DEEL 3
Vierluik: bewegen in de les LO, bewegen in de klas bewegen op de speelplaats en andere (zoals thuis en
hobby’s)
Je gaat constant samenwerken tussen je hersenen, je spieren… Je zintuigen spelen hier ook een grote rol. Door
vaak met de bal te gooien, leer je hoe hard je moet gooien.
Als je een goede hersenontwikkeling hebt, ga je goed je spieren kunnen gebruiken.
Als je zintuigen goed ontwikkelen, kunnen ze meer info geven aan de spieren. Maar ook andersom!
Als je kinderen ondersteboven laat hangen en dan rechts of links/boven of onder laat aanduiden, zijn ze
gedesoriënteerd, want ze hebben zoiets vanbuiten geleerd.
Van reflex tot intentioneel bewegen
Je wordt geboren en je hebt primaire reflexen
Vb. kijken naar rechts, dan strekt je rechterarm
Vb. Ruimte
Vb. Legt de basis voor de lateralisatie (deze verdwijnen als je 4-6 maanden oud bent, maar er blijven resten, vb.
Als je leert fietsen, en je mama roept je, kijk je en trek je met die arm aan je stuur en val je OF vb. Fouten
overschrijven van het bord, mijn arm wilt strekken, want mijn ogen kijken naar het bord).
Daarna komen er posturale reflexen = deze komen er door veel bewegingskansen te bieden. (vb. 1x mogen
gooien naar basketring, lukt misschien niet. Als je hierop mag oefenen, zal het beter lukken)
Maxi-cosi zorgt ervoor dat kinderen zich minden vrij kunnen bewegen.
Vb. Hoofdrechthoudings-reflex. Je ogen focussen op een horizon. Heb je last met zwemmen onder water, dan
komt dit doordat je altijd de horizon van het water wilt zien.
Ons CZ gaat ervoor zorgen dat alles onder controle is.
Je hebt voor elke activiteit op school elke hersenhelft nodig. Met links letter begrijpen, met rechts zin
begrijpen. Je hebt kinderen die een tekst gelezen hebben en later niet kunnen uitleggen wat er in het verhaal
stond. Dit komt doordat de hersenhelften niet samengewerkt hebben.
Ei-schema:
- Reflexen staan onderaan, daar word je mee geboren. Stel dat je met een keizersnede geboren wordt,
dan heb je enkele reflexen niet, want deze worden moeilijker op gang gebracht.
- Het komt niet om te beurt aan bod, het versterkt elkaar.
Prefrontaal = redenen, strategieën bedenken… Motoriek staat niet alleen, hangt samen met frontaal,
sensorisch…
Er zijn weinig bewegingen die maar in 1 richting zijn, meestal een combinatie van assen.
1ste = rond eigen as, 2de = rond rekstok en 3de = radslag
GESELL: 4 ontwikkelingslijnen (vinden alle 4 tegelijk plaats)
1) Van kop naar voet: stilzitten, later stilstaan.
2) Van binnen naar buiten
3) Van enkelvoudig naar samengesteld: ik kan zingen, ik kan touwtjespringen… Later kan ik dit samen. Van alles
apart, naar alles samen. Eerst ademhaling, armbewegingen, dan beenbeweging.
4) Van totaal naar lokaal = eerst heel lichaam bewegen als je met een bal gooit, later kan je gewoon je armen
bewegen. Schrijven is heel lokaal, alles is stil behalve duim en wijsvinger.
Als kinderen knippen, beweegt hun mond mee.
MESKER: ontwikkelingsfase (komen allemaal achter elkaar, als het ene gedaan is, begint het volgende)
, 1) Slurffase: van koekje bijten en chocomelk wegzetten, hier gaan ze dan mee morsen.
2) Eten met 2 handen, schrijfdansen… ‘Spring met 2 voeten tegelijk van de grond’, als dit lukt weet je dat de
symmetrie goed zit.
! Er is een middellijn, je gaat deze niet overschrijden. Je pakt met het ene hand de parels rechts en met de
andere links. Je overschrijdt de middenlijn niet.
3) (Wordt opgestart in slurffase, want je laat onbewust de helften samenwerken vb. Bij kruipen)
Lateralisatiefase: ene kant van het lichaam doet iets anders dan andere, maar ze willen wel hetzelfde bereiken.
Vb. Schrijven met ene hand, blad vasthouden met andere hand. Je zou niet mooi kunnen schrijven als een van
deze 2 niet gebeurt. OF vb. Knippen: ene hand knippen, met andere een beetje meedraaien. Je kan niet met 1
hand knippen. 2 handen zijn bezig, dus 2 hersenhelften zijn bezig.
! Je kiest je voorkeurshand niet, die ontstaan zo. Je kan dit wel snel achterhalen door ze veel met 2 handen te
laten doen.
! De middenlijn wordt wel overschreden. (vb. Met rechts parels nemen aan beide kanten, en met links bordje
vasthouden)
4) (Vanaf 9j) Dominantiefase: handen zo goed laten samenwerken, dan kan ik terwijl ook iets anders. Mooi
schrijven en luisteren naar dictee. Je kan deze 2 niet samen beoordelen als dominantiefase nog niet goed is
(dus als goed schrijven bv. nog niet geautomatiseerd is)
EI VERDER UITGELEGD
Lichaamsbesef
Lichaamsidee: ‘jij kan daar zeker niet over, met uw korte beentjes’ Dan gaan kinderen denken dat ze het niet
gaan kunnen…
Proprioceptie
Evenwicht: ondersteboven hangen, op een balk lopen, op een kussen staan en op 1 been steen…
Lichaamscoördinatie: algemene (met mes en vork eten) + bilaterale
Grote motoriek: klimmen, gaan, duwen, sluipen, huppelen, gooien, hangen…
Oog-hand-coördinatie
Ruimte en tijdsperceptie: je bent zelf het middelpunt, vb. De juffrouw zegt, klapspelletjes…
Fijne motoriek en visuomotoriek (cirkel tekenen: je weet waar cirkel moet staan, je let erop dat hij 5cm
diameter is… )
DEEL 4
Nieuwe leerlijn zwemmen
Vroeger: watergewenning naar leren zwemmen.
Nu: leren overleven.
Ei-schema toegepast op zwemmen:
- Boven en onderkant zijn anders gecoördineerd.
- Reflexen: ademhalingsreflex + hoofdrechtingsreflex (ogen zoeken altijd de horizon) + grijpreflex (je
moet geen water grijpen, maar wegduwen)
- Evenwicht
- Lichaamsschema: je moet wel weten wat je hielen zijn als je wil leren om tijdens het zwemmen je
hielen naar je achterwerk te trekken.