Samenvatting Cardiorespiratoire kinesitherapie
Ademhalingskinesitherapie:
Anatomie en fysiologie van het respiratoire stelsel
1. Het respiratoire systeem→ Primaire rol: gasuitwisseling!
Bovenste luchtwegen: Lagere/ onderste luchtwegen
- Neus- en mondholte - Trachea
- Sinussen Farynx (keelholte) - Primaire bronchi
- Larynx (strottenhoofd) - Bronchi en bronchioli
- Alveoli
Bovenste luchtwegen
1. Neusholte
a. Neustussenschot (septum nasi) – verdeling li & re neusholte
b. Zijwand van beide neusholtes bestaat uit 3 neusschelpen (conchae nasalis)
c. Functies:
i. Ademhaling: bevochtigen, verwarmen (of verkoelen) en filteren van
lucht
ii. Reukzin
iii. Afvoeren traanvocht
1. harde huilbui? ⇒ snot in neus/ mond omdat traanvocht in de
ogen wordt geproduceerd, maar in de neus afgevoerd
iv. Stemvorming
d. Inademen door neus of mond?
i. Belang educatie patiënt, zeker bij gevoelige LW of bvb astma.
ii. met mond inademen voelt kouder dan met de neus
2. Sinussen: neusbijholten
a. Genoemd naar waar ze zich bevinden.
b. 4 langs elke kant (benoemt naar het bot waar ze zich bevinden):
i. Frontale
ii. Ethmoïdale
iii. Sphenoïdale
iv. Maxillaire
→ belangrijk, want veel chronische patiënten hebben last van sinusitis
c. Functies:
i. Filteren, bevochtigen en verwarmen van ingeademde lucht
ii. Klankkast (zorgen gedeeltelijk voor de klank)
iii. Schokabsorptie (want zijn holtes)
3. Farynx (keelholte)
1
, a. 3 delen
b. Passageweg voor lucht, vocht en
voedsel
c. Amandelen
4. Larynx (strottenhoofd)
a. (gepaard met slijmproductie in lagere luchtwegen: laryngitis)
b. Belang kiné?
i. Technieken met bvb. open glottis
ii. Laryngitis en kiné bij baby’s tijdens winter
→ Belang respiratoire kiné: Correct informeren van de patiënt! Neushygiëne!
In stand houden van BLWinfecties tegengaan bij chronisch respiratoire Pt!
Lagere luchtwegen:
Trachea: luchtpijp
Anatomische ligging:
- Sluit aan op larynx t.h.v. C6 Eindigt
t.h.v. angulus sterni T4 Ligt
ventraal t.o.v. oesofagus
Hoefijzervormige kraakbeenringen/ bogen
(= cartilagines trachealis):
- 15 - 20 (meestal 17)
- open naar dorsaal
- Carina = een rand van kraakbeen
in de luchtpijp die voorkomt tussen
→ Foto: Wand trachea Kraakbeenring/boog Glad spierweefsel
de scheiding van de twee
belangrijkste bronchiën
tracheomalacie = een ziekte van de
luchtpijp
- kraakbeenringen zijn veel zwakker
- kinderen met tracheomalacie zijn
een indicatie voor kinesitherapie
Primaire bronchi
Dit zijn de eerste twee grote aftakkingen van de trachea
Anatomisch verschil links-rechts:
- Lengte
- Breedte
- Hellingshoek
- Cave corpora aliena (= oppassen voor vreemde voorwerpen zoals kleine pareltjes)!!
Eveneens kraakbeenringen
Tracheomalacie - bronchomalacie
2
, - Tracheomalacie is een aandoening of voorval waarbij het kraakbeen dat de luchtweg
(trachea) openhoudt, zacht is zodat de trachea gedeeltelijk inzakt, vooral bij een
verhoogde luchtstroom.
- Bronchomalacie is een term voor zwak kraakbeen in de wanden van de bronchiën,
die vaak voorkomt bij kinderen jonger dan een dag. Bronchomalacie betekent
"slapte" van een deel van de bronchiën.
Bronchi en bronchioli: verduidelijking m.b.v. de bronchiaalboom
- Rechter hoofdbronchus vertakt verder in 3
bronchiën
- Linker hoofdbronchus in 2 → ….. → 23
generaties vertakkingen.
