Invasieve zorg (bloedname)
= Doorprikken v/d huid en slijmvliezen intravasale zorg en therapie (doorboren van huid om naar vene te komen).
Wat is een bloedafname?
Ingreep waarbij bloed wordt afgenomen, d.m.v. een naald uit een ader (=vena punctie) of met lancet/priknaaldje uit
onderhuidse capillaire venen (= capillaire punctie) of via een geplaatste veneuze of arteriële katheter. Een bloedpunctie kan
dienen als:
Proefpunctie: bloedonderzoek
o Onderzoek t.c.v. hoeveelheid normale stoffen in bloed en opsporen aanwezigheid anti- en vreemde stoffen.
o Voor diagnosestelling, om evolutie v/e ziekte na te gaan of om uitwerking van behandeling op te volgen. Het
bloed is de barometer van de lichaamstoestand!
Evacuerende punctie: donor, aderlating, wisseltransfusie
o Bloeddonor
o Aderlating (venasectie of flebotomie): Therapeutische verwijdering van hoeveelheid bloed (<10%) om bepaalde
aandoeningen van bloed en bloedvormende organen te kunnen behandelen, o.a. bij polycytemie (overproductie
RBC) of bij hemochromatose (te veel ijzer in).
o Wisseltransfusie (exsanguinatie): Zieke bloed wordt hier gefractioneerd ontnomen en vervangen door gezond
bloed. Men heeft ongeveer 3X het bloedvolume nodig. Een wisseltransfusie kan worden toegepast bij o.a. een
hemolytische ziekte of sikkelcelziekte.
Wat zijn enkele kenmerken van bloed?
Totaal bloedvolume= man 5-6L & vrouw 4-5L.
Het is een bindweefsel dat bestaat uit:
o Vloeibaar deel (plasma): Water, eiwitten, suiker, vetten, zouten, hormonen, vitaminen en eindproducten van
stofwisselingen plasma zonder stollingseiwitten = serum
o vaste bestanddelen (bloedcellen): erythrocyten (RBC), leukocyten (WBC) en trombocyten (bloedplaatjes).
Het is licht alkalischlichaamscellen kunnen alleen bij fysiologische pH (7,35-7,45) leven (homeostase).
Er kunnen onderzoeken gedaan worden op verschillende soorten stalen:
o Gestold bloed: Stolsel wordt gescheiden d.m.v. centrifuge. Het serum/plasma dat overblijft gaat naar labo.
o Vol of ongestold bloed: in opvangrecipiënt zit anticoagulantia (bv. EDTA, Natriumcitraat, Heparine).
Speciale onderzoeken hebben specifieke vereisten o.v.v. opvangrecipiënten of bijzondere aandachtspunten.
Wat zijn de soorten bloedonderzoeken?
1. Hematologie:
Cytologisch onderzoek:
o omvat de telling van aantal:
RBC met bepaling van Hb en hematocriet (verhouding volume RBC t.o.v. totale bloedvolume).
WBC met bepaling v/d formule leukocyten (=hoeveelheid ≠ soorten Wbc).
bloedplaatjes/trombocyten
o klinisch belang: opsporen van aandoeningen van bloedcellen:
Erythrocyten en hemoglobine : anemie (bloedarmoede)
Hematocrietwaarde: hulpmiddel bij differentiële diagnose van aandoeningen van erytrocyten,
belangrijk bij evaluatie van vultoestand van lichaam.
Leukocyten:
Leukocytose (> 10.000/mm3)
- goedaardig: infecties
- kwaadaardig: leukemie
Leukopenie (< 4000/mm3) door bv. AB, antipyretica, schildklierremmer
Agranulocytose: (vnl. neutropenie = neutrofielen <2.500/mm3) door bv. beschadiging beenmerg
(zware infectieziekten, cytostatica, radiotherapie)
Trombocyten: te veel gevaar voor agglutinatie; te weinig purpura
, Testen nodig voor een bloedtransfusie:
o Bloedgroepbepaling en rhesusfactor noodzakelijke testen alvorens er bloed kan toegediend worden.
