Nederlands (samenvatting)
Taal in de 21ste eeuw en taalonderwijs in de 21ste eeuw
Taal in de 21ste eeuw (p.14 – 20):
Taal is overal aanwezig in het dagelijkse leven van kinderen:
Binnen en buiten de school.
Taal is een krachtig bindmiddel dat tot communicatie mogelijk maakt. Het verstevigt de
sociale samenhang en doet begrip ontstaan.
Je hebt taal nodig om deel te nemen aan de complexe, superdiverse meertalige samenleving.
Het zorgt voor succes op school en in het leven.
Je hebt het nodig om te kunnen functioneren in de samenleving.
Taal = een belangrijk sleutelcompetentie om te kunnen deelnemen aan de samenleving.
OESO, De Verenigde Naties en de Europese Unie hebben dit onderzocht.
bewust omgaan met een verandering, complexe informatie verwerken, kritische en
probleemoplossend denken, zelfstandig beslissingen kunnen maken, creatief samenwerken,
communiceren in diverse contexten, omgaan met nieuwe media en technologie,…
Taal = alomtegenwoordig (overal tegelijkertijd in verwerkt)
complexe informatie verwerken, bronnen raadplegen, lees-en luistervaardigheid, schriftelijk en
mondelinge vaardigheden, creatief taalgebruik, taal kunnen aanpassen aan register en doelgroep,
nieuwe media en technologieën hanteren en begrijpen,…
Definitie:
Taalcompetenties is het geheel van talige kennis, vaardigheden en attitudes die nodig zijn om
geschreven, gesproken en multimodale teksten te begrijpen, te evalueren en te gebruiken zodat:
1. Volwaardige deelname aan de samenleving mogelijk wordt.
2. De eigen doelen gerealiseerd kunnen worden.
3. De eigen kennis en mogelijkheden levenslang en duurzaam kunnen worden ontwikkeld.
Heel belangrijk dat leerlingen goed om kunnen met taal en dus kunnen meedraaien in de
samenleving en zich verder kunnen ontplooien.
Uit onderzoeken: PISA en PIRLS,
Vlaamse leesvaardigheid is achteruit gegaan.
Kloof tussen leerlingen met hoge en lage sociaaleconomische status.
Kloof tussen leerlingen met Nederlands als thuistaal en met een vreemde taal als thuistaal.
Tekortkomingen (op vlak van taal) worden pas vastgesteld op scharniermomenten (wanneer
je naar het middelbaar gaat of wanneer je gaat werken)
Taalonderwijs in de 21ste eeuw (p.22 – 54):
Taal verwerken in alle leergebieden en schooldagonderdelen.
Taalkrachtig onderwijs in 7 principes:
Principe 1: taalkrachtig onderwijs stimuleert een positieve talige grondhouding
,Een omgeving creëren waarin leerlingen durven oefenen aan het talige grondhouding en waarin ze
gemotiveerd blijven. (Veiligheid, vertrouwen en plezier)
1) Een veilige oefencontext bieden
Veilige oefenkansen, de ruimte krijgen om te experimenteren en vooral durven
experimenteren. Fouten mogen maken + stimuleren om taal te gebruiken = positieve
omgeving om taal te gebruiken.
2) Het talige repertoire van leerlingen omarmen
Alle kinderen aanvaarden zoals ze zijn, het leren van taal is een individueel proces (eigen
tempo, eigen niveau), erkennen wat de kinderen al kunnen. Andere thuistalen omarmen
en als leerkansen zien (interesse tonen). Geloven in wat de kinderen (al) kunnen.
3) Hoge verwachtingen koesteren
Hoge verwachtingen boodschap dat iedereen kan leren kinderen krijgen meer
zelfvertrouwen. Uitdagende taken zodat kinderen kunnen ontdekken.
Principe 2: Taalkrachtig onderwijs is contextrijk
Schooltaal leren in een betekenisvolle context: inspelen op hun interesses/voorkennis/leefwereld.
Concrete materialen/vragen/situaties gebruiken en koppelen aan abstractere dingen.
herkenbaarheid en motivatie.
Ondersteunende context gebruiken. (kinderen leren het woord ‘vogel’ omdat er altijd naar een
vliegend dier wordt gekeken als men er over praat).
Moeilijke woorden leren door een voldoende talige context te combineren met oefenkansen op
basis van concreet materiaal. En verbinden aan voorkennis en eerdere ervaringen.
De voorkennis delen met anderen, gemeenschappelijke voorkennis.
