Merel Praet
Woordenlijst PID 2
Hoofdstuk 6: genen en persoonlijkheid
Eigenschappen 1. Trekken = interne, stabiele eigenschappen v/e individu die deze van moment
nomothetische tot moment, situatie tot situatie met zich meedraagt
trekconcept 2. Trekken = causaal : ze verklaren het gedrag v/h individu
3. Trekken = vorm van dimensies waarop mensen verschillende plaatsen innemen
Type A consistentie cross-temporele stabiliteit van (ind versch in) gedrag zelfde Gedrag, zelfde Situatie
Type B consistentie cross-situationele stabiliteit van (ind versch in) gedrag zelfde Gedrag, andere Situatie
Type C consistentie cross-uitingsstabiliteit van (ind versch in) gedrag ander Gedrag, zelfde Situatie
Type D consistentie predictie van concreet gedrag op basis van trekscores ander Gedrag, andere Situatie
Assumpties 1. PH = systeem van processen dat iemand reactie op een concrete situatie
interactionistische bepaalt.
Visie 2. Iemands gedrag = een functie v/d interactie ts. Persoon en omgeving
3. PH kan beschreven worden in termen van ALS … DAN …
gedragshandtekeningen.
Genoom Hele verzameling genen dat een organisme bezit bestaat uit DNA
DNA DesoxyriboNucleïneZuur: dubbele helix opgebouwd uit nucleotiden van fosfaatgroep
(zuur),
suikers (desoxyribose), en 4 soorten basen (Adenine-Thymine, en Guanine-Cytosine)
Gen bestaat uit specifieke combinaties DNA-nucleotiden die kunnen coderen voor een
specifiek proteïne of eigenschap
Menselijk genoom genoom bevat 20,000-25,000 genen op 23 paar chromosomen complex geheel : veel
genen, manier van coderen kan sterk variëren, genetisch afval blijkt toch functioneel,…
Human Genome is opgezet om de sequentie van het menselijk genoom te identificeren, nl. de
Project specifieke DNA molecule sequenties in de mens
Klassieke Bepalen hoeveel (in %) van verschillen tussen mensen in een bepaalde trek
gedragsgenetica toegeschreven kunnen worden aan genetische verschillen en hoeveel aan
omgevingsverschillen
Moderne Hoe gaan genen en omgeving interageren en correleren in het bepalen van individuele
gedragsgenetica verschillen
Overerfbaarheid Proportie variantie (%) van geobserveerde verschillen (variantie) in een groep
individuen die verklaard of toegeschreven worden aan genetische verschillen
Phenotype “uiterlijk” voorkomen, eigenschappen van een organisme: gedrag, fysische kenmerken
(oogkleur, lengte, etc…), PH: “eindproduct” zoals het zich voordoet
Genotype genetische constellatie van organisme (soort genoom)
Erfelijkheid Welke aspecten van het genotype van personen hangen samen met aspecten van het
phenotype van personen
h2 (heritability) Overerfbaarheid Proportie fenotypische variantie die toegeschreven kan worden aan
genotypische variantie
Omgevingsbepaaldheid (e 2: environmentality)= proportie geobserveerde variantie in een groep personen die
toe te schrijven is aan omgevingsvariantie
1-eiïg/ monozygoot komen voort uit zelfde samensmelting van 1 ei- en 1 zaadcel, zijn dus genetisch
identiek
2-eiïg/ dizygoot komen voort uit aparte ei-en zaadcel (groeien enkel samen in baarmoeder), zijn dus
even verschillend als normale siblings
Sociaal-cognitieve Persoonlijkheid: systeem van stabiele als…dan… verbanden bv. Als (eer gekrenkt)
benadering van PH dan (agressief), Als (psychologische dreiging) dan (vermijden) , …
1
, Merel Praet
Attitudes Persoonlijke evaluatie, mening van een bepaald levensaspect, domein, sociale wereld
Types - Gedeeld
omgevingsinvloeden - Niet-gedeelde
Gedeelde tijdens opvoeding worden bepaalde aspecten van de omgeving gedeeld door siblings
omgevingsinvloeden
Niet-gedeelde Er zijn ook omgevingsaspecten die niet gedeeld worden door siblings (bv. bv. andere
omgevingsinvloeden vrienden, jeugdbeweging,..
Gen- Er is een verband tussen genetische invloeden, en omgevingsinvloeden: Verschillen in
omgevingscorrelatie de blootstelling // aan verschillende omgevingen // tussen individuen met verschillende
genotypes Maw: personen met bepaald genotype worden systematisch
blootgesteld aan andere omgevingsfactoren dan personen met ander genotype
Types genotype- - Passief
omgevingscorrelatie - Reactief
- Actief
Passief De ouders geven zowel genen als omgeving door aan kinderen, zonder dat de kinderen
hier zelf een actieve rol in spelen
Reactief Ouders (of anderen) reageren anders op het kind, afhankelijk van het genotype van het
kind
Actief Persoon met een bepaald genotype gaat zelf actief op zoek naar bepaalde omgeving
Hoofdstuk 7: persoonlijkheid en fysiologie
Hoofdstuk 8: evolutionaire benadering van persoonlijkheid
2 elementen van - Verandering doorheen de tijd
evolutie (voor - Aanpassing aan de omgeving
Darwin)
Adaptaties eigenschappen die overgeërfde oplossingen weerspiegelen voor overlevings- en
voortplantingsproblemen gesteld door de vijandige krachten in de omgeving
1ste principe Natuurlijke selectie
Natuurlijke selectie Organismen met bepaalde eigenschappen die er beter in slagen om met uitdagingen om
te gaan gaan zich ook meer kunnen voortplanten die eigenschappen worden ook
meer overgeërfd
Randvoorwaarden - Variatie
natuurlijke selectie - Selectie
- Erfelijkheid
Variatie Natuurlijke variatie: er is variatie tussen organismen van eenzelfde soort (zelfs tussen
siblings, van zelfde ouders) en hun eigenschappen
Selectie Sommige eigenschappen stellen een organisme beter in staat om te overleven en zich
voort te planten
Erfelijkheid eigenschappen worden overgeërfd van ouders op kinderen
2de principe Seksuele selectie
Seksuele selectie eigenschappen die bijdragen tot reproductieve succes van organisme
(voortplantingskansen) hebben ook grotere kans om overgeërfd te worden.
Vormen seksuele - Intraseksuele competitie
selectie - Interseksuele competitie
Intraseksuele leden van zelfde geslacht wedijveren voor seksuele toegang tot leden van andere
competitie geslacht. DUS: eigenschappen die in deze competitie tot succes leiden, worden meer
2