Alle taken (inclusief taak 7) van het blok (neuro-)ontwikkelingsstoornissen uitgewerkt volgens de literatuur:
Taak 1: Brein en Ontwikkeling
Taak 2: Verstandelijke Beperking en Intelligentie
Taak 3: Autisme Spectrum Stoornis
Taak 4: Aandachtsdeficiëntie/Hyperactiviteitsstoornis of ADHD
Taak...
Blok Developmental Disorders PSY4753
Taak 1: Brein en Ontwikkeling
1. ICD-11 versus DSM-5 (overeenkomsten/verschillen)
2. (Wolfskinderen) Wat is de invloed van omgevingsfactoren op de normale en abnormale
neuropsychologische ontwikkelingen? Kritieke periode?
3. Welke hersengebieden zijn er en welke functies hebben ze? Welke zijn bij Luc
onderontwikkeld?
4. Hoe kunnen neuro-ontwikkelingsstoornissen veranderen gedurende de levensloop?
Neuro-ontwikkelingsstoornissen → brede groep stoornissen met een bepaalde ontwrichting van de
breinontwikkeling. Klinisch en etiologisch gezien zijn ze erg verschillend! Bijv. Schizofrenie, Cerebrale
Parese (hersenbeschadiging tijdens zwangerschap/bevalling), schizofrenie, autisme, ADHD, epilepsie
➔ DSM-5 groept ADHD, ASS, specifieke leerstoornissen en motorische stoornissen (zoals
ontwikkeling-coördinatie stoornis en ticstoornissen) samen als neuro-
ontwikkelingsstoornissen
Waarom neuro-ontwikkelingsstoornisen groeperen?
- Een van de hoofdkenmerken is dat ze vaak ontstaan in de kindertijd, voor de pubertijd
- Vaak steady beloop in plaats van terugvallen en in remissie zijn
- Vaak al vroeg begin van neurocognitieve tekorten en vaker bij mannen
- Vaak meerdere factoren in het ontstaan van zulke stoornissen
- Niveau van overlap tussen deze stoornissen is hoog!
➔ Wel erg heterogeen in termen van klinische kenmerken, oorzaken, respons op behandeling
en uitkomsten erken dit onderscheid!
,Zijn neuro-ontwikkelingsstoornissen meer dan alleen hun symptomen?
Phenotypisch zijn neuro-ontwikkelingsstoornissen meer dan alleen een set van symptomen.
Sommige stoornissen kunnen ook aanwezig zijn op een ongewoonlijke manier.
➔ ADHD bijvoorbeeld gaat niet alleen om symptomen (hyperactiviteit/impulsiviteit) maar ook
cognitieve tekorten (werkgeheugen en planning is beperkt) en emotionele kenmerken.
Waarom zijn profielen – voorbij de diagnostische kenmerken – relevant?
- Voor clinici: verschillende probleemgebieden betekent verschillende behandelingen voor één
neuro-ontwikkelingsstoornis
- Uitkomsten moeten worden bekeken: welke comorbiditeiten zijn geassocieerd met een
slechtere uitkomst?
Multimorbiditeit in de klinische praktijk (= aanwezigheid van twee of meer chronische condities in
hetzelfde individu)
- Fragmented service provision is een probleem voor patiënten met multimorbiditeit. Klinische
routes die focussen op één diagnostisch proces van een specifieke conditie missen
waarschijnlijk belangrijke kenmerken van andere stoornissen.
- Beoordeling- en behandeling richtlijnen focussen zich vaak op een specifieke stoornis terwijl
behandelingbehoeften en prognosis anders kunnen zijn wanneer andere stoornissen
aanwezig zijn.
o Andere drempel om de andere stoornis te krijgen (voor ADHD zijn bepaalde
interventies effectiever als er ook sprake is van angst)
o De effectiviteit van een bepaalde behandeling kan anders zijn in de aanwezigheid van
andere condities
▪ Voor de DSM-5 konden ADHD en autisme niet samen voorkomen → amper
onderzoek naar beide fenotypes
Neuro-ontwikkelings stoornissen geconceptualiseerd als trek
Veel bewijs voor neuro-ontwikkelingsstoornissen als extremen van een dimensie
- Maar waar ligt de cutoff point? → bij kinder psychopathologie vaan sub-threshold diagnoses
wat betekent dat er te weinig symptomen zijn om echt een diagnose te stellen maar er is wel
sprake van beperking (maar de diagnoses uitbreiden helpt ook niet altijd!)
