Pedagogie
Hoofdstuk 1: Begripsomschrijving
Doelstellingen hoofdstuk 1:
Uitleggen wat we onder de termen opvoeding en opvoeder verstaan
Houdt bij onderzoek van een opvoedingssituatie steeds rekening met het feit dat opvoeding
zowel een complementair als een circulair gegeven is
Kan het onderscheid tussen functionele en intentionele opvoeding duiden en aangeven
waarom het belangrijk is dat we hier een onderscheid binnen maken
Kan de drie variabelen die een opvoedingssysteem bepalen benoemen en concreet
toelichten
Kan binnen een concrete gezinsbeschrijving aangeven hoe deze variabelen de
opvoedingssituatie kleuren
Kan de drie opvoedingsmodellen volledig toelichten
Kan elementen binnen een concrete gezinsbeschrijving plaatsen binnen een bepaald model
1.1 Definitie van ‘opvoeden’
- Definitie Hellinckx:
• Opvoeden = een complex fenomeen dat verweven is met vele andere aspecten van het
dagelijks leven
• Kern van opvoeden = samenleven
Ø Veel interacties tussen kind en opvoeder
- Functionele versus intentionele opvoeding:
• Functionele opvoeding =
Ø Dagelijkse omgang tussen ouder en kind
Ø Onbewust oefenen ouders tijdens deze dagelijkse omgang een grote invloed uit op hun
kind
Ø Bv. als je als ouder boos reageert wanneer er iets niet meteen lukt, dan moet je niet
schrikken dat je kind ook boos reageert wanneer er bij hem/haar eens iets niet meteen
lukt
Ø Onbewust, niet bedoelde beïnvloeding
ð Impliciete sturing
• Intentionele opvoeding =
Ø Optreden van ouders is bewust gericht op gedrag van het kind in een bepaalde richting
te sturen
Ø Levert grote bijdrage aan ontwikkeling van het kind
ð Expliciete sturing
!! Intentionele opvoeding levert een grote bijdrage aan ontwikkeling van het kind, maar de
invloed van dagelijkse omgang tussen ouder en kind (functionele opvoeding) mag niet
onderschat worden. !!
- Opvoeder:
• Personen die gedurende langere tijd intens met het kind samenleven en zich
verantwoordelijk voelen voor de toekomst van het kind
Ø Het is niet omdat je je verantwoordelijk voelt, dat je verantwoordelijk handelt
,- Opvoeden is:
• Complementair =
Ø Ouder EN kind dragen bij aan het proces
Ø Wanneer we kijken naar kind dat het moeilijk heeft, dan kijken we niet enkel en alleen
naar dat kind of enkel en alleen naar de ouders, maar naar ze alle twee.
Ø Opvoeding is een interactie en die interactie wordt bepaald door kind en door
volwassenen
• Circulair
Ø Kind beïnvloed de volwassene en volwassene beïnvloeden het kind
Ø Interdependente assymetrie:
® Concept om de invloeden binnen ouder-kindrelatie aan te duiden: hoewel ouders
een grotere invloed hebben binnen relatie dan kinderen en oudere kinderen meer
invloed hebben dan jongere kinderen, kunnen zelfs kinderen een heel grote invloed
uitoefenen op hun ouders
® Dus: ouders en kinderen beïnvloeden elkaar wederzijds maar die beïnvloeding is
asymmetrisch want beïnvloeding van volwassene naar kind is groter dan die van
kind naar volwassene
• Multifactorieel
Ø Verschillende beïnvloedende factoren:
® Interventies van de ouders
® Kind is actief
® Het leefklimaat: de opvoedingscontext
1.2 Opvoeding als wetenschap
1.2.1 Het kind
- Genetische factoren
- Neurobiologische invloeden
- Pre-, peri- en postnatale invloeden (Prenataal: onmiddellijk zwanger geworden, of lange tijd vooraleer
zwanger; Tijdens zwangerschap: moeilijke zwangerschap met veel zorgen over gezondheid van kind, dan
zien we dat ouders angstiger zijn of korter in interactie zijn dan met andere kinderen waarmee ze geen
angst en stress hebben gehad tijdens zwangerschap; Postnataal: kind op neonatologie gelegen of niet)
• Temperamentkenmerken
Ø Dat alles komt tot uiting in de temperament verschillen bij kinderen
- Fysieke kenmerken (Kind kan misprezen worden omdat het een fysieke gelijkenis vertoont met bv. vader
die moeder in de steek liet)
- Geslacht
De aard/eigenheid van het kind
De manier waarop het kind reageert op
De pedagogische aanpak van ouders
De eigenheid van het kind bepaalt onbewust hoe kind op omgeving gaat reageren en gaat ook
mee de reactie van de omgeving sturen.
, 1.2.2 De opvoeder of ouder
a. Persoonlijkheidskenmerken van de ouder
- Persoonlijkheidskenmerken/temperament (cognitief, affectief, sociaal,…)
• Wordt in zekere mate overgeërfd en gaan belangrijke rol spelen in manier waarop ouders
met hun kind omgaan.
