Geschiedenis van de Belgische
partijen
POLITIEKE WETENSCHAPPEN UGENT
, 19de eeuw: 1831-18
Ontstaan België gebeurde in 1830, door een monsterverbond tussen progressieven en
conservatieven, met andere woorden katholieke en liberalen. Er was een periode van unionisme tot
en met 1839. In dat jaar erkende Willem I en België en ondertekende hij de 24 artikelen, waardoor
de politieke geschillen tussen de twee naar boven kwamen.
De katholieke partij had geen statutaire nationale partijorganisatie, die zou er pas komen in 1936
met het Blok der Katholieken. Er is geen stichtingsacte noch stichtingsjaar, ondanks wordt er veel
naar het jaar 1884 verwezen. Ondanks alles was er toch een aantal elementen die vormgaven aan de
katholieke partij:
De politieke instrumenten: de pers, de Rechterzijde en de kiesverenigingen.
Rekening houden met de katholieke kerk, maar zorgde tegelijkertijd voor de vertraagde
uitbouw van een partijorganisatie.
Volgens Gerard kunnen er 3 ontwikkelingsfasen onderscheidden worden in de geschiedenis van de
katholieke partij:
1) Eerste partijvorming gebeurt in een elitair en liberaal-katholiek klimaat met blijven
conservatisme tot gevolg.
2) Periode van emancipatie van verschillende volksgroepen, in confrontatie met het socialisme,
leidt tot de christelijke sociale actie en tot de eerste christendemocratie.
3) Ten slotte evolueert de katholieke partij naar een volkspartij in een periode van hevige
democratiekritiek waarvan ook het personalisme sporen vertoont.
1848: eerste liberaal congres
Congres bleek geen eenvoudige opgave, er waren verdeelde meningen over het partijprogramma
Doctrinairen die de economische macht in handen hadden en zich tegen iedere vorm van
sociale verandering verzetten, vreesden dat een te sterke ideologische profilering de kiezer
zou afschrikken.
Progressisten, die onder de republiekeinden rekruteerden en die op sociaal vlak bij de lagere
bourgeoisie en de middenklasse aansloten, ijverden voor een concrete invulling van het
programma waarbij de afschaffing van de gedifferentieerde kiescijns en de organisatie van
het lekenonderwijs centraal stonden. Ze eisten bovendien vergaande maatregelen op sociaal
vlak: inkomstbelasting, afschaffing v/d werkboekjes, reglementering van kinder- en
vrouwenarbeid en zelfs de organisatie van syndicale vrijheden.
Uiteindelijk kwam er onder de invloed van Frère-Orban een consensus over een minimaal
programma die er zou blijven tot de grondwetsherziening van 1893. Dit programma mag niet
overschat worden.
1864: eerste internationale
Liberale doctrinairen kwamen onder de indruk van de sociale eisen van de arbeidersbeweging.
Ze konden die eisen niet langer negeren, de sociale politiek die hieruit voortvloeide was allesbehalve
sociaal te noemen. Ze was zeer paternalistisch en had als doel de controle over de arbeiders te
behouden.
,1870: verkiezingen
Er was een zware verkiezingsnederlaag voor de liberalen er werd een poging ondernomen om
socialere politiek te voeren, het enige resultaat was:
Toevoeging van de afschaffing kiescijns voor de lokale en provinciale verkiezingen.
Voorstel om regelmatig congressen te houden werd afgevoerd.
1884: eerste schoolstrijd
In 1884 leidden de liberalen een zware verkiezingsnederlaag. Ze gaan voor bijna 30 jaar naar de
oppositie, in de voorgaande regeerperiode in de regering Frère-Orban/ Van Humbeeck werd er onder
druk van de progressisten een zeer antiklerikaal beleid gevoerd.
1885: opkomst van de Belgische Werklieden Partij
Na het verdwijnen van de Belgische internationale in 1874 bleven er in België slecht kleine groepjes
over.
De eerste aanzet kwam vanuit Vlaanderen waar: ‘De Paepe en Anseele’ zich door Duitstalige
sociaaldemocraten lieten inspireren. In Wallonië kregen die initiatieven geen navolging. Maar de
revolutionerende en de anarchistische stroming binnen het socialisme had nog steeds de bovenhand
waardoor de oprichting van een partij vertraging opliep.
