Politiële- en gerechtelijke organisatie
De Franse en Hollandse erfenis (1794-1830)
1. De Franse tijd (1794-1815)
De Franse periode in België kan gezien worden in 2 periodes
1) Burgerlijke republiek (1794-1799)
2) Napoleontisch regime (1799-1814)
De organisatie van politie eind 18de eeuw kent 3 tendensen
1) Militarisering
In de periode van de Burgerlijke republiek wordt gekenmerkt door de gedachte dat politie
haar herkomst dient te vinden bij de burgerij en dus onder burgerlijke controle dient te staan.
In de praktijk neemt het Directoire de leiding over
Onder Napoleon kent het politiesysteem eerder een dictatoriale signatuur, er is sprake v/e
politiestaat.
Politiestaat: De politie wordt gezien als een instrument van de machthebber om zijn macht te
consolideren en uit te bereiden.
Verder bestaat de militarisering vooral in discipline hiërarchie en komt vooral op de
voorgrond bij de Gendarmerie.
2) Centralisering
Centralisering wordt vooral duidelijk met de oprichting van de Gendarmerie.
Politieke, uitvoerende macht voert controle uit over het
politieapparaat
- Er wordt een onderscheid gemaakt tussen administratieve politie en gerechtelijke
politie
- Idee van ‘Haute police’ door Fouché→ de politie wordt een geheim machtig wapen in
de handen van de regering. Met vooral de nadruk op het verzamelen van politieke
, informatie, hiervoor wordt de Openbare Veiligheid, “police secrète” genoemd,
opgericht.
Bonaparte ziet de politie niet zoals Fouché naast bestuur en justitie maar er juist boven, omdat
de politie de controleur van de algemene binnenlandse situatie en van het justitiële en
bestuurlijke apparaat.
3) Verscheidenheid
Er wordt een politiestelsel opgericht die voortdurend bewaking kan verzekeren, zowel voor de
straat als voor wat er in de hoofden van de bevolking gebeurt.
Er zijn verschillende korpsen
1. ‘Corps de la Gendarmerie Nationale’ (1798-1809), daarna ‘Gendarmerie Impériale’,
er wordt aan korpsvorming gedaan en de agenten worden aan strenge disciplinaire
regels onderworpen. Er wordt gebruik gemaakt van het “elite-idee”, onkreukbaar;
onverschrokken; vol plichtsbesef de wettelijke orde en de veiligheid van burgers
verzekeren.
2. Police municipale, in de steden vinden we politiecommissarissen, in de gemeenten
veldwachters. Deze politiedienst heeft als voornaamste taak het voorkomen van de
misdrijven, en zorgen voor orde in de steden en gemeenten.
3. Garde Nationale, deze is de voorloper van de burgerwacht. De voornaamste taken
bestaan uit handhaving van de openbare orde en de bewaking van grenzen en kusten.
De Hollandse tijd (1815-1830)
Men neemt het Franse systeem over, maar in een mildere vorm
Politiestaat wordt afgezwakt
Gedachte van haute police blijft gehandhaafd
Politieorganisatie
1) Maréchaussée
De term gendarmerie was zeer beladen, de maréchaussée werd de centrale politiedienst in de
Nederlanden. Willem I wou zo veel mogelijk Belgische agenten op Belgisch grondgebied.
Het korps staat onder leiding van een commissaris-generaal van Oorlog en Justitie.
2) Gemeentelijke politie
Gemeenten en steden krijgen aanvankelijk weer meer autonomie over hun politieambtenaren
(1815). Maar de gemeentelijke autonomie wordt vanaf 1825 grotendeels terug ongedaan
gemaakt, omdat het benoemde college van burgemeesters en schepenen krijgt meer macht (ze
worden rechtsreeks benoemd door Willem I)
3) Burgerwacht of schutterij
Ze wordt de Garde Bourgeoises genoemd, ze bestaat uit burgers van 18-50 jaar met een
onafhankelijk beroep. Bij afwezigheid van een veldwachter staat de burgerwacht in voor het
handhaven van de orde.
,De eerste fundamenten van een nationaal
gecentraliseerd politiesysteem (1830-1885).
