Drugsfenomenen
INHOUD
Het drugsfenomeen is een integrale benadering. De drie grote pijlers zijn:
Farmacologische werking/effecten van (il)legale drugs
Het beleid: vraag- en aanbodzijde
Drugsmarkten
Partim Prof. Van Bocxlaer
Soorten (il)legale drugs, voorkomen, gebruikswijze, kenmerken, werking, effecten (psychofarmacologie)
Partim Dr. Favril
Vraagzijde: druggebruikers
Interventies
o Preventie
o Vroeginterventie
o Hulpverlening
o Harm reduction
Partim Prof. Colman
Geïntegreerd (inter)nationaal beleid
Herstel en desistance
Aanbodzijde
o (online) drugsmarkten
o Productie en handel
Partim Prof. Decorte
Drugsmarkten en -organisaties
Criminalisering druggebruik
Politiek en maatschappelijk debat
Examen
Schriftelijk examen, gesloten boek
Open vragen (MC bij Prof Van Bocxlaer)
Analoog met cursus: 4 delen (elk 25% totaalscore)
1
,BELGISCH DRUGSBELEID
Valt onder drugsbeleid: drugsoorlog Antwerpen (Heroïne, cocaïne), alcoholgebruik, druggebruik achter het stuur
(hogere cijfers, niet meer druggebruik, maar de controles nemen toe en de pakkans werd dus groter), legalisering
cannabis, witwaspraktijken via nagelsalons/brasserieën etc.
Het drugsfenomeen
Gaat niet enkel over het middel zelf, maar heeft te maken met heel veel verschillende zaken. Een eerste dimensie
dat in verband wordt gebracht is gezondheid. Alcohol en drugs hebben een invloed op je lichaam. Het gaat ook over
de gezondheid van de algemene bevolking (volksgezondheid). Geïnjecteerde naalden kunnen andere personen
besmetten met hepatitis B. Tweede dimensie is economie (illegale economie). Deze handel moet ook witgewassen
worden, wat een impact heeft op een legale economie. Illegaal en legaal (farma-industrie, alcohol- en tabak
industrie) kun je niet scheiden van elkaar, ze zijn met elkaar verbonden door vb. witwassen. Je hebt ook een sociale
dimensie; je gaat snel eentje gaan drinken/roken in de sociale dimensie. Het sociaal functioneren; soms gaan
mensen met stress of door sociale impact (kansarmoede) sneller drugs/alcohol gebruiken. Tot slot is er ook een
veiligheidsdimensie, waarbij er vier soorten druggerelateerde criminaliteit zijn:
- Overtredingen drugswetgeving
- Systemische criminaliteit: geweld op hoog niveau
- Verwervingscriminaliteit: personen die geweld plegen om in hun verslaving te voorzien
- Psychofarmocologische criminaliteit: onder invloed geweldfeiten plegen
Hierbij is ruimte voor aanbod- en vraagzijde. Aanbod gaat over de productie en handel van de drugs, vraagzijde gaat
over het druggebruik. Aan de vraagzijde kun je drugstoerisme vinden: je gaat naar Nederland naar een coffeeshop en
je gaat drugs meenemen naar België. De veiligheidsdimensie heeft heel veel linken met de illegale drugeconomie:
georganiseerde criminaliteit, terrorisme (IS onder invloed van amfetamine bij het vechten of terroristische groepen
die om zichzelf te financieren aan drugshandel deden) en militaire conflicten (Colombia), maar ook middelenverkeer
in het verkeer en druggerelateerde overlast op pijnpunten vb. bepaalde parken in een stad of in uitgaansbuurten.
Veiligheidsdimensie is een hele grote dimensie.
De ene dimensie hangt vaak samen met de andere, je kunt ze niet los zien van elkaar. Je moet de verschillende
domeinen met elkaar betrekken, maar ook de verschillende domeinen; het internationaal domein (op vlak van de
globalisering vb. productie illegale middelen zoals cocaïne, heroïne, hasj (aanbodzijde): drugstoerisme (vraagzijde)) is
ook zeer belangrijk, het stopt niet aan de Belgische grens. Regionaal heb je de tussenhandel, op lokaal niveau
detailhandel (straatdealers). Dat maakt drugsfenomenen complex en veelzijdig.
