Samenvatting
Politieke geschiedenis van België
Hoofdstukken
Hoofdstuk 1: De doorbraak van de burgerlijke parlementair-constitutionele staat
Hoofdstuk 2: de triomf van het liberalisme (1850-1884)
Hoofdstuk 3: de burgerlijke democratie verruimd
Hoofdstuk 4: oorlog, economische depressie en contestatie van de democratie (1914-1944)
Hoofdstuk 5: van de naoorlogse wederopbouw naar de explosieve sixties
Hoofdstuk 6: samenspel van legitimiteitscrisissen op economisch en institutioneel vlak
,Samenvatting PGB
Hoofdstuk 1: De doorbraak van
de burgerlijke parlementair-
constitutionele staat
“Burgerlijke”: rijke burgerij, burgers hebben inspraak.
“Constitutionele”: geschreven grondwet
Parlementair-constitutioneel : een staat men een grondwet en een parlement.
Stelling : Belgische revolutie komt overeen met : de vorst haalt zijn soevereiniteit uit de natie.
Breuklijnen die aan bod komen in dit hoofdstuk:
Sociaaleconomische breuklijn
Levensbeschouwelijke breuklijn
Communautaire breuklijn
Inleiding
1830-1848= overgangsperiode: landbouwmaatschappij (kerk en staat belangrijk en had de meeste
macht, Ancien Régime) naar een industriële maatschappij (bankiers en advocaten aan de macht, 19e E)
Ancien Régime: landbouwregime waarbij de adel en de kerk de geprivilegieerde standen zijn.
(onttrekken zich aan de regels die voor iedereen gelden.) Kerk is ook zeer rijk en de adel regeert
mee.
In 19e eeuw was Willem 1 (houdt afstand van kerk en godsdiensten) aan de macht hij was een
verlicht despoot. In deze eeuw verliest de Kerk haar bezittingen en komt “la patrie”, de bevolking,
op tegen de koning. Ze krijgen meer macht en werden gedreven door ideologie (verlichting).
Industrieel kapitalisme, burgerij bv. in Wallonië wapenindustrie.
Belgische revolutie eindigt lang niet in 1830. Pas in 1848 werd het herstel van vrede met de buurlanden,
de totstandkoming van de grondrechten, de onderdrukking van de interne oppositie tegen de nieuwe
staatstructuur en een plaatsje in de van Europese mogendheden werkelijkheid. Zo kunnen we besluiten
dat niet 1830 een keerpunt was, maar eerder deze hele periode een overgangsfase was van het ancièn
régime naar een modernere tijd.
Ancien Regime
Eindigt in 1795 na de Franse annexatie, maar men blijft terugkijken naar het AR (zeer kenmerkend voor
1830-1848). (Bv vorst blijft ook inde 19e eeuw regeren samen met drie standen).
Macht<vorst<God conservatief en katholiek.
!Maar Vorst regeert met drie standen (Statenvergaderingen), er heerst een confederaal systeem bv.
Vlaanderen, Brabant, Henegouwen. (alle provincies regeren onafhankelijk). Voor Frankrijk waren de
gebieden dus niet één. Vreemde situatie op internationaal vlak: eerst geregeld uit Madrid dan uit
Wenen. Schoonmoeder regime, België had grotendeels Nederlandstalige inwoners en waren niet echt
onafhankelijk want gedomineerd door andere mensen. Alles vindt basis in beroep op God.
2
,Samenvatting PGB
Frans Regime
België was in 1795 een deel van Frankrijk (ze hadden ons geannexeerd). We waren een eenheidsstaat
en er waren departementen in plaats van vorstendommen. Einde van het particularisme.
Onder het Franse regime werd de feodaliteit en het leenrecht en privileges afgeschaft en de code civil
werd opgesteld (=code Napoléon) ,nieuw juridisch systeem met rechtbanken en wetboeken. Exit dus
het gewoonterecht want er kwam bv. Burgerlijk wetboek en strafwetboek.
Er werd ook een openbare verkoop van de goederen van de Kerk gehouden. En de haven van
Antwerpen was ‘vrij’. (denk terug aan de Scheldesluiting, Vrede van Westfaler)
Concordaat tussen Napoleon en Kerk (1801)
Ondertussen vindt Napoléon een heel slimme manier om toch samen te werken met de Kerk: Kerk geeft
hun geld af, maar er komt een concordaat; priesters worden betaal door staat (Weddes) en kerken
werden een deel van de staat omdat zij een sociaal nut hadden. (Kerkfabrieken, kerkgebouwen beheert
door kerkfabrieken.) De gemeente zal de kerkfabriek subsidiëren.
1815: Verenigd koninkrijk der Nederlanden
Pas hier worden Noord en Zuid samengevoegd.
Napoleon wordt verslagen, Congres van Wenen (1814-1815)
Grootmachten vragen iemand die Frankrijk in bedwang houdt. En zo komt koning Willem I, dan komen huidige
Nederland en België terug samen (als bufferstaat tegen Frankrijk, tussen FR en DUI) (was gesplitst in 16 e eeuw).
