving, zit er tussen in
Eigen plaats binnen de psychologie
Ontwikkelingspsychologen = gaan na hoe het gedrag in zijn verschillende aspecten evalueert
over de verschillende levensfasen
binnen de algemene psychologie worden basisprocessen van het gedrag zoals de
waarneming het geheugen en de emoties op zichzelf bestudeerd zonder in te gaan op
specifieke sociale invloeden, alleen met de persoonljkheidspsychologie kunnen wel een
sconflicten ontstaan omdat beide disciplines de verklaring voor het gedrag vanuit een heel
verschillende hoek benaderen
,Persoonlijkheid psychologen = hebben vooral oog voor de innerlijke factoren die aan de
basis kunnen liggen van het gedrag, hier wordt gesproken van dispositionisme, gedrag
wordt door hen verklaard adhv 1 bron, de aanleg van de persoon (het gedrag zou over
situaties heen stabiel zijn)
Sociaal psychologen = zoeken deverklaring eerder in de externe factoren die op het individu
inwerken, hier wordt gesproken van situationisme
interactionisme tussen beide bestaat, ttont het belang aan van een multidisciplinaire
aanpak (bv Pieter helpt iedereen in zijn omgeving omwille van groot persoonlijkheidsgevoel)
Men mag niet psychologie als excuss gaan gebruiken (bv iemand niet helpen bij een ongeval
omdat ik iemand ben die afwacht)
Enkele belangrijke evoluties
Kenmerken van bij het ontstaan:
- een sterke experimentele traditie: in de sociale psychologie wordt vaak gebruik
gemaakt van exp
exp Norman triplett (eerste exp): zo goed mogelijk presteren bij een eenvoudige taak
de prestaties waren beduidensd beter in de sociale conditie dan wanneer ze de
taak alleen moesten uitvoeren (Max Ringelmann ondervond het omgekeerde, zijn
exp was ei de allereerste maar zijn resulaten werden later gepubliceerd)
- nauwe band tusse theorie en praktijk: veel van het theoriegeorientereerde
onderzoek is ontstaan vanut de confrontatie met toevallige gebeurtenissen of als
antwoord op maatschappelijke problemen die dringend naar een oplossing zochten
(bv gedurende de 2de oorlog)
latere aandachtspunten:
- ethische aandachtspunten: internationaal werd een code opgesteld waaraan
onderzoekers zich moeten aanhouden omdat er onderzoeken werden gedaan die
niet ethisch verantwoordelijk waren (elke deelnemer moet geinformerd worden en
als ze bepaalde el nog niet kunnen zeggen moet dat er zeker na gebeuren
- culturele verscheidenheid: het is moeilijk te veralgemenen voor de hele wereld
omdat mensen in een andere cultuur leven, bij replicatieonderzoeken wordt
duidelijk aangegeven hoe ze het hebbe aangepakt, wie de deelnemers waren,.. zodat
ze het makkelijk kunnen nadoen in andere culturen
crossculturele psychologie = de wetenschap die speccifiek onderzoek det naar de
manier waarop diversede wetenschap gedragsaspecten beinvloed worden door de
cultuur mensen opgroeien
Geert Hofstede maakt een onderscheid tussen culturen
individulistische cultuur = mensen die erg gesteld zijn op hun
onafhankelijkheid
collectivistische cultuur = mensen die meer gericht zijn op de gemeenschap
- belang van biologische factoren: naarmate de jaren is er een toenemende interesse
gekomen naaar de biologische kant dat zich heeft ontwikkelt tot het vak sociale
neuropsychologie (later ontwikkelt omdat er anderes nog maar weinig beinvloeding
zou zijn vanuit de persoon zelf of zijn omgeving)
, - inschakelen van nieuwe technologieen: bv computers maken onderzoeken ethischer,
correcter,..
bv
exp kameleoneffect:
conditie 1: men doet de gesprekspartner na
condtie 2: men doet de gesprekspartner niet na
de persoon die imitatie hanteerdt ( in conditie 2) werd veduidend positiever
geavalueerd (computer kon perfect het imitatiegedrag registreren
Obsessief sociaal = wij zijn van nature uit heel sociaal, op een andere manier en meer dan bv
de meest sociale insecten
Sociale deprivatie = je prikkels worden ontzegd (bv je wordt geisoleert)
Exp: kinderen in weeshuis die worden geïsoleerd zijn niet volledig ontwikkeld neurologisch
gezien
Sociale paradox = je hebt contact nodig maar langs de andere kant vermijd je dit (bv je gaat
niet vaak naast iemand zitten in de trein maar men laat paar stoelen er tussen)
Amigtallen = bv mevr haar amigtallen werken niet meer en ze komt te veel in depersoonlijke
ruimte bij anderen
Groepsnormen
hoe normen ontstaan
Soorten normen:
- impliciet (onuitgesproken): bv wachten met taart aansnijden tot iedereen er is
- expliciet: bv handen goed wassen in coronatijd
- top down normen= normen die zijn ontstaan in een kleine groep en vervolgens
opgelegd aan de hele groep
- bottem up normen= normen die zijn ontstaan binnen heel de groep
van bovenaf opgelegde normen = een norm die wordt opgelegd door iemand die
boven jou staat, normen hebben vaak een hierargische structuur (bv docenten
bepalen de normen in de aula tijdens hun les, dit kan verschillen van docent tot
docent)
- normen die spontaan ontstaan binnen de groep = vaak onbewust, vaak impliciete
regeltjes (bv uur overleggen met mama)