Zahna Vanhorenbeke 2022-2023
Wero 2.1 samenvatting boek
hoofdstuk 2.2 systematiek
boek pagina 204 - 205
Taxonomie: ‘tak binnen de wetenschap’, het vinden, tellen, beschrijven,
benoemen en het indelen van organismen.
- We gaan dieren classificeren/ indelen op basis van met welk ander
dier ze verwant zijn.
- Belangrijk: kunnen afleiden welke soorten sterk verwant zijn. Dit
gebeurt aan de hand van DNA en RNA.
Fylogenie: ‘tak binnen de wetenschap’, het onderzoeken van de
ontstaansgeschiedenis van een groep organismen.
Cladogram/ afstammingsschema: model/ schematische voorstelling die de
afstamming weergeeft.
Systematiek: taxonomie + fylogenie. Een methode om soorten op basis
van kenmerken te rangschikken en op te delen op basis van hun
verwantschap. Geeft inzicht in de evolutionaire geschiedenis van het leven
op aarde.
- Systematiek is nog steeds continue in beweging! De natuur heeft
namelijk geen strikte grenzen.
- Mensen delen graag dingen (organisme, kleren,…) in, zo vinden ze
sneller dingen terug.
Classificeren: het trekken van grenzen tussen verschillende groepen.
boek pagina 206 - 209
Soort/ species: basiseenheid in een taxonomische opdeling.
Definitie van een soort: een groep van organismen die zich onder
natuurlijke omstandigheden kunnen voortplanten en waarvan de
nakomelingen ook kunnen voortplanten.
Soort taxonomisch in te delen: hiërarchische indeling gebruiken met elk
zijn eigen voorvoegsel:
- Rijk, afdeling, orde, familie, geslacht, soort.
Nomenclatuur: het systeem van wetenschappelijke naamgeving dat wordt
toegepast op organismen.
Regels bij de naamgeving.
- De soortnaam is tweedelig + bestaat uit Latijns/ gelatiniseerde
woorden:
1
,Zahna Vanhorenbeke 2022-2023
o Het eerste deel is de geslachtsnaam.
o Het tweede deel is specifiek voor elk soort.
o Bv: de mens = homo sapien.
boek pagina 210 - 211
Virus: hoeveelheid erfelijk materiaal (RNA of DNA) in een omhulsel van
eiwit.
- Virussen leven niet! Voeden zich niet, ademen niet, scheiden
geen afvalstoffen uit, groeien niet en staan niet in voor hun
voortplanting.
- Zeer gevaarlijk! Ziektes waar antibiotica niet bij helpt.
- Je kan enkele dagen, weken of jaren ziek zijn.
hoofdstuk 2.6 ecologie
boek pagina 507 - 511
Levensgemeenschap: verbintenis tussen planten + dieren + gebied waar
ze voorkomen.
- Elke soort stelt zijn eigen voorwaarden aan zijn omgeving en komt
dus niet toevallig voor op een bepaalde plaats.
- Bv levensgemeenschap: een sloot, natuurgebied nabij de stad,…
Biotische factoren: dieren en planten.
Abiotische factoren: niet-levende elementen van de natuur.
Ecosysteem: samenhang tussen de levende en niet levende natuur. Het
zijn allemaal radars die in elkaar passen die elk hun bijdragen leveren.
Biotoop: een specifieke woonplaats van een groep beïnvloede organismen.
Geografisch gebied waarin dieren leven.
- Bos, woestijn, savanne,…
Verschil habitat en biotoop: habitat omschrijft welke eisen een gebied
moet hebben voor een soort, een biotoop doet dat niet.
- Je vindt er specifieke omgevingsfactoren:
o Temperatuur
o Water
o Licht
o Organismen
Bv: vochtig hooiland biotoop
- Het is een vochtige en voedselarme plek met genoeg licht.
- Grote kans om er oranjetipje (vlinder) tegen te komen. Die zoekt er
een energierijke nectar maaltijd en misschien zelfs een partner. Na
de paring wordt het eitje afgezet (bij voedselkeur) op en
pinksterbloem.