- Wat is de dimensie? → handiger om diagnose te stellen op basis van meerdere kenmerken in
plaats van aantal kenmerken
Ontwikkelingsveranderingen in een levensduur benadering
- Symptomen verminderen maar blijven wel tijdens volwassenheid
- Niet alleen verandering op het gebied van afname in symptomen maar ook veranderingen in
klinische uitingen en co-morbiditeiten zoals middelengebruik
Hoe kunnen clinici en onderzoekers hiermee verder gaan?
- Conceptuele benadering: niet strikt het framework overnemen maar altijd erover nadenken
en kritisch reflecteren, ook (h)erkennen dat er comorbiditeiten of symptomen naast de
hoofd diagnose kunnen bestaan. De diagnose kan erg verschillen en andere interventies
nodig hebben gebaseerd op comorbiditeit, leeftijd en sociale context
, - Denk na over complexiteit vs vereenvoudigen → Het kan
klinisch gezien helpen om neuro-ontwikkelingsstoornissen
samen te pakken maar het is noodzakelijk dat er diagnostisch
onderscheid wordt gehouden.
Een diagnose voor neuro-ontwikkelingsstoornissen is redelijk
betrouwbaar en nuttig maar dit moet wel verstandig worden gebruikt als
een framework en niet als een fundamentele waarheid → niet gebruiken
als enige middel om te bepalen of er behandeling komt! Voor
onderzoekers is het moeilijk om van diagnoses af te zien…
5. Welke gebieden in de hersenen laten duidelijke veranderingen zien gedurende de
adolescentie en wat is de functie van deze gebieden? Welke gevolgen kunnen deze
veranderingen hebben op de ontwikkeling van psychopathologie?
Bron: Crone & Dahl (2012). Understanding adolescence as a period of social-affective engagement
and goal flexibility. Nature Reviews, 13, 636-650.
Overgang naar ‘volwassenheid’ → veranderingen in doelen en motivatie (prioriteiten op basis van
carriere, identiteit, vrienden etc.
➔ Hiervoor meer gebruik van cognitieve controle vaardigheden (aandacht, emotie en gerdag
aanpassen aan lange termijn ‘volwassenen’ levensdoelen
➔ Maar ook sociale en affectieve processen hebben een rol! Om deze doelen te behalen, is
motivatie nodig om de relevante vaardigheden te oefenen en dit wordt gevormd door
sociale ervaring en gevoelens over prioriteit van het doel
Huidige visie op de breinontwikkeling van adolescenten
Rijpingskloof tussen cognitieve controle en affectieve processen (waaronder verwerking van beloning
en bedreiging) kan een verklaring zijn voor de toename van het risico op impulsief en gevaarlijk
gedrag bij adolescenten.
➔ Subcorticale affectieve breingebieden rijpen sneller dan de frontaal corticale breingebieden,
daarom nemen adolescenten meer emotionele (en minder rationele) beslissingen die leiden
tot acties die niet de lange-termijn gevolgen in achting hebben genomen
➔ MAAR ook steeds meer aandacht voor invloed van sociale context!
Neuroimaging van ontwikkeling van adolescenten
Tijdens adolescentie: toename in het vermogen om cognitieve controle over gedachten en acties te
gebruiken (verbeteringen in leren en succesvolle aanpassing in sociale contexten: bijvoorbeeld
cognitieve controle over acties is handig in het klaslokaal: aan bureau zitten en lezen).
