Goederen- en bijzondere overeenkomstenrecht
DEEL I: ALGEMENE BEGRIPPEN VAN HET VERMOGENSRECHT
Hoofdstuk 1: Vermogensrechten: persoonlijke en zakelijke rechten
§1 Inleiding
Vermogensrechten worden klassiek onderverdeeld in persoonlijke rechten, zakelijke rechten en
intellectuele rechten
Belangrijke consequenties van het onderscheid tussen persoonlijke en zakelijke rechten:
- verschillende verjaringsregime: persoonlijke vordering: 10 jaar, zakelijke vordering: 30 jaar
- territoriale bevoegdheidsregeling: persoonlijke vorderingen: voor de rechter vd woonplaats vd
verweerder, zakelijke vorderingen: voor de rechter vd plaats waar het goed gelegen is
- publiciteitsmechanisme: enkel zakelijke rechten moeten bekendgemaakt worden (waardoor ze een
grotere tegenwerpelijkheid hebben: de absolute gelding vd zakelijke rechten)
§2 De klassieke leer: een scherpe tweedeling
Klassieke leer: onderscheid tussen zakelijke en persoonlijke rechten is gelegen in de inwendige structuur
van het recht: zakelijke rechten verlenen heerschappij over een goed, persoonlijke rechten geven iemand
(SE) aanspraak op een bepaalde gedraging vanwege een andere persoon (SA)
Dus: persoonlijke rechten creëren een rechtsverhouding tussen twee rechtssubjecten, zakelijke rechten
creëren een rechtsverhouding tussen een rechtssubject en een rechtsobject
MAAR: deze zienswijze is niet duidelijk: ofwel moet men de subjectieve rechten omschrijven vanuit de
afdwingbaarheid ervan tegenover derden, ofwel vanuit de relatie ervan met goederen
De klassieke leer vermengt beiden door te impliceren dat zakelijke rechten niet afdwingbaar zouden zijn
tegenover personen, en persoonlijke rechten niets met goederen te maken zouden hebben
Nochtans kunnen ook persoonlijke rechten betrekking hebben op goederen (bv huurrecht), en kunnen
zakelijke rechten rechtsverhoudingen tussen personen doen ontstaan: tegenwerpelijkheid aan derden (bv
vruchtgebruik)
§3 De leer van het personalisme
De kritiek op de klassieke leer heeft geleid tot een subjectivering van zakelijke rechten: ze worden steeds
meer gedefinieerd in termen van subject-subjectverhoudingen
Planiol = grootste verdediger van het personalisme
Personalisme: een rechtsverhouding kan enkel bestaan tussen twee rechtssubjecten, nooit tussen een
rechtssubject en een goed (men kijkt niet naar de interne verhouding, maar naar de externe verhouding)
Dus: zowel zakelijke als persoonlijke rechten creëren een rechtsband tussen twee rechtssubjecten: ook
zakelijke rechten doen een verbintenisrechtelijke band ontstaan
- persoonlijk recht: verbintenis ten laste van één debiteur (relatieve werking)
- zakelijk recht: verbintenis ten laste van iedereen om zich te onthouden van een inbreuk op het
zakelijk recht (absolute werking)
1
,MAAR: deze leer verwart de interne kenmerken (bevoegdheden) met de externe kenmerken
(tegenwerpelijkheid)
Uit het feit dat persoonlijke rechten een rechtsverhouding creëren tussen twee bepaalde personen, is
afgeleid dat persoonlijke rechten geen gevolgen hebben in de verhouding tot derden
Maar: bij sommige persoonlijke rechten is er wel derdenwerking: bv derde-medeplichtigheid aan
contractbreuk: art 1382 oud BW
Dus: het bestaan van vorderingsrechten is wel tegenstelbaar aan derden
Zakelijke rechten zijn tegenwerpelijk aan derden door het loutere vervullen van een publiciteitsmaatregel:
- bij roerende goederen: bezit van het goed
- bij onroerende goederen: hypothecaire publiciteit
- bij schuldvorderingen: kennisgeving
Persoonlijke rechten zijn enkel tegenwerpelijk aan derden die kennis hebben van het bestaan van die
rechten
