Vloeiend van drie naar één: ALGEMEEN
DEEL 1: Didactiek en organisatie
1 De overgang verzachten
1.1 Een vloeiende overgang
Ouders en kleuters hebben beide verwachtingen van het eerste leerjaar:
Bang
Onbekend
De juf is strenger
Niet meer mogen spelen
Deze overgang moet verzacht worden. Ook in het eerste leerjaar is ruimte voor spel. De
twee klassen moeten deels op elkaar lijken.
In de kleuterschool moet actief ingezet worden in vertrouwen en motivatie om deze overgang
te maken.
Hoe?
Organisatorisch afstemmen
Klasdoorbrekend werken
Integratieactiviteiten
Didactiek afstemmen
Ouders betrekken
Ontwikkelingsgericht werken
→ De kloof moet gedicht worden.
1.2 Organisatie afstemmen
3de kleuterklas en 1ste leerjaar moeten organisatorisch op elkaar afstemmen:
Ochtendritueel
Klaspop
Dezelfde pictogrammen en symbolen
Tussendoortjes
Klasinrichting
…
→ Geeft vertrouwen en structuur
1.3 Didactiek afstemmen
De manier waarop je iets aanleert, aanbrengt zorgt ervoor dat de motivatie van de leerlingen
stijgt.
Vanuit interesses, noden werken
Thematisch/BC werken
In hoeken werken
…
1.4 Ontwikkelingsgericht en gedifferentieerd werken
In het eerste leerjaar moet je aansluiten bij het ontwikkelingsniveau van je leerlingen.
(zone van de naaste ontwikkeling)
→ Kinderen krijgen niet het gevoel dat ze het niet kunnen.
→ Geeft motivatie!
,1.5 Klasdoorbrekend leren
Integratieactiviteiten voorzien:
Snuffelmomentjes
De klas delen
Met elkaar spelen
Van elkaar leren
..
1.6 Ouders betrekken
Door de ouders te betrekken krijgen de leerlingen een gevoel van vertrouwen. De ouders
kunnen de kinderen dan ook beter opvolgen.
2 Algemeen-didactische uitgangspunten
2.1 Inleiding
Doel van onderwijs: kinderen begeleiden in hun groei naar volwassenheid. Hiervoor hebben
ze specifieke kennis, vaardigheden en verantwoordelijkheden nodig.
Kinderen moeten leren in betekenisvolle contexten die de psychologische basisbehoeften in
kaart brengt:
1. Autonomie krijgen
2. Competent voelen
3. Verbondenheid ervaren
Er zijn drie belangrijke uitgangspunten voor de didactiek in 3KK en 1LJ:
1. Lerend Spelen, actief en speels
2. Betekenisvolle contexten
3. Ruimte voor initiatief
2.2 Actief en speels
‘Al doende leert men’
Leren in spelcontexten heeft vele voordelen: fijn/motiverend, het blijft langer hangen, je
ontdekt het zelf, het worden betekenisvolle contexten,...
Spelend leren = de focus ligt op het leren, er wordt een klein spel gemaakt van de leerstof
(bv. Kwartet)
Leren spelen = aan het spel doelen toevoegen, leren uit het spel. Dit moet meer aan bod
komen in het eerste leerjaar.
Drie voorwaarden waaraan een spel moet voldoen:
Het spel kent impliciete en expliciete regels
De kinderen hebben een hoge betrokkenheid
Er is vrijheid in de uitvoering
2.3 Betekenisvolle contexten
Leren in een context zorgt ervoor dat kinderen zelf kunnen gaan leren en willen leren.
Kinderen zijn gemotiveerder.
,Betekenisvol = het onderwerp van een opdracht sluit aan bij de belevingswereld van het
kind. Nieuwe kennis kan aan reeds bestaande kennis gekoppeld worden.
→ De opdracht kan aan de persoonlijke of maatschappelijke context gekoppeld worden.
→ In betekenisvolle contexten kunnen meerdere domeinen geïntegreerd aan bod komen.
2.4 Ruimte voor initiatief
In de kleuterschool kan vaak gekozen worden in welke hoek gespeeld wordt. De kinderen
hebben een keuze, dit moet doorgetrokken worden naar het eerste leerjaar. Kinderen
moeten ook leren keuzes maken.
