ALGEMENE PSYCHOLOGIE
DEFINITIE PSYCHOLOGIE
Psychologie = de wetenschappelijke studie van het gedrag en de mentale activiteit van het individu.
Doel: verklaringen zoeken op individueel niveau
- Verklaringen vinden in de persoon zelf of in omgevingsfactoren.
- In persoon zelf: negatief zelfbeeld
- Omgevingsfactoren: agressieve films, computerspelletjes.
Zichtbaar gedrag + mentale activiteiten
Zoeken naar verschillen tussen mensen (kan individueel en in omgeving te vinden zijn)
Basisprocessen begrijpen en kennen.
Link tussen gedrag en biologie van de mens
Gedragswetenschap
Biologen: opzoek naar bepaalde lichaamsprocessen/interne fysiologische
verklaringen(hormonen, neurologisch)
Sociologen: eerder verwijzen naar groep/maatschappelijke invloeden.
Soorten gedragswetenschappers
Geesteswetenschappers = zoals de geschiedenis, literatuur- en cultuurstudie
begrijpen hoe het denken, voelen en handelen van de mens in elkaar zit
Natuurwetenschappers = chemie en fysica
via experimenten en objectieve metingen tot eenduidige verklaringen komen van het waarom van
bepaalde gedragingen
Vandaag: geen of-of meer maar men kiest de methode die het meest zi nnvolle resultaat oplevert
WETENSCHAPPELIJKE PSYCHOLOGIE EN INTUÏTIEVE MENSENKENNIS
Link tussen intuïtieve mensenkennis (gezond verstand) en wetenschappelijk onderzoek
(wetenschappelijke manier om naar het menselijk gedrag te kijken aan kennis bijbrengt)
niet hetzelfde
Intuïtieve mensenkennis = alle inzichten die we opdoen uit onze eigen ervaringen met
anderen of onszelf.
- We weten hoe mensen gewoonlijk reageren op bepaalde situaties en we gebruiken die
kennis
- Gebruiken we in onze dagelijkse omgang met de mensen
- Denken we niet over na
- Bv. Bij iemand in gevlij komen door een cadeautje geven, deze inzichten halen we uit
ervaringen.
- Inzichten verwerven we in onze directe omgang met mensen + doorgeven op generaties,
opvoeding en taal
- Intuïtieve inzichten: toevallig, subjectief, alledaags leven.
- Uit het zoeken naar inzicht is iedere wetenschap ontstaan
Ontdekken hoe de gebeurtenissen onderling samenhangen, om ze vandaaruit
eventueel te kunnen voorspellen of er zelfs vat op te krijgen. (algemene doelstelling)
1
, Kleur rood bestaat niet. Het bestaat alleen als een sensatie in de hersenen
(interpretatie van de hersenen)
Alle wat je meemaakt moet je verwerken om ze te kunnen onthouden
We slaan echter veel dingen onbewust op die je je niet meteen kan herinneren. Je kan deze
wel oproepen door een hint: muziek, geur, foto
Beide benaderingswijzen lopen parallel, beide baseren inzichten op ervaringsgegevens, maar alleen
de wetenschappelijke aanpak krijgt ‘empirisch’ etiket.
Verschillen: W en I baseren zich op andere soort ervaringen + de wijze waarop uit die algemene
gegevens inzichten gehaald worden.
VERSCHILLEN IN VERZAMELING VAN GEGEVENS
Ookal zijn uitspraken van de wetenschappelijke psychologie en intuïtieve psychologie allebei
gesteund op ervaringen, gaat het toch meestal niet om eenzelfde soort ervaringsmateriaal.
gegevens waaruit intuïtieve inzichten groeien, bestaan uit toevallige en subjectieve
indrukken die we opdien in het dagelijkse leven
Veralgemenen
Gebeurtenis kan ons gedrag gaan beïnvloeden
Wetenschappelijk onderzoek is een objectieve vaststelling die op een systematische manier
verzameld worden in gecontroleerde situaties
- Kunnen worden herhaald.
- Moeten kunnen worden gecontroleerd.
Objectiviteitsbeginsel = wetenschap dient steeds te vertrekken van objectieve
gegevens, vaststellingen die uit de feiten zelf voortvloeien en die er steeds hetzelfde
uitzien.
gebruik van instrumenten zodat invloed van waarnemer minimaal is
(bij psychologie is dat moeilijker: psychologische eigenschappen zoals intelligentie
meten door vraaglijsten)
Intersubjectiviteit: beoordeling van meerdere personen over hetzelfde onderzoek/werk.
- Gebruikt wanneer er geen objectieve meetinstrumenten voor zijn.
- Nagaan in hoeverre verschillende waarnemers onafhankelijk van elkaar tot eenzelfde
appreciatie komen
- (uitspraak over kwaliteit of originaliteit van iets)
TECHNIEKEN DIE DOOR PSYCHOLOGEN WORDEN GEBRUIKT:
Natuurlijke observatie: zittend observeren
Participerende observatie: meedoen met de groep die je wilt onderzoeken/ aan het
onderzoeken bent.
ongestructureerd interview: spontane vraagstelling.
gestructureerd interview: reeks vooraf opgestelde vragen.
Vragenlijst: raaks vooraf opgestelde vragen die men schriftelijk dient te beantwoorden.
gebruik van databanken: anonieme reeds gekende informatie (gegevensbanken vd overheid)
fysiologische metingen: hersenscans, bloeddruk,… zijn een index van gedragskenmerken
2
, psychologische testen: gedragsaspecten die zo objectief mogelijk worden geobserveerd,,
gestandaardiseerde situatie
Psychosociale metingen: intelligentie bepalen
Systematische observaties:
Representativiteit observaties
Toevallige steekproef
Gevaar: er kan een scheefgetrokken beeld van de werkelijkheid ontstaan.