Het institutionele kader na de revolutie van 1830
1830: Belgische onafhankelijkheid → naar een sterke, gecentraliseerde staat met
gemeentelijke autonomie.
Eerste Belgische regeringen: coalitieregeringen katholieken en gematigde liberalen
2e helft 19e eeuw: industriële ontwikkeling
Industriële crisis tussen 1873 en 1885
Disciplinering van werkende klasse
Stakingen en sociale onrust
Politiediensten
1. De ‘Gendarmerie nationale’
• November 1830: ontbinding Maréchaussée; vervangen door ‘Gendarmerie
nationale’. Aanvankelijk kleine rol op vlak van ordehandhaving. Vnl.
veiligheid op het platteland. Aantal manschappen blijft beperkt (± 1200 begin,
2000 in 1883)
• Strikte discipline.
• Verschillende kenmerken
I. Moeilijke reorganisatie
De bevoegdheden van de gendarmerie worden bij wet vastgelegd (Germinal VI). De gewone
opdrachten mogen zonder voorafgaandelijke vordering van de burgerlijke of gerechtelijke
autoriteiten worden uitgeoefend.
II. Moeilijke voogdij
Er komt geen wet op de gendarmerie
III. Moeilijke interne controle
De interne controle is gekopieerd op de militaire organisatie, de inspecteur-generaal staat in
verbinding met de betrokken ministers en de andere overheden. Deze functie valt vanaf 1871
weg, alle macht komt nu toe aan de commandant van de gendarmerie.
2. Het leger
• ‘binnenlandse’ ordehandhaving (optreden n.a.v. stakingen, protesten, ...).
3. De burgerwacht
, • Decreet oktober 1830: burgerwachten georganiseerd op gemeentelijk niveau.
• Voornamelijk werkzaam in de steden; initiatief van de burgerij, vanuit
wantrouwen
• In loop van 19e eeuw zal zijn rol geleidelijk aan uitgespeeld geraken.
4. Lokale/Gemeentepolitie (grootste korps)
• ‘Ruraal’ België met landelijke politie (veldwachters) in kleinere gemeenten en
bekritiseerde gemeentepolitie in grotere gemeenten.
• Gemeentewet 1836: burgemeester krijgt algemene politiebevoegdheid
(bestuurlijke politie) en kan preventief beleid ontwikkelen
• Taak: politiereglementen toepassen (herbergen, vreemdelingen, bedelaars,..)
Er komt een eerste pleidooi voor een afzonderlijke gerechtelijke politie
Vanaf 1871 beginnen magistraten zich openlijk te beklagen over de geringe efficiëntie
waarmee de verschillende politiediensten de gerechtelijke functies uitoefenen. Ze
worden genegeerd enerzijds door de gendarmerie die gering is in aantal, anderzijds
door de lokale politie die overbelast is met administratieve taken.
o 1871: voorstel Prins en Pergameni (Réforme de l'instruction préparatoire en
Belgique)
o 1872: oprichting speciale afdeling voor gerechtelijk werk te Brussel, maar
terug afgeschaft in 1880 (budgettaire redenen).
5. Oprichting van de openbare veiligheid
In 1830 wordt er een einde gemaakt aan de haute police, maar de dienst blijft wel bestaan. Het
Voorlopig Bewind vindt het noodzakelijk een ‘geheime politiedienst’ te reactiveren, die dan
zou instaan voor de veiligheid van de Belgische staat. Maar de bevoegdheden van deze dienst
worden pas in 1998 bij wet vastgelegd.
De verhoogde militarisering van een nationaal systeem
van openbare orde (1896-1914).
Opeenvolgende sociale beroeringen
De belle epoque wordt gekenmerkt door een opeenvolging van sociale onrust en beroeringen,
de autoriteiten benadrukken meer en meer het idee van de sociale controle.
Instelling van een wet op het sociaal verweer, die de samenleving moet beschermen
van gevaarlijke individuen.
Het politieapparaat wordt versterkt, het leger komt wel nog tussen maar het is vooral de
gendarmerie die tussenkomt en van de situatie gebruik maakt om tot volle bloei te komen.