§4 De leer van het neopersonalisme: het onderscheid tussen eigendom en
beperkte vermogensrechten (kwalitatieve verbintenissen)
Ginossar = belangrijkste verdediger van het neopersonalisme
Neopersonalisme: bakent de zakelijke rechten af in termen van een verbintenisrechtelijke verhouding
Volgens deze theorie is het eigendomsrecht het meest verheven recht, dat de indeling tussen zakelijke en
persoonlijke rechten overstijgt
Eigendom = elke vermogensrechtelijk toebehoren, elke onttrekking van een goed aan de collectiviteit
Alle andere zakelijke en persoonlijke rechten worden omschreven in termen van verbintenissen
- aan zakelijke rechten beantwoordt een kwalitatieve verbintenis
- aan persoonlijke rechten beantwoordt een persoonlijke verbintenis
Kwalitatieve verbintenis = de verbintenis van (meestal) de eigenaar van het goed om de beperkingen op zijn
recht te eerbiedigen, aangegaan als eigenaar van het goed waarop het zakelijke recht betrekking heeft
Beperkt zakelijk recht = een bundeling van bevoegdheden die door de eigenaar moeten worden
geëerbiedigd omwille van zijn hoedanigheid van eigenaar
Een rechtsopvolger onder bijzondere titel (bv bij verkoop) verkrijgt de hoedanigheid van SA omdat hij de
hoedanigheid van eigenaar overneemt
Persoonlijke rechten gaan in beginsel niet over op de rechtsopvolger onder bijzondere titel
Door de relativiteit vd contracten gaan persoonlijke rechten enkel over op algemene rechtsopvolgers en
rechtsopvolgers onder algemene titel
MAAR: deze theorie wordt bekritiseerd omdat zij het eigendomsrecht wou uitbreiden tot alle
vermogensrechten: daardoor zou het eigendomsrecht zijn eigenheid verliezen
§5 De keuze vd wetgever: het numerus clausus-beginsel als formeel
afbakeningsmechanisme
1. Het numerus clausus-beginsel bij zakelijke rechten
2
,Vermogensrechten kunnen slechts zakelijke rechten zijn voor zover de wet ze als zakelijk recht erkent
Het goederenrecht laat niet toe dat partijen nieuwe, onbenoemde zakelijke rechten tot stand brengen
Het numerus clausus-beginsel maakt een louter formele afbakening tussen zakelijke en persoonlijke
rechten, waardoor de theoretische en inhoudelijke discussies over de afgrenzing irrelevant worden
Artikel 3.3 BW: het numerus clausus-beginsel krijgt twee dimensies:
- externe dimensie: partijen kunnen geen andere zakelijke rechten vestigen dan deze die door de
wetgever als zakelijke rechten zijn benoemd
- interne dimensie: partijen moeten bij de vestiging vd zakelijke rechten de wezenskenmerken vd
betrokken zakelijke rechten eerbiedigen (die in de definities van Boek 3 staan)
Artikel 3.3 BW onderscheidt vier categorieën:
- eigendomsrecht
- mede-eigendom
- zakelijke gebruiksrechten (ZG)
- zakelijke zekerheden (ZZ)
Zakelijke gebruiksrechten = zakelijke rechten die de titularis ervan een gebruiks- en genotsrecht verlenen
m.b.t. een welbepaald goed (bv erfdienstbaarheid, vruchtgebruik, erfpacht, opstal)
Zakelijke zekerheidsrechten = zakelijke rechten die hoofdzakelijk tot doel hebben de nakoming van een
schuldvordering te voldoen: verlenen de titularis enkel het recht om als eerste uitbetaald te worden uit de
opbrengst van het goed waarop ze betrekking hebben (bv retentierecht, pand, hypotheek)
Ook het eigendomsrecht krijgt tegenwoordig vaak de finaliteit van een ZZ, doordat het steeds vaker tot
doel heeft een schuldvordering te waarborgen: fiduciaire eigendom tot zekerheid
Het gesloten stelsel van zakelijke rechten heeft als gevolg dat de wilsautonomie geacht werd niet te spelen
bij zakelijke rechten
MAAR: dat is in de 20e E veranderd: wilsautonomie heeft meer ruimte gekregen, ook bij zakelijke rechten
