Politicologie
Hoofdstuk 1: Politiek en politieke wetenschap (p.17-40)
1.1 Politiek (p.17-19)
Aristoteles en Plato
Politiek: alles wat te maken heeft met het besturen van een samenleving
1.2 Variaties in politiek (p.19-25)
1.2.1 Politiek en territorium
Territorium: gemeenten, provincies, regio’s, landen, internationale organisaties van
landen
Samenlevingen zijn territoriaal gebonden (grondgebied maakt een soevereine staat)
(cf. Vaticaanstad = staat, want grondgebied)
1.2.2 De verschuivende culturele grenzen van de politiek
Politiek is een dynamisch proces waarin evolutie mogelijk is.
1.2.3 De vormen en structuren van de politiek
Regime: classificatie van politieke vormen die gebouwd wordt op de vraag wat de
grote principes zijn die ten grondslag liggen aan het functioneren van een bestel
Democratisch regime: de macht is tijdelijk en verspreid over verschillende groepen;
de toestemming om regels te maken en op te leggen wordt verleend door het
verkiezen van vertegenwoordigers door de bevolking op wie de regels van toepassing
zullen zijn; een reeks fundamentele rechten wordt formeel erkend en beschermd
Autoritaire regimes: de macht is ligt bij één groep of persoon; de toestemming om
regels op te leggen wordt niet door de bevolking verleend; een reeks fundamentele
rechten wordt niet gerespecteerd
1
,Hoofdstuk 2: Staat en macht (p.43-69)
2.1 Wat is macht? (p.43-48)
Politiek = bindend (afdwingbaar, sanctioneerbaar): politieke regelgeving kan alleen
functioneren als ze vervolgens ook opgelegd kan worden aan de leden van de samenleving
Burgerlijke ongehoorzaamheid: individuele burgers of groepen burgers verzetten zich
principieel tegen een aantal regels, en geven daarmee aan dat zij het er niet mee eens zijn
Weber
Legitiem gezag:
1. Traditioneel gezag: berust op respect voor de traditie en gewoonte
2. Charismatisch gezag: berust op de persoonlijkheid van de machthebber, aan wie
bijzondere eigenschappen worden toegeschreven
3. Rationeel-legalistisch gezag: niet gebonden aan de persoon van de machthebber, maar
berust op respect voor de regels
2.2 Hoe macht meten? (p.48-54)
Lukes
Drie gezichten van macht:
1. Beslissen en bevelen
2. Agenda-setting: selectie van thema-punten op de politieke agenda
3. Ideologische hegemonie: achten van evidentie
Amartya Sen
Zonder machtsuitoefening zouden mensen al hun capaciteiten benutten
2.3 De macht van de staat (p.54-58)
De politiek is aanwezig in bijna elk aspect van de samenleving: openbare omroep, openbaar
vervoer, veiligheidsregels op het werk, subsidies voor culturele en sportcentra…
Vrijheidsbeperkend (conservatief) <-> ontplooiingskansen (links)?
2
, Monopolie op legitiem geweld (bv. politie, leger) MAAR ook politiek heeft regels rond
geweld
2.4 De grondwet (p.58-61)
Grondwet: een geschreven tekst waarin vastgelegd wordt hoe de regels zullen worden
uitgevaardigd, en door wie dat zal gebeuren + basisrechten en -vrijheden beschermd (België:
1831)
“gemoderniseerd” met socio-economische rechten (bv. recht op onderwijs, recht op een
gezonde leefomgeving…)
Rule of law (en dus niet van de heerser): bepaalt voor een groot deel de rechtpositie van de
Britse Burgers
Magna Carta (1215): historisch gegroeid geheel van teksten, rechten en verplichtingen in VK
Te kennen artikels van de grondwet:
Art. 1: België is een federale Staat, samengesteld uit de gemeenschappen en de gewesten.
Art. 2: België omvat drie gemeenschappen : de Vlaamse Gemeenschap, de Franse
Gemeenschap en de Duitstalige Gemeenschap.
Art. 3: België omvat drie gewesten : het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het
Brusselse Gewest.
Art. 4: België omvat vier taalgebieden : het Nederlandse taalgebied, het Franse taalgebied,
het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad en het Duitse taalgebied.
Art. 5: Het Vlaamse Gewest omvat de provincies Antwerpen, Limburg, Oost-Vlaanderen,
Vlaams-Brabant en West-Vlaanderen. Het Waalse Gewest omvat de provincies
Henegouwen, Luik, Luxemburg, Namen en Waals-Brabant.
Art. 10: Er is in de Staat geen onderscheid van standen. De Belgen zijn gelijk voor de wet;
zij alleen zijn tot de burgerlijke en militaire bedieningen benoembaar, behoudens de
uitzonderingen die voor bijzondere gevallen door een wet kunnen worden gesteld. De
gelijkheid van vrouwen en mannen is gewaarborgd.
3
, Art. 11: Het genot van de rechten en vrijheden aan de Belgen toegekend moet zonder
discriminatie verzekerd worden. Te dien einde waarborgen de wet en het decreet
inzonderheid de rechten en vrijheden van de ideologische en filosofische minderheden.
Art. 33: Alle machten gaan uit van de Natie. Zij worden uitgeoefend op de wijze bij de
Grondwet bepaald.
Art. 58: Geen lid van een van beide Kamers kan worden vervolgd of aan enig onderzoek
onderworpen naar aanleiding van een mening of een stem, in de uitoefening van zijn
functie uitgebracht.
Art. 59: Behalve bij ontdekking op heterdaad kan geen lid van een van beide Kamers,
tijdens de zitting en in strafzaken, worden verwezen naar of rechtstreeks gedagvaard voor
een hof of een rechtbank, of worden aangehouden dan met verlof van de Kamer waarvan
het lid deel uitmaakt.
Art. 62: De samenstelling van de kiescolleges wordt door de wet geregeld. De verkiezingen
geschieden volgens het stelsel van evenredige vertegenwoordiging dat door de wet wordt
vastgesteld. De stemming is verplicht en geheim. Zij heeft plaats in de gemeente,
behoudens de bij de wet te stellen uitzonderingen.
Art. 64: Om verkiesbaar te zijn moet men : 1° Belg zijn; 2° het genot hebben van de
burgerlijke en politieke rechten; 3° de volle leeftijd van achttien jaar hebben bereikt; 4°
zijn woonplaats hebben in België. Geen andere voorwaarde tot verkiesbaarheid kan worden
vereist.
Art. 96: De Koning benoemt en ontslaat zijn ministers. De federale Regering biedt haar
ontslag aan de Koning aan wanneer de Kamer van volksvertegenwoordigers, bij volstrekte
meerderheid van haar leden, een motie van wantrouwen aanneemt die een opvolger voor
de Eerste Minister voor benoeming aan de Koning voordraagt, of een opvolger voor de
Eerste Minister voor benoeming aan de Koning voordraagt binnen drie dagen na het
verwerpen van een motie van vertrouwen. De Koning benoemt de voorgedragen opvolger
tot Eerste Minister, die in functie treedt op het ogenblik van de eedaflegging van de nieuwe
federale Regering.
Art. 97: Alleen Belgen kunnen minister zijn.
Art. 98: Geen lid van de koninklijke familie kan minister zijn.
Art. 99: De Ministerraad telt ten hoogste vijftien leden. De Eerste Minister eventueel
uitgezonderd, telt de Ministerraad evenveel Nederlandstalige als Franstalige ministers.
4