- Basic cognitieve controle functies: Studies over basis cognitieve controle functies (zoals
werkgeheugen en inhibitie en taak switchen) hebben gerapporteerd dat gebieden die
betrokken zijn bij volwassenen (inclusief laterale PFC en pariëtale cortex) erg betrokken zijn
tijdens kindertijd en adolescentie → dus gebieden van PFC hebben een trage ontwikkeling en
zijn niet op dezelfde manier betrokken in kinderen/adolescenten als bij volwassenen.
Daarnaast ook verhoogde efficiëntie van zulke gebieden over de tijd.
o Dus pariëtale cortex toont consistent patroon van verhoogde activatie in cognitieve
controle taken bij een hogere leeftijd maar laterale en mediale PFC tonen zowel
verhoging als verlaging in activatie waarbij het ligt aan het taakparadigma en de PFC
subregio die betrokken is.
, - Complexe cognitieve controle functies: meer complex zoals monitoren van performance,
feedback leren en relationeel redeneren. Maar exacte relatie tussen neurale activatie,
taakperformance en strategie gebruik is niet goed begrepen.
- Flexibiliteit in het recruiteren van cognitieve controle systemen: de mate waarin cognitieve
controle processen worde geactiveerd in adolescentie wordt beïnvloed door de
motivationele aantrekkelijkheid van de context (aanwezigheid van peers, taakinstructie,
strategieën).
o Frontale corticale breingebieden zijn in de adolescentie gevoelig voor context en hun
activiteit van verbeterd worden door training.
Functionele MRI studies van affectieve processen
Neurale systemen van affectieve processen → betrokken bij emoties en motivatie maar in het
algemeen een netwerk van het waarderen van systemen die betrokken zijn in het leren van beloning
en bedreiging (approach/avoidance). In adolescentie is beloning/bedreiging vaak gebaseerd op
sociale aspecten (gewaardeerd/geaccepteerd of afgewezen voelen door leeftijdsgenoten
➔ Neuro-ontwikkelingsveranderingen in affectieve processen (approach/avoidance) volgen
non-lineaire ontwikkelingspatronen, met een piek in subcorticale breinactivatie in mid-
adolescentie (sensitieve periode voor leren over bronnen van beloning en bedreigen)
Functionele MRI studies van sociale ontwikkeling
De fundamentele rijpingtaak van adolescentie is het ontwikkelen
van kennis en vaardigheden om zelfstandig (en onafhankelijk) te
kunnen functioneren → exploreren van sociale netwerken en
prioriteren van een gevoel van erbij horen → dit vereist nieuwe
sociale vaardigheden, sociale kennis, affect regulatie, copingskills
en sociale competentie.
- Sociaal-cognitieve ontwikkeling: mentaliseren (mentale
staat van anderen begrijpen), theory-of-mind,
metacognitie. Deze ontwikkeling is vaak gedreven door
eisen uit de omgeving (meer behoefte om bij peers aan te
sluiten).
o Sociaal brein netwerk = netwerk van brein gebieden (mediale PFC en
temporoparietale junctie (TPJ)) die belangrijk zijn voor mentaliseren en perspectief
nemen
o Vaak overgang van zelf-georiënteerd gedrag naar ander-georiënteerd (prosociaal)
gedrag. Sociaal gedrag is vaak gemotiveerd door
- Sociaal-affectieve ontwikkeling: (motivationele en emotionele aspecten van sociale
vaardigheden zoals empathie, sociale acceptatie en afwijzing) → temporale kwab en insula
o Sociale acceptatie → verhoogde activatie in ventrale ACC (anterior cingulate cortex)
en striatum
o Sociale afwijzing → activatie van insula en dorsale ACC. Activatie van insula was
verminderd bij individuen met veel vrienden.
Pubertijd en sociaal-affectieve veranderingen
- Adolescenten tonen groter risico-nemend gedrag dan volwassenen of kinderen, vooral
wanneer zij met peers zijn (of geloven dat zij worden bekeken door peers) → dus in affectief
aantrekkelijke sociale contexten
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur lottefranck. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.