Op initiatief van de syndicaten, coöperatieven, mutualiteiten en de bestaande BSP de BWP opgericht
in april 1885. Opvallend was wel dat er amper arbeiders van de grootindustrie aanwezig waren. Er
werd een eisenplatform opgesteld waar invoering van algemeen stemrecht centraal stond, maar ook
scheiding Kerk en staat, invoering van gratis verplicht onderwijs, afschaffing kinderarbeid onder de
12 jaar, invoering van een stelsel van sociale zekerheid en de invoering van progressieve
inkomensbelasting.
De beslissingsbevoegdheid binnen de partij lag bij het Congres die jaarlijks samenkwam en
waarbinnen de algemene raad verkozen werd, die de werkelijke leiding van de partij opzich neemt.
Uit angst dat de partij al zou verdwijnen kantte de partij zich tegen de stakingen van 1886-1887. De
Waalse dissidenten richtten echter onmiddellijk een nieuwe partij op, Parti Socialiste Républicain, die
opteerden voor stakingen als ultieme wapen. De partij zou een kort bestaan kennen door de mislukte
stakingen in 1887. Die mislukking deed de Waalse arbeiders inzien dat er nood was aan een sterke
organisatie, dit leidde tot de aansluiting van de SPR bij de BWP.
1887: poging tot oprichting autonome partij
De afstand tussen doctrinairen en progressisten werd steeds groter met als hoogtepunt in 1887, dit
zorgde voor een poging tot het oprichten van een autonome partij: ‘De Progressieve Partij’. De partij
legde de klemtoon op de uitbereiding van het kiesrecht, een inkomensbelasting, reglementering
kinderarbeid, etc. De partij is nooit van de grond gekomen.
Deels verklaard door de oprichting van de BWP.
De enige geslaagde poging zag men in Antwerpen met de oprichting van Parti Ouvrier Libéral
deze partij had ook nog een sterke concentratie in Ath en had in 1900 2
volksvertegenwoordigers.
De breuk was definitief wanneer de progressisten coalities met de socialisten afsloten. Beide
bewegingen hadden elkaar nodig:
, 1) Socialisten steun nodig van progressisten voor de uitbouw van hun parlementaire macht.
2) Progressisten hadden arbeiders nodig in hun strijd tegen de doctrinairen.
1891 al dan niet staken
Congres 1893 had de BWP, die ondertussen ook al de steun van de progressieve liberalen en
christendemocraten had gekregen, echt keuze meer. Er zou een algemene staking ingaan op de dag
dat de Kamer het algemeen stemrecht zou verwerpen. Op 12 juli 1893 gebeurde dit ook en meteen
werd het ordewoord ‘algemene staking’ gelanceerd, onder de druk van de massale staking: stemde
het parlement in met de invoering v/h Algemeen Meervoudig Stemrecht.
1893 invoering Algemeen Meervoudig Stemrecht
Verkiezingen 1894
De doctrinairen werden verpletterd, ze trokken zich terug in hun associaties poogden weerwerk te
bieden door de invoering van de evenredige vertegenwoordiging.
AMS gekoppeld aan het meerderheidsstelsel
De BWP had voor het eerst verkozenen, wel komen ze allemaal uit Wallonië.
De BWP had nood aan een uitgewerkt programma: Charter van Quaregnon
Mengeling van diverse ideologische stromingen
Bleef tot ideologisch congres in 1974 het ideologische platform van de socialistische partij.
Welke impact hadden de zuilorganisaties van de BWP?
Ze speelden een belangrijke rol bij de uitbouw van de BWP, met de vakbeweging als voornaamste
pijler.
Bij de oprichting van de BWP werd vooral aandacht geschonken aan het uitbouwen van
stakingskassen, om dit te realiseren was centralisatie nodig.
De bestaande syndicaten in nationale organisaties (federaties) onderbrengen.
Aanvankelijk raakte men niet verder dan het onderbrengen van de bonden in federaties per
bedrijfstak
Een tweede steunpilaar was de coöperatieve beweging
De Vooruit onder leiding van Anseele, was een pionier en was een voorbeeld voor de andere
socialistische coöperatieven.
Ze vervulden een mobiliserende rol
De derde steunpilaar zijn de mutualiteiten
In de 19de eeuw hadden ze de rol in de arbeidersstrijd aangezien zij de enige toegelaten
arbeidersorganisatie waren.
Bond Moyson