- Leeftijd
• Tienerzwangerschap:
Ø Grotere kans op mismatch in wat kind vraagt en ouder geeft omdat eigen behoeften
van tienerouder haaks staan op behoeften van het kind
- Gezondheid
• Heel de tijd rugpijn = meer gefrustreerd, minder geduld…
b. Opvoedingsgeschiedenis
- Indirecte invloed
- Directe invloed
• De opvoedingsgeschiedenis gaat mee bepalen hoe jij met kinderen omgaat en dat gaat
ook mee uw persoonlijkheid bepalen. Bv. uw mama heeft een heel perfectionistisch kantje,
dan is kans groot dat jij dat ook gaat hebben
• Er gaan dingen zijn uit uw eigen opvoeding die jij later als mama zelf ook gaat doen, maar
er zullen ook dingen zijn waarvan jij zegt “nee, dat ga ik anders aanpakken”.
Ø Maar opvoeding is complex: Jij kan wel zeggen dat zijn zaken die dat mijn ouders
minder goed hebben gedaan, die ga ik anders doen
® Intentionele opvoeding (20% van de tijd) kan je daar wel bewust mee bezig zijn,
maar onbewust tijdens de functionele opvoeding, ga je dat misschien toch doen
omdat je dat vanuit uw geschiedenis hebt meegekregen
Als het dan gaat over problematische situaties, dan zien we dat de geschiedenis een
heel belangrijke factor is in de manier waarop ouders kinderen benaderen en dan
zien we ook dat dat heel catastrofaal kan zijn
Onderzoek leert ons dat ouders die zelf een moeilijke geschiedenis hebben gehad,
dat de kans op intergenerationele overdracht (dat ouders ook een moeilijk klimaat
voor hun kinderen gaan creëren) heel groot is.
Die ouders doen dat niet bewust. Elke ouder heeft het goed voor met zijn kind.
Maar als jij als ouder nooit op een warme manier bent benaderd, nooit hebt geleerd
hoe je met emoties moet omgaan, nooit geleerd om complimenten te geven of om
adequaat te begrenzen, omdat je alleen maar fysiek begrenst bent geweest.
⟹ Hoe moet je dat dan bij uw kinderen overbrengen??
Maak dus een onderscheid tussen gedrag dat mensen stellen en hun intenties. Elke
ouder heeft het goed voor met zijn kind, maar niet elke ouder heeft de vaardigheid
om die intenties adequaat om te zetten.
- Pedagogisch besef:
• Vaardigheid om gedrag van uw kind correct te gaan interpreteren.
• Signaalgedrag:
Ø Kinderen die niet krijgen wat ze nodig hebben vertonen signaalgedrag
, • Als jij een goed ontwikkelt pedagogisch besef hebt, dan ga jij dat signaalgedrag correct
interpreteren en ga je op een gepaste manier uw aanbod vormgeven
• Pedagogisch besef wordt heel sterk vormgegeven door hoe jij zelf als kind bent benaderd,
vanuit uw opvoedingsgeschiedenis.
Ø Als jij als kind hebt ervaren dat mensen willen zoeken naar wat jij nodig hebt, dat
mensen uw signaalgedrag correct gaan interpreteren
® Dan geeft dat de vaardigheid om dat later ook bij anderen te doen, te gaan zoeken,
te gaan verkennen
Ø Iemand dat geen goed ontwikkeld pedagogisch besef heeft, iemand dat dus zelf niet
heeft ervaren dat iemand moeite doet om te zoeken wat jij nodig hebt
® Die gaat dat zelf ook niet kunnen
- Belangenconflicten:
• Het belang van het kind versus het belang van de ouder
• De meeste ouders zijn meestal in staat het belang van het kind te kiezen
• Ouders die in hun jeugd zelf onvoldoende affectie en warmte hebben gekregen, zullen het
hier moeilijker mee hebben en zullen eerder het belang van het kind opzijschuiven voor het
ouderlijk belang
• Ze doen dit niet uit gebrek aan liefde voor hun kind, noch omdat ze immoreel zijn, maar
vanuit eigen opvoedingsgeschiedenis kunnen ze niet anders dan zo te denken en te
handelen
1.2.3 De opvoedingscontext
a. Subsysteem en gezinskenmerken
- Subsysteemkenmerken:
• Partnerrelatie
Ø Grote invloed op wat er gebeurt tussen volwassenen en het kind
Ø Wanneer partners steun ervaren bij elkaar, zich goed voelen in hun relatie dan is dat
een enorme buffer in de opvoedingssituatie en kan de impact van negatieve aspecten
doen afnemen
Ø Wanneer er spanningen zijn de partnerrelatie dan heeft dit een negatief effect op de
ouder-kind relatie
® Dan is er het risico dat het kind de speelbal wordt van dat conflict en dat ouders dus
gaan trekken aan die wederzijdse loyaliteiten
• Siblings: aantal kinderen, plaats in kinderrij
Ø Invloed op hoe volwassenen hun aanbod vormgeven ten opzichte van hun kind
Ø Enig kind:
® Vaak eigen capaciteiten sterker tot hun recht laten komen
® Wel iets minder sociaal vaardig
Ø 1st geborene
® Vaak stukje plichtsbewuster dan laatst geborene
® De ouders van eerst geborene gaan hun verwachtingen vaak harder laten
doorwegen en gaan zo een grotere druk op kind leggen en vandaaruit dat
eerstgeborene vaak plichtsbewuster is
Ø Laatst geborene (zeker als je met 4 kinderen of meer bent)
® Je men fous
® Ouders leggen vaak minder druk op die laatste, ze durven veel meer loslaten