Je drugsbeleid moet alle beleidsdomeinen
meenemen om je beleid te vormen. Anders
gaat er nooit een voldoende antwoordt
vinden op je drugsfenomeen. Maar je moet
ook je beleidsniveaus betrekken en in België
zijn dat er heel veel. Internationaal is dat
belangrijk, maar ook Federaal/lokale
besturen/Provincies hebben impact op beleid
van drugsfenomeen dus ze moeten ook
meegetrokken worden. Dat samen moet ook
een goede afstemming tussen de
verschillende beleidsdomeinen en
beleidsniveaus moet zowel horizontaal tussen
2
,de verschillende beleiden en verticaal tussen de verschillende niveaus kloppen. Het drugsbeleid moet integraal (alles
betrekken) en geïntegreerd zijn.
Het internationaal kader
Drugs stopt niet aan de grenzen. Op een bepaald niveau 1961 beseften ze dat alle landen hiervoor moesten samen
zitten; hierdoor kwamen verschillende verdragen hieromtrent.
De eerste VN-verdragen (voorlopers)
Verdrag van Den Haag 1912: geen wereldgroot drugsprobleem, wel al handel, maar niet globaal. Paar landen
die qua gebruik problemen ondervonden, maar geen grote trafieken. Op vraag van de VS, maar een aantal
landen die het verdrag ondertekenden.
Verdragen van Genève 1925, 1931 en 1936: verboden om een biologische oorlog
Wereldwijde samenwerking tussen landen geconcretiseerd in drie (meer recente) VN gedragen. Op vandaag zijn er 3
verdragen die nog steeds gelden, België moet er ook rekening mee houden, want heeft ze ook ondertekend.
Enkelvoudig Verdrag van 30 maart 1961 inzake verdovende middelen en zijn protocol van 25 maart 1972:
geen enkel gebruik is toegestaan: behalve op wetenschappelijk/medisch gebruik. Voor het eerst werd
productie en handel strafbaar gesteld. Iedereen die dit ondertekende, moest dit opnemen in zijn wetgeving.
o INCB: controleren of lidstaten nakomen wat ze beloofden te doen qua straffen op dat vlak.
o Vierdelige lijst verdovende middelen
o Art. 4: wetgevende en administratieve initiatieven om verdovende middelen te beperken tot
wetenschappelijk en medisch gebruik.
o Art. 36: inbreuken in hun wetgeving als strafbaar feit omschrijven
Het Verdrag van Wenen 21 februari 1971 inzake psychotrope stoffen (hallucinogenen, amfetamines,
barbituraten, tranquilizers): het reguleren van psychotrope stoffen: industrie was zeer groot. Nog steeds van
toepassing, zelfde lijn van in 1961, maar minder streng wel ook art. 4 en 36.
VN-Verdrag van 20 december 1988: tegen sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen, want
groter worden handel en trafiek. Voor het eerst ging het om bezit van drugs/vraagzijde als een crimineel feit
werd bestreden op internationaal vlak. Handel + persoonlijk gebruik werden strafbaar gesteld. Tot hier
wordt vooral toegespitst op de veiligheidsdimensie.
1998: balanced approach: blik verruimd op verschillende dimensies zoals gezondheid en sociale aspecten.
Ook binnen de Europese Unie werden zaken aangepast, minder extreem zoals op VN. Het Schengenakkoord 14 juni
1985: grenscontroles vielen weg, maar hierdoor toename drugstoerisme. Art. 71: bestuurlijk en strafrechtelijk
tegengaan van illegale uitvoer, verkoop, verstrekking en afleveren van verdovende middelen. Art. 76: goed
nabuurschap -> om drugstoerisme tegen te gaan; beleid van Nederland (legalisering Cannabis), mag geen invloed
hebben op de andere lidstaten.
Verdrag van Europese Unie van Maastricht 1992
o Met het Verdrag van Maastricht verandert de EEG in de Europese Gemeenschap (EG). De
medebeslissingsprocedure wordt ingevoerd en de reikwijdte van de samenwerkingsprocedure wordt
vergroot, waardoor het Europees Parlement meer wetgevende en controlerende macht krijgt.
Verdrag Amsterdam 1997
o Met dit Verdrag werden het Verdrag betreffende de Europese Unie, de Verdragen tot oprichting van
de Europese gemeenschappen en sommige bijbehorende akten gewijzigd.
Opzet Early Warning system 1997
o Gevaarlijke drugs gaan detecteren. Alert uitgestuurd over de hele EU, werkt samen met labo’s die
aan de slag gaat met gevonden drugs of mensen die onder invloed komen op spoed. Het gaat om
preventieve info. Gaat enkel over drugs die dodelijk zijn.