Voor definitief vaststellen v/d ABO/RhD-bloedgroep dienen er min. 2 onafhankelijke afnames
uitgevoerd worden; bloedgroep donor moet compatibel (verenigbaar) zijn met v/d ontvanger.
De kruisproef: laatste proef voor bloed kan toegediend worden en is nodig om RBC v/d donor (zak) en
plasma v/d patiënt te controleren op aanwezigheid van onregelmatige RBC-antistoffen.
Indien kruisproef positief is (=reactie), kan transfusie niet doorgaan en wordt er nog een bijkomende
test gedaan de directe coombstest= opsporen van incomplete antistoffen op RBC.
o Klinisch belang:
Vermijden van bloedtransfusiereacties als in bloed van receptor antistoffen zitten tegen erythrocyten v/d
donor kan leiden tot ernstige complicaties bij ontvanger, nl. hemolyse v/h bloed.
o Verpleegkundig aandachtspunt:
Steeds vers bloed afnemen bij de ontvanger!
Indien patiënt meerdere bloedtransfusies nodig heeft, is kruisproef slechts geldig wanneer deze
uitgevoerd wordt met vers genomen bloedstaal bij patiënt. Deze gekruiste bloedeenheid moet binnen
de 72u na kruisproef toegediend worden titer v/d antistoffen bij receptor gaat met tijd sterk dalen
dat ze bij de kruisproef niet meer kunnen worden opgemerkt.
Deze titer kan door het “boostereffect” van volgende transfusie op korte tijd sterk stijgen en tot een
bloedtransfusiereactie leiden.
Sedimentatie/bezinkingssnelheid:
o Het meet snelheidstijd die RBC nodig hebben om naar bodem van bloedtube te zakken.
o Klinisch belang:
Bij niet specifieke ontsteking zakken RBC sneller, door veranderde samenstelling v/d eiwitten in bloed
meer gammaglobulines (afweereiwitten) en fibrinogeen (stollingseiwitten).
Versnelling sedimentatie: acute of chronische infectie, anemie, neoformatie (tumoraal proces) of
toestanden met weefselversterf.
Vertraging sedimentatie: polycythemie (Groot aantal RBC belet bezinking).
o Verpleegkundig aandachtspunt:
Bloedstaal moet correct afgenomen worden voor afname geen eiwitrijke maaltijden nuttigen, geen
inspanning en geen warm bad nemen.
Deze 3 factoren veroorzaken fysiologische verhoging v/d sedimentatie en geven geen correct beeld
v/d toestand v/h lichaam.
pH v/h bloed:
klinisch belang: verstoring in zuurgraad in bloed opsporen (alkalose >7,45 of acidose <7,35).
stollingstesten:
o Het opsporen van stoornissen in bloedstolling, d.w.z. een tekort (bv. hemofilie) of een teveel (gevaar voor
trombose) aan stollingsactiviteit in het bloed.
o Voorbeelden: PT (protrombinetijd), aPTT (activated Partial Tromboplastin Time), INR (International
Normalized Ratio), fibrinogeen, trombotest, D-dimeren,…
o Klinisch belang:
opsporen van stollingsstoornissen
leverziekten
routine onderzoeken ter preventie: bv. preoperatief, bij aanprikken van arteries, leverpuncties.
controle bij anticoagulantia (antistollingsmiddelen) therapie
bloedgassen:
o Klinisch belang: opsporen van diffusiestoornissen: vooral bij longziekten
o Verpleegkundige aandachtspunten bij pH-meting en bloedgassen:
Punctieplaats vooraf verwarmen (5 à 10’) goede bloeddoorstroming.
Geen knelband: afsnoering (reeds na 30’’) geeft andere samenstellingen van bloed (accumulatie metabolieten).
Luchtledige tuben gebruiken: gassen verdwijnen in de omgevingslucht.
Staal snel naar labo sturen omdat bepaling pH en bloedgassen in staal direct moet gebeuren.
Naald er af halen (gevaar voor prikaccidenten bij laboranten!)