Dit is het verenigd koninkrijk der Nederlanden. Deze bufferstaat moest helpen om de hegemonie van FR tegen
te gaan. Was ook een sterk, gecentraliseerd land en men bouwde forten voor moest Frankrijk binnen vallen.
Grondwet van 1815 veel macht aan de vorst.
Willem I gaat ervan uit dat hij de baas is en parlement (Staten-Generaal) naast zich neer kan leggen. Er was dus
geen ministeriele verantwoordelijkheid en de vorst kon tussenkomen in processen, rechters waren dus niet
onafhankelijk. Dit is probleem voor burgers, want er kan willekeur ontstaan en je weet nooit of je proces eerlijk
en objectief verlopen is. Het was dus een uitbreiding voor het huis van Oranje. Er waren door départements
réunis en een apart statuut voor Luxemburg-Limburg.
Grondwet van 1815
Macht gaat uit van de vorst, Willem I geeft de grondwet aan het volk. Ministers moeten verantwoording
afleggen een de koning (geen ministeriële verantwoordelijkheid aan parlement) en de koning kan
tussenkomen in de rechtsgang/processen. Parlement : Staten-Generaal (zeer raar parlement)
50/50 Noord/Zuid, maar meer mensen in het rijkere Zuiden dan in het Noorden
Bicameraal : eerste/tweede kamer adelkamer/adel ook veel voor het zeggen Oneerlijk
10jarige begroting: groot stuk begroting dus voor 10 jaar goedgekeurd.
Congres van Wenen 1814-1815
VK der Nederlanden wordt bufferstaat voor Fr met een leger aangevoerd door de koning: Willem 1. Dit
is goed nieuws voor het huis van Oranje, want hun eigendom wordt uitgebreid. Département Réunis.
Er wordt ook in 1815 een grondwet opgemaakt voor het VKDN;
Macht gaat uit van de vorst, maar er is wel een parlement (Staten-Generaal; 50zuid-50noord)
Bicameraal
Tienjarige begroting
Er is eigenlijk geen ministeriële verantwoordelijkheid, Willem 1 beslist ==> basis voor opstand.
3
, Samenvatting PGB
De revolutie van 1830
Dit bovenstaand systeem botst met burgerij. De revolutie breekt los en er vormt zich in stadhuis van Brussel
een clubje, die het Voorlopig Bewind wordt genoemd. Hierin zitten jonge, rijke mannen. Zij gaan jobs uitdelen
aan vrienden, familie en aan de macht blijven.
Context:
Industrie doet het goed onder Willem 1, maar landbouw blijft het belangrijkste. Het was dus een
overgangsmoment van een landbouwland naar een jongindustrieland.
Er ontstaan toch twee oppositiegroepen:
Enerzijds de (1) middenklasse die eist dat de bevolking het recht moet hebben de machthebbers te
kiezen (volkssoeverniteit). Ze hebben liberale eisen en willen de Franse revolutie verder zetten.
Anderzijds ook een parlementair regime en tot slot ook een ministeriële verantwoordelijkheid die de
regering controleert, maar ook rechtsbescherming. Zij werden uitgesloten uit de macht, maar deden
wel mee aan de revolutie.
Aan de andere kant hebben we de clerus en de (2) adel en de clerus die de macht terug willen en terug
willen naar een tijd zonder een alleen heersende koning en een standenmaatschappij. (ze willen de
klok verder terugdraaien) Ze willen ook vrijheid van godsdienst, want dat is goed voor kerken, zij
betalen scholen. Dus adel en kerk is tegen de onderwijspolitiek van Willem 1. Ze willen de macht van
de koning beide beperken. Eisen vrijheid van onderwijs en van godsdienst.
Diegene die de revolutie voeren waren de lagere burgerij en de middenklasse. En werden
uitgesloten van de macht. De lagere burgerij had problemen met Willem 1; zij werden uitgesloten
uit de stemming ook al waren dit ambtenaars, kleine burgers, journalisten onderwijzers,
intellectuelen...
Conservatieven, herinnering aan de Brabantse ontwenteling, gaan ook in opstand komen tegen de
progressieve maar autoritaire vorst Willem I. “vrijheidslievende Belg”.
Eisen middenklassen
1) Volkssoevereiniteit
Bevolking maakt zoveel mogelijk de wet
Geen koning, want deze is niet verkozen
Bevolking kiest dus machthebbers
In België krijgen we dit niet
2) Parlementair regime
Wel in België
Macht gaat uit van parlement
3) Ministeriële verantwoordelijkheid
Parlement controleert regering
4) Rechten en vrijheden
Rechtsbescherming individu
Koning niet tussenkomen in processen
Liberalen en katholieken in principe vijanden vinden elkaar MONSTERVERBOND in 1827
Tegen hun gemeenschappelijke vijand Willem I.
unionisme
4