EU-actieplannen sinds 1996 : drugsbeleid die inzet op preventie, hulpverlening en handhaving. Geen
wettelijk kader, zijn beleidslijnen. België moet zich er wel aan houden.
3
, 1-3: volgens thema
4-6: volgens overkoepling
Historiek Belgisch drugsbeleid
De basiswet van 24 februari 1921 Drugswet, sterk gewijzigd door de wet van 9 juli 1975. Nog niet de start van het
drugsbeleid! Wet gemaakt, omdat het opiumverdrag van de Haag in 1914 geratificieerd was. Er was nog geen
drugsprobleem, maar men wilde dit voorkomen. Het ging om verslavende en verdovende middelen, gifstoffen en
antiseptica (ontsmetting). Het gaat niet om specifieke drugs. We zitten na WOI en de bezorgdheid was vooral dat
soldaten die terug kwamen van het front problemen hadden op vlak van gebruik van medicatie etc. het
drugsfenomeen vandaag, lijkt niet meer op dat van toen. Tijdens de WOI, werd de prijs van alcohol heel hard naar
boven gehaald. Er zijn verschillende maatregelen gekomen dat je direct heel veel alcohol moest kopen, maar dat was
te duur. Dit had de bedoeling om het gigantische alcoholproblematiek tegen te gaan, maar heeft niet lang geduurd.
De drooglegging duurde 2 jaar onder Minister van Justitie E. Vandevelde 1918-1919.
Ontwikkelingen: in 1975 wordt gesleuteld. Wet 9 juli 1975 (grondige aanpassingen van wet 1921). Te zien in de
tijdsgeest en de regering die aan de macht kwam. Daarnaast was er een conservatieve tegenbeweging t.a.v. de
golden sixties. Internationaal was er een groeiende ongerustheid omtrent de drugshandel, want er was een groter
aanbod dan louter de klassieke drugs. Omtrent de wetten werd er geen onderscheid gemaakt tussen cannabis en
cocaïne en opiaten. Invoer enkele nieuwe bestraffingen en verzwarende omstandigheden. Er werd ook een
verklikkingsclausule ingevoerd, wat gold als verschoningsgrond. Deze wet werd in 2003 en 2014 opnieuw aangepast.
2003: had alles te maken met de indruk dat wij hadden dat cannabis legaal zou zijn. 2014: generieke drugs -> ‘legal
highs’: 1 molecule werd aangepast, waardoor de drug niet meer strafbaar was. Maar elke variant blijft ook strafbaar
(dit was de aanpassing).
Het effectieve drugsbeleid is begonnen in de jaren 90. In de jaren 80 was het drugsproblematiek nog geen politiek
thema. In de jaren 90 nam ook de criminaliteit in de steden en de politiek linkte dit met druggebruik. Onderzoek
nadien bewees dat dit niet het geval was, maar dat was wel de perceptie. De zwarte zondag kan ook hierin gekaderd
worden; waren fel tegen drugs. Op stedelijk niveau werd geld gegeven om drugs te weren.
Begin jaren 90: prioritair op de politieke agenda bouwstenen drugsbeleid sensu lato
Eerste helft jaren 90: verschillende beleidsinitiatieven zonder betrokkenheid voltallige regering of
afstemming
1995 federaal Actieplan Toxicomanie: 10 centrale punten over hoe we drugs moeten aanpakken. Er zijn heel wat
zaken gepasseerd tot we in 1996 een parlementaire werkgroep ‘drugs’ kregen. (grondlegger Adolphe Prins). Hij
moest het probleem van drugsprobleem in België aanpakken (bottom up -> straatwerker/experts/wetenschappers
moesten dit verkondigen in het parlement: stand van zaken gemaakt en plan van aanpak) -> normaliseringsbeleid (je
gaat niet alles verbieden, maar ook niet alles gaat legaliseren ‘de gulden middenweg’) er werden duidelijke grenzen
gesteld: druggebruik kan, maar enkel in bepaalde omstandigheden. Bottom up ontstaan door invloed praktijk. Toen
werd ook een eerste onderscheid gemaakt tussen cannabis en andere illegale drugs. Cannabis zou minder
gezondheidsrisico’s hebben en weinig/minder druggerlateerde criminaliteit en overlast bezorgen. Drie premisses:
Normaliseringsbeleid
4