- Tot 16de generatie: geleidende zone
- Vanaf generatie 17: gasuitwisseling
uitleg aan de hand van broccoli: er moet een goede
communicatie zijn (vb: anatomie van de luchtwegen).
Waarom broccoli?
- stam = luchtpijp
- vertakkingen worden kleiner en kleiner tot de
groene bolletjes = longblaasjes
Bronchi en bronchioli - bronchiaalboom
Hoe dieper dat we gaan, zien we dat de individuele lengte en diameter kleiner en kleiner
worden
3
,Structuur van de longen
- kwabben (= lobben)
→ Rechts: RBK, RMK, ROK (3)
→ Links: LBK, LOK (2)
(verschillende segmenten van de lobben
niet kennen)
- segmenten
- Elke kwab bevat 2 tot 5 segmenten
- fisuren (fisurae)
- Scheiden de kwabben van elkaar
→ Rechts: fisura obliqua en fisura
horizontalis (2)
→ Links: fisura obliqua (1)
Pleurae: longvliezen
- Pleura pulmonalis (visceralis): tegen longen (longvlies)
- Pleura pariëtalis: tegen binnenzijde thoraxholte (borstvlies)
- Pleuraholte: bevat kleine hoeveelheid pleuravocht
- Pneumothorax: lucht bereikt pleuraholte via een opening in één van beide
longvliezen.
Traumatische vs. spontane pneumothorax
- Diagnostiek: anamnese & RX
- Behandeling: niet-invasief (zuurstof & rust), invasief: aspiratie lucht uit
pleuraholte
lucht tussen vliezen? long gaat dichtklappen door de verschillende drukken = klaplong
Alveoli: longblaasjes = diepste deel
- Gasuitwisseling d.m.v. diffusie!
- Diffusie is de netto beweging van iets, meestal van een gebied met een
hogere concentratie naar een gebied met een lagere concentratie.
- Generatie 17-23: respiratoire zone (gasuitwisseling)
- er komt CO2 terug naar buiten
- Wand van de alveolen opgebouwd uit:
- Type I pneumocyten: gasuitwisseling
- Type II pneumocyten: aanmaak surfactant Macrofagen, afweerfunctie
- surfactant is heel belangrijk!
→ Het belangrijkste verschil tussen type 1 en type 2 pneumocyten is dat type
1 pneumocyten dunne en afgeplatte alveolaire cellen zijn die verantwoordelijk
zijn voor gasuitwisseling tussen alveoli en haarvaten, terwijl type 2
kubusvormige alveolaire cellen zijn, verantwoordelijk voor de afscheiding van
longsurfactanten die oppervlaktespanning in alveoli verminderen.
- Surfactant
- Baby’s – neonataal?
- Na 35 weken in de buik is het meeste aanmaak van de surfactant voltooid
- Bij baby’s die te vroeg gaan geboren worden, krijgt de moeder op voorhand
nog 2 spuiten in de bil
4
, 2. longvolumes en longcapaciteiten
→ Korte herhaling (Komt uitgebreid aan bod tijdens lessen van Mevr. L. De Cock)
Ademen in het machine + lijntje gaat omhoog bij inademen, omlaag bij uitademen
spirogram: hieruit haal je veel belangrijke informatie
- = longfunctieonderzoek waarbij u via een mondstuk dat verbonden is met
een meetapparaat (de spirometer) in en uitademt. Op grond daarvan kan worden
vastgesteld hoeveel lucht u kunt uitblazen en met welke snelheid. De gegevens van
het meetapparaaat worden berekend en weergegeven in een spirogram.
Statische Longvolumes
Longvolumes Longcapaciteiten
A.d.h.v. spirogram A.d.h.v. spirogram: combinatie van 2+ longvolumes
- TV – teugvolume - VC: Vitale capaciteit:
Het volume lucht dat we in- en - EVC: maximale hoeveelheid lucht dat
uitademen tijdens een normale, rustige kan uitgeademd worden na een volledige
ademhaling. inspiratie.
