Beleidswetenschappen 3: beleid organisatie en kwaliteit in de
gezondheidszorg
1 Inleiding
Sociale zekerheid:
- Verdeelde meningen nut en belang
- Goed systeem, voor verbetering/ verandering vatbaar
- Iedereen krijgt ermee te maken
Geschiedenis:
Tot 1886: niets
1886: enorme crisis met daarop volgende stakingen duidelijk
maken aan overheid dat er iets moet veranderen
Vanaf 1891: subsidiering mutualiteiten of landsbonden vrijwillige
verzekering (ondanks groepering)
Ook wel gesubsidieerde vrijheid genoemd
Aansluiting bij een landsbond bleef op vrijwillige basis, geen enkele
verplichting
1903: eerste verplichte verzekering
Verzekering tegen arbiedongevallen
Geen toeval -> erbarmelijke werkomstandigheden, onveilig werk,
veel ongevallen met enorme gevolgen voor arbeider en gezin
1918-1940: uitbreiding eerst verplichte verzekering
Verplichte verzekering arbeiders voor:
o Rust- en
overlevingspensioenen
o Beroepsziekten
o Gezinsbijslag
o Betaald verlof (jaarlijkse
vakantie)
Verzekering sociale risico’s: bleef in handen van syndicaten (
'belangenvereniging van leden van dezelfde beroepsgroep' en
'combinatie van zakenmensen, opgericht voor commerciële of
industriële doeleinden) en mutualiteiten
Geen inmenging overheid
Na 1918: eerste wet inzake gewaarborgd inkomen voor personen
met een handicap
Na WOII: stroomversnelling sociale zekerheid
1944: “sociaal pact” door afgevaardigden werknemerssyndicaten,
werkgeversorganisatie en enkele hofe functionarissen ondertekend
Enorme economische groei na WOII:
o Uitbreiding sociale
zekerheidssysteem
, o 1967: sociaal statuut van
zelfstandigen
o 1971: verzekering
arbeidsongeschiktheid
zelfstandigen
evolutie van sociale zekerheidssysteem van verzekering tegen sociale
risico’s naar waarborg voor bestaandszekerheid voor iedereen
1974: wet voor bestaandminimum garandeert voor iedereen
Midden jaren ’70: nieuwe crisis, veel werkloosheid
Kosten uitkeringen namen enorm toe
Hogere inkomsten verplichte bijdrage
Daling verlagen uitkeringen
2003:
- Optrekken minimumpensioen: €1690,01 voor gezin, €1352,44 voor
alleenstaande)
- Wet leefloon (bestaandminimum) gewijzigd: €682,99 voor
samenwonende, 1024,49 voor alleenstaande, €1384;54 voor gezin =
01/09/2021
- Wet op inkomensgarantie ouderen gewijzigd
- 2008: terugbetaling “kleine risico’s” zelfstandigen
2009:
- Gelijke bhenadling van mannen en vrouwen inzake
pensioengerechtigde leeftijd voor werknemers en zelfstandigen
- Van 65 naar 67 jaar
- Oorzaak: vergrijzing zware pensioenlasten
Structuur en organisatie
o Sociale zekerheid = vangnet
o Voor iedereen die dit ooit nodig heeft
o Vb: werkloosheid, pensioen, ziekte, …
o Niet overal ter wereld zo uitgebreid
o VS: privé verzekeren voor alles wat te maken heeft met
gezondheidszorg
o Niet elke Amerikaan kan zich een ziekteverzekering veroorloven
o Affordable Care act Obamacare: wil iedere inwoner verplichten
zorgverzekering af te sluiten
o Stuit op heel wat tegenkanting
o Trumpcare: de federale subsidies aan Medicaid sterk terugschroeven
o Obamacare’s belastingen voor de rijken, verzekeraars en andere
zouden teniet worden gedaan
o Naast sociale zekerheid: sociale bijstand regeling voor mensen die
geen recht hebben op sociale zekerheid
, o Leefloon, inkomensgarantie voor ouderen, gewaarborgede
gezinsbijslag en tegemoetkoming voor mensen met een handicap
