Het biopsychosociaal vs. het biomedisch denkmodel i/d kinesitherapie
Het biomedisch model
• Ziekte w gereduceerd tot een probleem in biologische processen
o Puur lichamelijke factoren
o Binnen het herstel zullen ze alleen op deze lichamelijke factoren focussen
• Impliceert scheiding lichaam & geest
o Kunnen elkaar niet beïnvloeden
o (onder invloed v/d kerk)
• Ontstaan 16de-17de eeuw
• Negeert invloed psychologische & sociale factoren op ontstaan & onderhouden ziekte
“Hoe meer schade, hoe meer pijn & hoe minder schade, hoe minder pijn”
=> niet correct → er is een duidelijke verschil in pijn en de klinische representatie v pijn. Al hebben 2 verschillende personen hetzelfde letsel, kan de ene
persoon toch meer pijn hebben dan de andere persoon. Pijn en weefselschade zijn geen synoniemen
Pijn ≠ weefselschade & weefselschade ≠ pijn
o Wil wel niet zeggen dat weefselschade niet kan bijdragen aan pijn
o Weefselschade is niet de enige bepalende factor v/h klinisch beeld v/e patiënt
• Stelt aandoening centraal & niet de patiënt
• Zorgde voor standaardisatie v diagnostische & therapeutische procedures
• Succesvol i/d bestrijding v tal v infectieziekten, waar vaak een directe relatie is tss ziekteverwekker & ziekte (bv. TBC)
• Kniepijn ↔ meniscusletsel of peesruptuur of…
• Vermoeid ↔ energieleveringsprocessen in lichaam dysfunctioneel, leverstoornis,…
• Kraakbeendegeneratie in lumbale facetgewrichten ↔ lage rugpijn
• Discus buldging ↔ lage rugpijn of nekpijn → nek-/rugschool
• Spierhypertonie M. Trapezius ↔ nekpijn
• Soms heb je een bepaald letsel zonder symptomen, zo zie je alleen bij een MRI scan pas wat je letsels zijn
o Wat moet je doen als kinesitherapeut?
▪ Behandel de patiënt, niet de scan resultaten
▪ Veel van die “abnormale” bevindingen zijn normaal voor het verouderingsproces, ze moeten niet per se gerepareerd worden
▪ Bespreek de beeldvorming van de P met de P, in de context van de asymptomatische populatie om angst van beschadiging te
verminderen
▪ Taal is belangrijk → spreek niet van degeneratieve verschijnselen of slijtage maar van normale leeftijd gerelateerde
veranderingen
• Rugklachten → men zag voor lange tijd belasting als de hoofd schuldige voor rugklachten
o Idee dat nog niet helemaal verlaten is → veel misvattingen
o Ideeën dateren uit de jaren 60 → vanuit onderzoek v dokter w een schema gemaakt over de hoeveelheid druk die zich in de
tussenwervelschijven bevindt → men had de redenen voor de rugklachten gevonden
o Hoe meer druk tussen de tussenwervelschijven, hoe feller en meer de
rugklachten
o De druk bij heffen, rechtstaan is hoog, bij liggen, zitten is de druk weer lager
o Dat sloot wel aan bij het klachtenbeeld van de P
o Druk bij wandelen is hoger dan bij staan, zitten → advies om te gaan liggen zou
voor verlichting moeten lijden
o Als je luistert naar de P → geven aan dat wandelen meestal tot minder
rugklachten lijdt
o Er is geen wetenschappelijk bewijs voor een “optimale” houding
o Wervelkolom is een heel robuuste en aanpasbare structuur die zich kan
aanpassen aan veel verschillende belastingen en houdingen
o Beste houding is er niet → het beste is om van houding te veranderen
o Rugschool is niet efficiënt bij rugklachten (preventief), de focus ligt heel fel bij weefselschade (bij rugschool en andere biomedische
processen)
o Wat wel doen bij acute lage rugpijn
▪ Correcte & volledige informatie geven, niet gaan focussen op weefselschade maar vooral geruststellen (bv. zeggen dat de
meest acute pijn maar een paar dagen duurt, aansporen om door te gaan met dagelijkse activiteiten, geen bedrust)
1
,• Cartesiaans model vs. hedendaags model
o Cartesiaans model → directe samenhang tss weefselbeschadiging & pijn
o Hedendaags → is niet het geval, er is niet maar 1 zenuwbaan van de stimulus tot de hersenen
▪ Men weet nu ook dat er banen zijn die vanuit onze hersenen zijn → stopt thv ruggenmerg →
kan ook invloed geven en pijn dempende stoffen afgeven
▪ Er zullen ook andere factoren zijn die kunnen bijdragen aan de versterking/verzwakking v/h
signaal dat binnenkomt → bv. eerdere ervaringen, verwachtingen, emoties, context, genetica,
omgevingsfactoren,…
Het biopsychosociaal model
• Holistische visie
• Lichaam & geest te onderscheiden, maar niet te scheiden
• P staat centraal
• Kwaliteit v leven gerelateerd aan gezondheid staat centraal
o Het functioneren v mensen op zowel fysiek als sociaal als psychisch vlak maar ook de subjectieve evaluatie
ervan
o Kwaliteit v leven bestaat uit objectieve & subjectieve aspecten