Vermijden door alle relevante observaties systematisch bij te houden of door een
representatief aantal observaties te verrichten.
In gecontroleerde situaties:
Volstaat niet om dingen objectief en systematisch te registreren.
- Ervoor zorgen dat mogelijks storende factoren uitgeschakeld of op zijn minst
geneutraliseerd worden. Daarom vaak laboratoriumomstandigheden
vertekeningen kunnen ontstaan bij persoonlijkheidseigenschappen (mensen in een
groep zijn de ene keer meer terughoudend)
Belangrijk hoe we onze steekproef samenstellen
Resultaten gaan anders niet representatief zijn: mannen, vrouwen, woonplaats, cultuur
Meestal een toevallige steekproef
- Werken met steekproef omdat je moeilijk heel de bevolking kan nemen.
VERSCHILLEN IN HET ZOEKEN NAAR SAMENHANG
We willen meer vernemen dan een beschrijving van dingen, zoals de omstandigheden bepaalde gebeurtenissen
optreden + wat de gevolgen zijn
Opzoek naar een samenhang/mogelijke verbanden
er zijn fundamentele verschillen tussen I en W manier van werken
Intuïtief = oppervlakkig, een keer voorkomen is voldoende om een verband te zien, eenvoudig, niet
gecontroleerd. Zoekt snel en oppervlakkig naar verbanden. (bv. 2 gebeurtenissen volstaat om een
samenhang te zien, men stelt er geen verdere vragen bij. Er ontbreekt tijd en interesse om te zoeken
naar diepere achtergronden en verklaringen. Ze kijken ook niet of het allemaal klopt)
Wetenschappelijk:
Methodisch onderzoek, diepere verklaringen zoeken
Inkaderen in een bredere theorie, herhaaldelijk toetsen adhv nieuwe gegevens voor een
solide basis
Empirische toetsing = vastgestelde toetsing (er is een vaststelling gebeurd)
Methodisch werken = Verschillende mogelijkheden om te zoeken naar samenhang:
3
, Begrijpende methode:
- Kwalitatief, geen cijfermateriaal dat statistisch verwerkt wordt beperken tot verbale
beschrijvingen van fenomenen
- Gevalstudies: hoe kan het dat die persoon in zo iets in staat is? (relatie school, hoe is die
aan wapens geraakt, ... Kijken wat de samenhang is en in verband brengen
schoolschoot: persoonlijkheidseigenschappen van de daders en hun liefde voor
gewelddadige films= begrijpen waarom we het deden
- Lijkt hetzelfde als I benadering, maar deze methode gaat veel systematischer en
omzichtiger
- Levert vaak hypothesen op die nadien kunnen worden onderzocht.
- Blijft subjectief, onderzoeker zelf die een keuze maakt wat hij de meest waarschijnlijke
verklaring vindt om dan tot een algemene samenhang te komen
- Gebaseerd op een beperkt aantal gevallen.
Correlationele methode: -1 tot +1
- Gegevens verzamelen over de variabelen die ze willen meten, van grote groep individuen
en kijken of er daar een verband tussen is. (is er een verband tussen het kijken naar
agressieve films en agressief gedrag= statistische correlatie berekenen tussen variabelen)
- Variabele: een kenmerk dat verschillende verschijningsvormen kan aannemen (bv.
Leeftijd, geslacht,..
- JE KAN ER NOOIT EEN OORZAAK UIT HALEN.
- Correlatie: drukt uit hoe de veranderingen in de ene variabele samenhangen met de
veranderingen in de andere variabele.
- + correlatie (als het ene omhoog gaat, gaat het andere ook mee omhoog)
- - correlatie
- 0 correlatie (geen verband tussen de groepen individuen)
Het is niet omdat er een verband is tussen 2 individuen, ze dan ook invloed op elkaar
hebben.
Experimentele methode
- Gebaseerd op het systematisch manipuleren van één of meerdere variabelen, waarvan
het effect op een andere variabele wordt nagegaan. (of de ene variabele, de andere
veroorzaakt om zo voorspellingen te maken en vat krijgen op de gebeurtenissen)
- Om iets te achterhalen: experiment waar vairabelen nauwkeurig worden gecontroleerd
en gedefinieerd
- Het cijfermateriaal dat hieruit voorkomt wordt statistisch verwerkt kwantitatieve
methode.
- Afhankelijke variabele: hetgeen wat je gaat vaststellen, het fenomeen waarvan we willen
weten waardoor het beïnvloed wordt (waar het afhankelijk van is)
- Onafhankelijke Variabele: variabele die veranderd wordt, de omstandigheden waarvan
we vermoeden dat ze invloed hebben of de AV
om te weten of de OV invloed heeft op de AV = onderzoek onder controle
storende variabele uitschakelen of neutraliseren = mogelijk om de invloed van een
bepaalde factor (OV) op de AV ondubbelzinnig aan het licht te brengen.
- Gelijkwaardige groep ontstaan door 2 toevallige steekproeven te nemen uit een en
dezelfde populatie
bv. De ene groep agressieve film laten zien in een bepaalde tijd, de andere film zonder
geweld maar vergelijkbaar in dezelfde tijd.
dit zorgt voor manipulatie: de ene groep krijgt een andere behandeling dan de andere
4