- IRV – inspiratoir reserve volume → Instructies EVC:
Het volume lucht dat men nog extra - rustige AH
kan inademen na een rustige inspiratie. - rustig, maximaal inademen tot
- ERV – expiratory reserve volume TLC
Het volume lucht dat men nog extra - rustig, maximaal diep uitademen
kan uitademen na een rustige expiratie. - IVC: maximale hoeveelheid lucht dat kan
- RV – residueel volume ingeademd worden na een volledige
Het volume dat nog in de longen expiratie.
overblijft na een maximale → Instructies IVC:
- begin: Rustig in en uitademen →
kijken wat normale ademhaling
(stabiel TV)
- rustig maximaal uitademen tot RV
- rustig, maximaal diep inademing
vanaf RV tot TLC
- FRC: Functioneel residuele capaciteit:
- De inhoud van de longen na een normale
expiratie.
- IC: Inspiratoire capaciteit:
5
, - De hoeveelheid lucht dat na een rustige
expiratie kan worden ingeademd.
- TLC: Totale longcapaciteit:
- De hoeveelheid lucht in de longen na een
maximale inspiratie.
Dynamische parameters
Hoe langer dat je uitademt hoe sneller dat je naar die kleinere vertakkingen gaat.
- Meten van dynamische parameters: Hoeveel lucht kan
er binnen een bepaalde tijd in- en uitgeademd worden.
- Afhankelijk van snelheid (verschillend van statische)
- Flow-volumecurve (F/V curve)
- PEF – Peak Expiratoy flow (L/s): piekflow –
piekstroom -peakflow
→ Maximale flow die bij geforceerde expiratie
= Meestal binnen eerste 20% van de FVC. = maximale
flow dat een patiënt kan halen bij een uitademing
- FVC – Forced Vital Capacity
- Instructies FVC:
- rustige AH (stabiel TV)
- zo diep mogelijk inademen
- geen adempauze (< 1s op TLC-niveau)
- zo krachtig en zo snel mogelijk uitademen
- zo krachtig en zo diep mogelijk
uitademen (tot RV-niveau)
- FEV 1 – Forced Expiratoy Volume in the 1st second
(1 seconde waarde)
→ Belangrijkste parameter om mate van obstructie te
meten = éénsecondewaarde
- Geforceerde vitale capaciteit: geforceerd maneuver,
maar is eigenlijk hetzelfde als vitale capaciteit
6
, - Tiffeneau – index (%) = FEV1/FVC ratio
- Normaal kan iemand ca. 75-80% van zijn FVC
uitademen tijdens de eerste seconde van een
geforceerde expiratie
- Bij obstructie aandoeningen: lager dan 70%
- Bij restrictieve aandoeningen: normaal of verhoogd
Obstructieve vs. restrictieve aandoening
3. Obstructieve vs. restrictieve aandoeningen
Uiterst belangrijk om verschil te begrijpen!
- Beter begrip ziektebeeld
- Belangrijk voor uitleg aan Pt
- Keuze juiste behandeltechnieken
Uitleg elasticiteit en compliantie
Obstructieve aandoening: er is een obstructie aanwezig
Wat kan een obstructie veroorzaken?
- mucusslijmen
- Zwelling (oedeem bij ontsteking, bronchitis bijvoorbeeld)
- Bronchoconstrictie + Bronchospasme
→ contractie van de gladde spieren rond de bronchus/ luchtpijp
Patiënten met obstructieve aandoeningen gaan moeilijker hebben met uitademen
lucht blijft achter longen omdat deze door een vernauwde luchtweg naar buiten moeten
- Lucht kan er “makkelijk in” en “moeilijk uit”: lucht blijft makkelijker achter (RV stijgt)→
hyperinflatie.
- FEV1, Tiffeneau-index: ↓
- TLC, RV: ↑
- Voorbeelden: COPD, mucoviscidose, astma, bronchiëctasieën.
- Elasticiteit en compliantie: compliantie toegenomen, elasticiteit afgenomen.
Restrictieve aandoeningen
Restrictieve aandoening: er is een restrictie aanwezig, de expansie van de long wordt
belemmerd
- Klinische oorzaken worden onderverdeeld in intrinsieke en extrinsieke oorzaken.
1. Oorzaken in de long zelf
- Atelectase
- Pneumonie
- Longfibrose
- Verwijdering kwab na bvb. kanker
7