▪ Het gaat er niet om of een P kan traplopen of niet maar eerder over hoe belangrijk de P het vindt
• die factoren zijn biologische factoren
o Lichamelijke factoren
▪ Alles wat in direct contact komt met ons lichaam
▪ Bv. voedsel, de lucht die we inademen, andere organismen om ons heen
o Voorbeschikkende biologische factoren
▪ => die staan zo goed als vast
▪ Leeftijd, geslacht, huidskleur
o Bacteriën of virussen
o Leefstijl factoren
▪ Te weinig slaap of beweging, roken,…
o Onderhoudende biologische factoren
▪ Factoren die een bestaande klacht in stand houden
▪ Bepaalde leefgewoonten of eetgewoonten
• Psychologische factoren
o Alles wat te maken heeft met onze mentale gezondheid, onze gedachtegang, onze
gevoelens
o Beschikkende psychologische factoren
▪ Onze persoonlijkheid, bepaalde houdingen of vooroordelen, bepaalde
inzichten
o Toelonkende factoren
▪ Verdrietige gebeurtenissen die spanning opleveren
▪ Life events → + of –
o Onderhoudende factoren
▪ Onze gedachten over de klacht en motivatie om iets tegen de klacht te doen
• Sociale factoren
o Contacten met mensen
▪ Partner, gezin, vrienden, collega’s, ploegmaten,…
o Beschikkende factoren
▪ Cultuur, religieuze gemeenschap, vriendenkring
▪ Heeft sterke invloed op hoe we onszelf zien en hoe we onszelf zien in relatie met anderen
o Uitlokkende factoren
▪ Sociale gebeurtenissen of interacties die het ontstaan van een klacht in gang zetten of hieraan kunnen bijdragen
▪ Bv. kinderen die veel leren vanuit directe omgeving door gedrag te kopiëren
o Onderhouden factoren
▪ Zorgen dat het moeilijk w om de klachten te herstellen
▪ Bv. iedere poging tot herstel w bestraft door de omgeving
▪ Bv. wanneer je met zorg & aandacht omringd w wanneer je ziek bent maar als je gezond bent krijg je nauwelijks aandacht →
het kan voor de persoon miner aantrekkelijker om beter te worden
2
, • Voorbeeld bij interactie tss de verschillende factoren → een jongen v 8 jaar die voor aanhoudende pijnklachten kwam, thv de voet en alle beeldvorming
was negatief en de artsen hadden niet veel raad. Anamnese → mama hield hem thuis van school en volgde thuis onderwijs, hij speelde ook geen basket
meer → hij bewoog niet veel meer → daardoor was hij in gewicht toegenomen
• Integratie kennis uit:
o Biologie (medische wetenschappen)
o Psychologie
o Sociologie
o Biologische psychologie & psychofysiologie
o Psychosomatiek
o Sociale psychologie
o Sociobiologie
Het vreesvermijdingsmodel
• Belang v/d verschillende componenten i/h biopsychosociaal model
• Men vertrekt vanuit nociceptie (kan mogelijk tot pijn lijden) → indien er pijn optreedt kan de P
het als felle pijn of minder felle pijn beschouwen → mensen die dan prioriteit geven aan
gevalideerde levensdoelen volgen een goede weg en revalideren. Maar als je als P de pijn als heel
schadelijk ervaart en je prioriteit is om pijn te controleren, krijg je een negatief effect op pijn
representatie → de P heeft angst en zal een link creëren tss bepaalde activiteiten en pijn en men
zal een angst creëren voor het uitvoeren van die bepaalde activiteiten en er zal vermijdingsgedrag
en zal het interfereren met bepaalde belangrijke doelen wat naar nog meer negatieve emoties zal
lijden → nog meer pijn
Het pijnmodel v Loeser
• Nociceptieve pijn
o Nociceptie
o Pijngewaarwording (in het brein)
o Pijnbeleving
o Pijngedrag
• Nociceptie
o Gevaarprikkel
o Bv. een wonde door een snede, zonnebrand, botfractuur
o Stoffen komen vrij → verlagen prikkeldrempel v/d zenuw
o Ontstaan v nociceptieve pijn
▪ Prikkel w omgezet i/e elektrisch signaal & door de zenuw naar het ruggenmerg
gevoerd (in de dorsale hoorn v/h ruggenmerg)
▪ Op dit moment is nog altijd geen sprake v pijn
▪ Thv het ruggenmerg → boodschappen komen aan en kunnen vertrekken richting
het brein, maar er is ook een baan vanuit het brein → de signalen vanuit het brein
kunnen het “soepje” in de synapsen wijzigen (nog altijd geen pijn) → die plek thv de
synaps thv de ruggenmerg moeten we bekijken als een soort volumeknop die open
of toe gedraaid kan w → inkomende signalen kunnen versterkt of verzwakt
doorgegeven w naar het brein of kunnen geblokkeerd w
▪ Het zijn die banen die bij faciliterende stoffen gaan afgeven naar de volumeknop die
dat mee gaan bepalen hoeveel of in welke mate signalen w afgegeven of getransporteerd w richting het brein en of er
uiteindelijk pijn zal zijn
▪ Gebeurt in een fractie v/e seconde
▪ Alleen wanneer het signaal aankomt in de cortex voelt men pijn
3