Artikel 3.1 BW bepaalt eigenlijk dat Boek 3 aanvullend recht is, met twee uitzonderingen:
- bepalingen van dwingend recht (“niet tegenstaande enig andersluidend beding”)
- definities: bevatten de kernelementen van het zakelijk recht
2. Wilsautonomie bij persoonlijke rechten
Het numerus clausus-beginsel uit het goederenrecht staat in sterk contrast met het beginsel vd
wilsautonomie uit het verbintenissenrecht
In principe zijn contractpartijen vrij om de inhoud van een persoonlijk recht zelf te bepalen in de mate dat
ze hierbij niet ingaan tegen regels van O.O. of dwingend recht
Ze kunnen dus ook onbenoemde en gemengde overeenkomsten sluiten
Benoemde contracten: koop, huur, aanneming, lening, alle contracten tot overdracht/vestiging van een
zakelijk recht
Dit wettelijke kader is nochtans grotendeels suppletief recht
Onbenoemde contracten hebben geen wettelijke regeling (bv factoring, leasing)
3
, Gemengde contracten bevatten elementen van meerdere benoemde contracten (bv reiscontract tussen
toerist en reisbureau: aanneming (vervoer, rondleidingen), lastgeving (reserveren hotelkamers),
bewaargeving (bagage) …)
Absorptietheorie toe: naast het algemeen verbintenissenrecht zijn de regels van het meest dominante
contracttype van toepassing
Artikel 5.67 BW: distributieve/cumulatieve toepassing van regels: elke operatie (contractdeel) is in beginsel
aan de eigen regels onderworpen
De absorptietheorie is echter toch van toepassing wanneer een contract in bijkomstige orde bedingen
omvat die behoren tot een categorie die verschilt van degene waartoe het contract in hoofdorde behoort
Het volledige contract wordt dan, met de nodige aanpassingen, aan het regime van het hoofdbeding
onderworpen (bv de levering van een standaardkeuken met bijkomende installatie, wordt als verkoop
beschouwd)
Partijen kunnen echter wel een sui generis-regeling bedingen, waardoor de cumulatie- als de
absorptietheorie dan niet van toepassing is
3. Gesloten stelsel versus open stelsel
Partijen kunnen dus geen sui generis-contracten sluiten bij contracten tot vestiging van een zakelijk recht
De vrije wil vd partijen speelt in het goederenrecht echter wel een rol: de partijen hebben de vrijheid om
naar eigen goeddunken invulling aan hun zakelijk recht te geven, voor zover ze de wezenlijke kenmerken
van het zakelijk recht eerbiedigen (art 3.1 BW)
Hoofdstuk 2: Bijzondere kenmerken van zakelijke rechten
Zakelijke rechten hebben drie kenmerken:
- bescherming tegen insolvabiliteit
- volgrecht (= kwalitatieve karakter van een verbintenis)
- bescherming van het voorwerp van het zakelijk recht
§1 Bescherming tegen insolvabiliteit (accessoire zakelijke rechten)
Artikel 3.5 BW bepaalt dat zakelijke rechten zijn uitgerust met een ‘recht van voorrang’: ze worden niet
aangetast door de samenloop die ontstaat in geval van insolvabiliteit van degene die het goed onder zich
heeft
Artikel 3.4 BW bepaalt dat om de rangorde te bepalen tussen de zakelijke rechten van dezelfde aard op
eenzelfde goed, het anterioriteitsbeginsel moet worden toegepast:
- bij een roerend goed: een evenredige verdeling
- bij een onroerend goed: een rangregeling
Persoonlijke rechten zijn wel onderworpen aan de regel van gelijkheid van SE’s: de persoonlijk gerechtigde
loopt dus wel het risico van insolvabiliteit van zijn SA
De term ‘recht van voorrang’ beantwoordt echter niet aan de realiteit: de bescherming tegen insolvabiliteit
is niet te verklaren doordat de SE een recht van voorrang heeft in de samenloop, maar wel door het feit dat
het zakelijk recht geen deel uitmaakt van het vermogen dat aan samenloop onderworpen is
Zakelijke rechten blijven dus buiten de boedel
4