Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Samenvatting Sociaaleconomisch Beleid: Theorie en Instituties €7,48   Ajouter au panier

Resume

Samenvatting Sociaaleconomisch Beleid: Theorie en Instituties

 18 vues  3 fois vendu
  • Cours
  • Établissement

Samenvatting van de hoorcolleges van Sociaaleconomisch Beleid: Theorie en Instituties. Inclusief grafieken ter verduidelijking.

Aperçu 4 sur 39  pages

  • 3 janvier 2023
  • 39
  • 2022/2023
  • Resume
avatar-seller
Hoorcollege 1 – SEBTI

Status op de arbeidsmarkt
1. Werkend.
 Betaald werk.

2. Werkloos.
 Geen betaald werk.
 Wil werken.
 Op zoek naar werk.

3. Niet-actief.
 Niet werkend en niet werkloos.
Er wordt voor gekozen om niet te werken en er wordt dus ook niet gezocht naar
werk. Denk aan huisvrouwen.

Indicatoren
 Beroepsbevolking (LF) = L + U
o L = Laborers
o U = Unemployed
 Potentiële beroepsbevolking (N) = L + U + O
o O = Non-actives
 Werkloosheidspercentage (u) = U / LF
 Werkgelegenheidspercentage = L / N
o N = Number of people
o Ook wel netto arbeidsparticipatie.
 Participatiegraad = LF / N
o Ook wel bruto arbeidsparticipatie.

Verschillen tussen Nederlandse en internationale definities
 Nederlandse definitie: Iemand die minder dan 12uur per week werkt en op zoek is naar meer
werk heeft de status werkloos.
 Internationale definitie: Iemand die 1uur per week werkt is niet werkloos.
 Met ingang van februari 2015 gebruikt het CBS de internationale definitie als hoofdindicator.

Nieuwe definitie 2022
 Betaalde stages en bijbaantjes tellen mee als betaald werk.
 Vragenlijst persoonsgebonden.
 Beschikbaar voor werk: ‘Binnen 2 weken’.

 Door deze definitie meer werkenden, en meer werklozen.

Hoe kunnen we de variatie in arbeidsmarktuitkomsten verklaren?
1. Vraag naar en aanbod van arbeid.
2. Arbeidsmarktinstituties en sociaaleconomisch beleid.

Arbeidsmarkt (volledige concurrentie)
Arbeidsmarkt = Markt waar de vraag naar werk en het aanbod van werk bij elkaar komen.

,  Fs = Werkgeverssurplus
o Het verschil tussen wat een werkgever bereid is te betalen voor arbeid en het
evenwichtsloon.
 Ws = Werknemerssurplus
o Het verschil tussen het reserveringsloon van een werknemer en het evenwichtsloon.
 Reserveringsloon = Het minimale loon waar iemand voor wil werken.
 Totale surplus = De som van het werkgevers en het werknemerssurplus.

Vraag naar arbeid
 In het productieproces maken bedrijven gebruik van arbeid en kapitaal.
 De vraag naar arbeid is een afgeleide vraag die afhangt van:
o De productiviteit van arbeid.
o De prijs van het eindproduct.
 Hoe bepalen bedrijven hoeveel arbeid zij inzetten?
 Geldelijk grensproduct (marginal revenue product (MRP))
o Geldelijk grensproduct = verandering in totale opbrengst/ verandering in één
eenheid arbeid
 In een arbeidsmarkt met volledige concurrentie geldt MRC (loon) = MRP.
 De MRP-curve is de vraaglijn: MRC is gelijk aan loon. Daarom liggen alle combinaties van loon
en arbeid (dit verband is de vraag) op de MRP-curve.
 Horizontaal optellen van de vraagcurven van individuele bedrijven geeft de geaggregeerde
vraagcurve.

Arbeidsmarkt (volledige concurrentie)

,Monopsonie
 Eén bedrijf met marktmacht op de arbeidsmarkt.
 De aanbodcurve van de gehele arbeidsmarkt is de aanbodcurve voor de monopsonist.
 De MRC-curve verloopt stijgend en ligt boven de aanbodcurve.
 Er wordt minder arbeid ingehuurd en tegen een lager loon dan in een concurrerende
arbeidsmarkt.




Aanbod van arbeid
 Het aanbod van arbeid hangt af van keuzes van individuen: of en zo ja hoeveel arbeid zij
aanbieden.
 Individuen maken rationele keuzes op basis van:
o Preferenties.
o Budgetrestricties.

Preferenties
 Individuen maken een keuze tussen:
o Consumptie (werk).
o Vrije tijd.
 Preferenties kunnen grafisch worden weergegeven met indifferentiecurven.
 Dat geldt voor alle keuzes in de economie, maar hier richten we ons op combinaties van
consumptie en vrije tijd.
 Een uur kan worden besteed aan werk of vrije tijd.
o Tijd kost geld.

Indifferentie

, Indifferentiecurven: concept
 Een indifferentiecurve is een lijn door combinaties van consumptie en vrije tijd waartussen
het individu indifferent is.
o Dat wil zeggen, iedere combinatie levert het individu evenveel nut op.
 Binnen één grafiek zijn er oneindig veel indifferentiecurven.
 Verschillende individuen hebben verschillende indifferentiecurven.

Vier eigenschappen van indifferentiecurven
1. Indifferentiecurven hebben een dalend verloop.
 Dit komt doordat het nut naar beide kanten toeneemt en iemand dus de winst van
het ene, moet compenseren met het verlies van het andere.
2. Hogere indifferentiecurven geven een hoger nutsniveau weer.
3. Indifferentiecurven snijden elkaar niet.
4. Indifferentiecurven zijn convex.

Budgetrestrictie
 Consumptie van vrije tijd en goederen wordt beperkt door tijd en inkomen.
 (Uur)loon is hierin de bepalende factor.
 De mogelijkheden van een individu worden grafisch weergegeven met een budgetcurve.
o De budgetcurve geeft de verschillende mogelijke combinaties van consumptie en het
aantal uren vrije tijd weer.
o Een budgetcurve heeft een knik bij het niveau van inkomen bij nul uren werk. De
hoogte van deze knik ligt bij het niet-arbeidsinkomen.

Nutsmaximalisatie
 Het individu kiest de combinatie van consumptie en vrije tijd die zoveel mogelijk nut oplevert
en die mogelijk is gegeven het budget.
 Dat is de combinatie waarbij de budgetlijn de hoogst mogelijke indifferentiecurve raakt.




 Het reserveringsloon is gelijk aan de helling van de indifferentiecurve die de knik van de
budgetcurve kruist bij het endownmentpoint (punt E in de grafiek).
o Elk loon dat onder het reserveringsloon ligt, wordt niet geaccepteerd, omdat de
marginale waarde van vrije tijd (reserveringsloon) hoger is dan de
opportuniteitskosten (marktloon).

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur VHouten. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €7,48. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

80364 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€7,48  3x  vendu
  • (0)
  Ajouter