Hoofdstuk 1 : Ziekenhuishygiëne en infectiepreventie
Doelstellingen (belangrijk voor examen !)
1. De student kan de begrippen hygiëne, ziekenhuishygiëne en infectiepreventie in eigen
woorden omschrijven.
2. De student kan de begrippen fysiek hospitalisme, psychisch hospitalisme en sociaal
hospitalisme beschrijven en illustreren aan de hand van een voorbeeld
1.1. Hygiëne
Hygiëne = zorg voor het in stand houden van de gezondheid (bevordering van welzijn)
Gezondheid= een toestand van optimaal lichamelijk, geestelijk en maatschappelijk welzijn
(WHO)
Veel breder dan het voorkomen van ziekten
Het is een verzamelnaam voor alle handelingen en handelingswijzen die ervoor zorgen dat
mensen en dieren gezond blijven door ziekteverwekkers (pathogenen) uit de buurt te
houden of een besmettingsbron (reservoir) te isoleren -> volgens Wikipedia
Synoniem: gezondheidsleer
Hygiënische maatregelen vergen veel aandacht in ziekenhuizen, verpleeginrichtingen, rust-
en verzorgingstehuizen, ambulante zorg, thuiszorg
Belang van hygiënische maatregelen:
- In zorginstellingen
Samenbrengen van zieke mensen
- Grote groepen -> fout bij:
Gemeenschappelijke voedsel- en drinkwatervoorzieningen
Drinkwatervoorziening
Bereiden van maaltijden (door bv. een zieke kok) -> verspreiding van bv.
salmonella
Algemene of openbare hygiëne
= hygiëne waar de overheid verantwoordelijk voor is
Bv. woningen, waterleiding, voedingsmiddelen, controle gezondsheidstoestand zuigelingen,
schoolgaande kinderen en arbeiders, riolering, schoon milieu, gezonde lucht, bodem, …
Individuele hygiëne
Behoud of bevordering van eigen gezondheid
Bv. zorg van iedere volwassene voor zichzelf en gezin, verstandige voeding, regelmatig
baden, zindelijke kleding, voldoende lichaamsbeweging, goede nachtrust, …
, Persoonlijke hygiëne of arbeidshygiëne
Opgestoken haar is niet hetzelfde als samengebonden haar
Voorbeelden:
- Haar samengebonden
- Geen kunstnagels
- Korte nagels
- Korte mouwen
- …
1.2. Ziekenhuishygiëne
Ziekenhuishygiëne = de wetenschap die bestudeert hoe de gezondheid van patiënten die in
een zorginstelling verblijven, gevrijwaard kan worden.
Het is van toepassing op het ganse werkveld van de verpleegkundige, zowel intramuraal als
extramuraal.
Intramuraal: mensen die in een zorginstelling verblijven
Extramuraal: mensen die niet in een zorginstelling verblijven
Hospitalisme= bijkomende of secundaire schade door het verblijf of in aansluiting van het
verblijf in een zorginstelling
- Sociaal: patiënt is uit het vertrouwde milieu
- Psychisch : patiënt kan ongelukkig worden en kan psychische schade ondervinden
Psychosociaal hospitalisme
Hospitalisatiesyndroom = dehumanisatie = psychisch institutionalisme
=> Gedragsveranderingen (apathie, verlies persoonlijkheid)
- Fysiek: chirurgische fouten, anesthesieongevallen
Fysiek niet-infectieus hospitalisme
Fysiek infectieus hospitalisme
Preventie: groot deel van ziekenhuishygiëne => infectiepreventie
1.3. Infectiepreventie
- Vooral gericht op fysieke schade
Objectief meetbaar en waarneembaar
Voorkomen van ziekenhuisinfecties
o Infecties die niet bestonden op het ogenblik van de opname, maar
verworven zijn tijdens verblijf (48u)
o Grote gevolgen voor gemeenschap en patiënt
- Preventie en beheersing van zorginfecties
- Infectiepreventiemaatregelen
Isolatiemaatregelen
Aseptische technieken (micro-organismen isoleren)
Voorzorgsmaatregelen bij reiniging, ontsmetting en sterilisatie