Principe 3: Taalkrachtig onderwijs is functioneel
Taal functioneel inzetten om verschillende (dagdagelijkse) doelen te bereiken
motivatie/betrokkenheid
Taal verbinden met zinvolle en betekenisvolle activiteiten.
Taken laten maken waarin kinderen het niet echt door hebben dat ze met taal bezig zijn.
(Taal)taken net iets boven het niveau van de leerlingen uitdaging.
Bv. Stappenplan lezen om een bloembol te planten, spellingsregels nalezen in een tekst.
Principe 4: Taalkrachtig onderwijs is (inter)actief
1) Leraar-leerlinginteractie
Leerlingen veel aan bod laten komen in de les.
Voldoende en nuttige feedback (op spreken en schrijven!).
Taalstimulerend reageren op de taaluitingen Prikkelende vragen stellen
Rijkere verwoording voorstellen
Verwijzen naar het doel
! Opinievragen stellen
2) Leerling-leerlinginteractie
Vaak in groepjes laten werken, zo leren ze elkaars input ook kennen.
Afwisselen in homogene (hetzelfde niveau) en heterogene (verschillend niveau) groepjes.
Principe 5: taalkrachtig onderwijs geeft ondersteuning
Kwaliteitsvolle feedback geven:
, o Feedback (beschrijving van de huidige stand van zaken)
o Feed-up (beschrijving van de gewenste leeruitkomst)
o Feedfoward (beschrijving van de volgende stap die nodig is om de uitkomst te bekomen)
Scaffolding: juiste ondersteuning geven zodat de leerlingen een stapje hoger geraken, door
gerichte ondersteuning kunnen de leerlingen de moeilijke taak toch zelf maken.
Modeling: je doet voor hoe het moet, wat ze kunnen doen om de uitkomst te bekomen.
Persoonlijke ondersteuning differentiëren (kloof dichten tussen kunnen en niet kunnen.)
Laat leerlingen ook elkaar helpen (elkaar individuele ondersteuning bieden) en laat ze eventueel
hierbij hun thuistaal gebruiken.
De bal terug kaatsen: als leerlingen een opdracht niet snappen, ga je niet de oplossing voor
zeggen, je stelt gerichte vragen en opmerkingen zodat ze uiteindelijk wel zelf de oplossing kunnen
vinden.
Individuele of klassikale ondersteuning
Principe 6: Taalkrachtig onderwijs heeft aandacht voor impliciet en expliciet leren
Impliciet leren = nieuwe taal onbewust leren (Bv. Tijdens een les WO wijs je erop dat landen met
een hoofdletter geschreven worden).
Expliciet leren = bewust stilstaan bij woordenschat of grammaticale regeltjes.
Door dit te combineren leer je taal het beste. (Expliciet leren vult het impliciet leren aan)
Aandacht voor strategieën. Als je strategieën toepast/voordoet heb je weer een rolmodel
(modeling), je zegt hardop wat je denkt en hoe je ergens aan komt.
Focus on form: leerlingen laten stilstaan bij taalelementen die ze gebruiken. (goed opletten met
wie je focust op welk aspect, de ene leerling snapt een regel direct terwijl de andere hier moeite
mee heeft)
TIP: als je net een nieuwe spellingsregel hebt geleerd, ga hier ook in andere vakken op terug
komen.
Principe 7: Taalkrachtig onderwijs biedt kansen tot reflectie
Door te reflecteren werk je expliciet aan de taalcompetenties van de leerlingen.
1) Reflectie op initiatief van de leraar
Wat weet je al over een onderwerp, wat wil je er nog over bijleren hier tijdens de les op
terug komen, en over reflecteren.
Na de opdracht reflecteren over het proces, het eindresultaat.
2) Reflectie door medeleerlingen
Leerlingen over elkaar reflecteren, dit is een win-winsituatie. Ze leren tips geven, hun
leesvaardigheid wordt geoefend en ze krijgen feedback van anderen.
3) Tijd en ruimte om te reflecteren
Voorzie hiervoor tijd in je lessen. Je observeert je leerlingen eerst om ze daarna gerichte
ondersteuning/feedback te geven.
Taal in en buiten de taalles: een kwestie van inzoomen en uitzoomen.
Taal ook in de andere lessen aan bod laten komen (uitzoomen), dit versterkt het leerproces. Tijdens
deze niet-taallessen kunnen we ook inzoomen op enkele taalaspecten.
Link leggen tussen de taalles en andere momenten van de dag en omgekeerd. Taal is verbonden met
veel andere competenties die bereikt moeten worden.