Kinderen betrekken in het onderwijs, kan op twee manieren:
1. Ruimte creëren voor persoonlijke inbreng.
2. Ruimte creëren voor initiatief, eigen ideeën vorm geven.
Aangeleerde hulpeloosheid vermijden! Leerlingen moeten zelf hun problemen leren
oplossen, ze moeten zelfstandig worden.
→ Door kinderen zelf keuzes te laten maken, kun je inspelen op hun noden, je kan makkelijk
differentiëren, je leert de interesses kennen en ze leren zelfsturing.
3 Thematisch werken vanuit de kinderen
3.1 Werken met een belangstellingscentrum (BC)
Psychologische basisbehoeften Didactiek Thematisch werken
Werken met een BC = thematisch werken (het thema ligt in de belangstelling/interesses van
de leerlingen.
Hoe bepaal je een BC?
Stel jezelf volgende vragen:
BOEIEND Wat boeit de kinderen? Interesses?
AFGEBAKEND STUKJE Welk stukje van de vertrouwde werkelijkheid is boeiend om
REALITEIT verder te verkennen?
LEERPLAN Wat vraagt het leerplan? (er moeten doelen aan gekoppeld
kunnen worden, uiteraard haha)
Als je een BC gekozen hebt, moet je het gaan verkennen met je leerlingen.
3.2 Verkennen van de interesses en beginsituatie
‘Wat weten de kinderen al?’, ‘Welke aspecten vinden ze interessant binnen het BC?’
Volg de stappen:
1. Documenteren
Zorg ervoor dat je zelf op de hoogte bent van het thema, je moet zelf mini-expert zijn.
2. BC-verkennende activiteit
Je doet een kleine activiteit met de leerlingen over het onderwerp. Zodat je de
beginsituatie/interesses van de leerlingen leert kennen.
, Bv. mindmap maken, boeken lezen, materiaal bespreken, in gesprek gaan,...
3. Lesideeën en milieuverrijking
Je kent nu de beginsituatie, je gaat de informatie inventariseren.
Focus bepalen, waar ga je het voornamelijk over hebben de volgende lessen?
Lesideeën verzamelen
Milieuverrijking: heel de klas omtoveren tot het BC, sfeerelementen, hoeken inrichten,
routines aanpassen aan het BC, klasorganisatie aanpassen,...
Lees pagina 17 - 24
→ De hoeken in de klas:
De hoek voor rollenspel
De constructiehoek
De hoek voor verkennend spel
De themahoek
De lees-, schrijf- en rekenhoek
Na het maken van een hoek observeer je hoe de kinderen er in leren, je blijft reflecteren en
past de hoek eventueel aan.
BC bepalen BC verkennen Lesideeën verzamelen en milieuverrijking Weekplanning
4 Werkvormen en organisatie
4.1 Werkvormen
Inventaris lesideeën
Na de verkennende activiteit, brainstormen over lesideeën rond de BC.
Milieuverrijking
= de klasinrichting aanpakken, je klas helemaal omtoveren tot het BC.
Doel: zoveel mogelijk kansen voor de ontwikkeling van de totale persoon.
Zowel sfeerelementen als spelelementen toevoegen.
Hoeken
Zorg voor veel gevarieerde hoeken:
Hoek voor rollenspel
Constructiehoek
Hoek voor verkennend spel
Themahoek
Lees-, schrijf- en rekenhoek
Stille werkhoek
→ Je kan een paar hoeken heel het jaar hetzelfde houden en enkele veranderen.
Keuzebord
Een bord waarop de verschillende hoeken/activiteiten gevisualiseerd worden. De kinderen
kunnen dan kiezen waar ze willen werken. → Autonomie verlenen.
De kring
Nodigt uit tot ontmoeting. In de KK onthaalt de leerkracht de kinderen, tussendoortjes,
voorleesmomenten,... Belangrijk om deze sfeer ook in het 1ste leerjaar te creëren.
4.2 Organisatie
Zelfstandigheid trainen
Voeg pictogrammen/tekeningen toe, zodat kinderen zelf de opgave van een opdracht
kunnen begrijpen/lezen.
Vier niveaus van zelfstandigheid:
1. Zelfstandig activiteiten uitvoeren
Zelf materialen nemen, naar het toilet gaan, jas aandoen,...
2. Zelfstandig opdrachten verwerken
Na een instructie zelf de opdracht uitvoeren. Eerst een korte opdracht daarna een
langere, eerst één opdracht daarna meerdere opdracht.