Ontstaan sociale zekeheid
De eerste systemen maakte afgelopen 150 jaar heel wat
veranderingen door
Armoede en ziekte werden oorspronkelijk in familiekring
opgevangen
Arbeidsongeschiktheid en werkloosheid werden belangrijke
maatschappelijke problemen
Eerste voorlopers OCMW werden 150j geleden opgericht
Fundamenten sociale zekerheid
Europeese unie: 4 modellen gehanteerd om aan te geven hoe een
land zijn sociale zekerheid organiseert:
1. Het gezinszorgmodel (Zuid-europa)
2. Het inkomensafhankelijk model (Angelsaksische landen)
3. Het subsidiariteitsmodel (West-europa)
4. Het pluralistisch universeel sociaal model (noord-europa
Bij alle systemen , die dichter naar mekaar toegroeien, 2
grondleggers:
- Otto Von Bismarck
Kanselier van Pruisen (nu duitsland)
Behalve een briljant strateeg was hij ook een groot
staatsman
In die functie werkte hij een
sociaalzekerheidssysteem uit waarin werkgevers
en werknemersmet een staatsbijdragen voor de
pensieoenen de financiering dragen
Uitkeringen moesten volgens hem gekoppeld zijn
een de bijdragen (loon) omdat de levensstandaard
van de arbeidiers altijd verzekerd moest zijn
- Lord Beveridge
In tegenstelling tot Von Bismarck, geen staatsman,
maar wel een econoom
Iedereen heeft recht op een bestaanszekerheid,
waarmee hij nog een stap verder ging dan
Bismarck, die solidariteit tussen de werkende
nastreefde
Via belastingen wilde hij voorzien in eenzelfde
forfaitaire uitkering voor elke burger bij
werkloosheid, ziekte of pensioen
Situatie in België
- Elementen uit beide stromingen
, - De hoogte van het pensioen wordt bepaald aan de hand van de
bijdragen die je in de loop van je porfessionele carrière betaald hebt
(Von bismarck)
- Bijna iedereen heeft recht op de terugbetaling van kosten,
verbonden aan ziekte ( Beveridge)
- Ook de regelingen van de sociale bijstand passen in de aanpak van
Beveridge
- De basisprincipes waarop de sociale zekerheid nog altijd gebaseerd
is: solidariteit en verzekering
Solidariteit is het centrale begrip
Gaat over solidariteit tussen jongeren en ouderen, gezonden en zieken,
werkend en niet-werkenden
Verzekeringsprincipe:
Dat wil zeggen dat je bijdrage je recht geeft op een uitkering of een
tegemoetkoming bij werkloosheid, ziekte en pensioen.
Het is als het ware een verzekeringspremie tegen inkomensverlies
In de europese unie wordt de sociale zekerheid op drie niveaus tot stand
gebracht:
1. Nationale voorziening voor alle burgers: de sociale zekerheid en
sociale bijstandsregeling
2. Sociale verzekeringen, vaak georganiseerd per beroepsgroep
3. Priveverzekeringen en spaarregelingen , die alsmaar meer
wetgestelde burgers afsluiten om hun levensstandaard veilig te
stellen bij ziekte, werkloosheid of ouderdom
Denk maar aan de hospitalisatieverzekeringen of de tweede en derde
pensioenpijlers De tweede pensioenpijler vormt een aanvulling op het
wettelijk pensioen (eerste pijler). derde pensioenpijler: het bijkomend
pensioensparen op individuele basis.
2 Sociale zekerheid
Structuur
Naargelang je statuut, een van deze stelsels:
- Algemeen stelsel werknemers
- Stelsel voor zelfstandige
- Stelsel voor vastbenoemde ambtenaren
3 stelsels verschillen van elkaar
In de mate waarin ze sociale risico’s dekken
In de toegekende bedragen die ze uitkeren
We vertrekken vanuit stelsels van de werknemer, waaronder de
meeste personen vallen