2
,Zahna Vanhorenbeke 2022-2023
Als de rups genoeg gegeten heeft zoekt hij beschutting op bij en braam
plant om daar zich dan te ontpoppen in een vlinder. Zijn cocon ziet er net
zoals de stekel van de braam plant uit.
In de biotoop ‘vochtig hooiland’ horen de pinksterbloem en braam plant
tot het habitat van het oranjetipje.
Habitat: leefomgeving waar soort zijn voedsel verzamelt en zicht
voortplant.
Standplaats: de leefomgeving van planten.
- Sommige soorten komen in meerder biotopen voor!
Ecologie: de wetenschap die de relaties tussen organismen en hun milieu
bestudeer.
5 oorzaken biodiversiteitsverlies:
- Habitatfragmentatie
- Overexploitatie
- Invasieve soorten
- Vervuiling
- Klimaatverandering
boek pagina 511 - 516
Abiotische factoren in een ecosysteem:
- Vochtigheidsgraad
- Temperatuur
- Licht
- Nutriënten
- Zuur
- Graad
Vochtigheidsgraad:
- Wordt bepaald door de aanwezigheid van water en hangt samen
met temperatuur (verdamping) + bodemsamenstelling (mate waarin
het water opgehouden wordt).
- Planten in droge klimaten zijn erop gericht om zo weinig mogelijk
waterverlies te hebben.
- Water- en moerasplanten hebben hier echter geen probleem mee
maar kunnen wel een zuurstofgebrek krijgen.
- Planten bij een wisselende waterstand bv. sloot, plassen: de
waterviolier.
Temperatuur:
- Belangrijke invloed op de zaadkieming en groeisnelheid.
o Fotosynthese vereist een minimumtemperatuur.
- Bij dieren hangt de stofwisseling en andere levensverrichtingen in
belangrijke mate samen met de omgevingstemperatuur.
3
, Zahna Vanhorenbeke 2022-2023
o Bij de juiste temperatuur worden activiteiten vertoont, bv.
voortplanting. We kijken hierbij naar reptielen, insecten,
vissen,…
- Temperatuur en temperatuurschommeling hangt samen met het
voorkomen van soorten.
o Zandige substraten (woestijn) = overdag heeft en ’s nachts
ijskoud = temperatuurschommeling.
o Bos = bescherming: hoge luchtvochtigheid, vochtige strooisel
laag (bladeren, takken,…) + beschermend kroondek = amper
temperatuurschommeling.
Licht:
- Voorwaarde voor geslaagde fotosynthese.
o Bepaald alle plantaardige leven dat er voorkomt.
o Op bosbodem groeien planten die weinig licht nodig hebben
aangezien er maar 3% licht door het kroondek komt + de
planten zijn aangepast aan schaduwrijke omstandigheden.
Bostype speelt hier een belangrijke rol.
- De verschillende etages in een bos.
- Boomlaag: bestaat uit bomen, de hoeveelheid licht die beschikbaar
is vormt de kruin. In een bos groeien takken verticaal = naar et licht
toe = smalle kruin. Alleenstaande bomen hun takken groeien in alle
richtingen.
- Struiklaag: gevormd door houtige planten, stam net boven grond
vertakt + lage bomen. Hoe meer licht de boomlaag doorlaat hoe
meer struiken.
- Kruidlaag: planten met kruidachtige stengels en grote bladeren. Hier
vind je schaduwplanten (bv: varens, voorjaarsbloeiers, boshyacint).
- Moslaag: bodem van strooisel (bladafval, takken, twijgen,…) en
mossen. Houden grote hoeveelheden water vast = beschermen bos
tegen uitdroging. Groeien ze dicht opeen, in mossen kussentjes, dan
maken ze hellingen minder gevoelig voor erosie.
Nutriënten:
- De hoeveelheid voedingsstoffen in bodem/ water bepaalt mee hoe
goed plant groeit.
- Minerale bouwstenen = onmisbaar.
4