Deze samenvatting is zeer volledig. Alle notities van de les staan er in. Linken over de hoofdstukken heen staan er bij vermeld. Belangrijke namen staan in fluo.
Toxische positiviteit= foute positiviteit
(bv. tegen iemand zeggen die een relatiebreuk gehad heeft: ’je zal wel iemand
beter vinden’)
Sociale deprivatie= iets word je ontnomen (dat je nodig hebt)
sociaal contact word je ontnomen
gevolg: latere problematiek, want andere zijn nodig voor gezond welzijn
sociale paradox= tegenstrijdigheid
enerzijds hebben we anderen nodig, anderzijds proberen we ons af te scheiden
van anderen
(vb. trein: weg van elkaar gaan zitten)
connectiekans= bewust connecties maken met iemand die je totaal niet kent
sociale psychologie= wetenschappelijke studie van de manier waarop de
gedachten, gevoelens en handelingen van mensen beïnvloed worden door de
feitelijke, voorgestelde of geïmpliceerde aanwezigheid van andere mensen
Allport grondlegger van de sociale psychologie
Wetenschappelijke studie:
Het is belangrijk om een onderscheid te maken tussen je intuïtie (gezond
verstand) en je alledaagse kennis
Beide toevallige vaststelling
Wetenschap empirische cyclus
Wetenschap objectief
Intuïtie subjectief
Bv. rosharige hebben een goede intuïtieve kennis
Wachtverzachters= helpen je om het wachten te verzachten (bv. zouden
mensen door het rood licht oversteken wanneer ze weten hoe lang ze moeten
wachten voordat het groen word?)
2 methodes:
,Sociale psychologie
1) Begrijpende/beschrijvende methode= kwalitatieve methode, je wilt iets te
weten komen en gaat feiten verzamelen
2) correlationele methode= 2 fenomenen met elkaar vergelijken waar je een
samenhang tussen gaat zoeken
Geen ene methode is beter dan de andere. Het hangt er van af wat je wil
onderzoeken/ te weten komen
soorten correlatie:
1) 0-correlatie= hebben geen samenhang (bv. de temperatuur en de hik
hebben)
2) Positieve correlatie= ze bewegen naar dezelfde richting (bv. hoe meer
mensen aanwezig zijn bij een noodgeval, hoe langer de tijd vooraleer er hulp
geboden word)
3) Negatieve correlatie= stijging van de ene variabele, daling van de andere
variabele (bv. hoe meer je naar de lessen gaat, hoe minder je moet studeren
achteraf)
Correlatie is niet hetzelfde als causaliteit!
Causatie= oorzaak-gevolg verband hier geen sprake van
Geen causaal verband MAAR correlationeel onderzoek
Het ene is niet het gevolg van het andere, maar er is
een samenhang
Causatie= tussen 2 gedragingen kan je een oorzaak
vastleggen
Het ene is oorzaak van het andere
(Bv. experiment films: een neutrale film en een agressieve
film) hoe agressief zijn nu de 2 groepen?
Agressieve films veroorzaken dat kinderen zich anders zullen gedragen
onafhankelijke variabele: diegene die door de onderzoeker
gemanipuleerd / veranderd wordt om een effect op de afhankelijke
variabele te meten; diegene waarvan verwacht wordt dat hij
invloed heeft op de afhankelijke variabele; veroorzaakt deze een
verandering in jouw afhankelijke variabele?
afhankelijke variabele: die variabele die afhankelijk is van de
onafhankelijke variabele; het gedrag dat gemeten wordt
,Sociale psychologie
experiment
stelling: mineralen of gewoon water word toegediend aan een plant
Afhankelijke variabele= mate waarin de plantjes groeien
Onafhankelijke variabele= het soort water
Experiment kleuren zien
Experiment: lees de kleur:
1. 7,33 seconden, de woorden staan met de juiste kleur.
2. 10,35 seconden, de kleuren staan verkeerd Je moet nadenken want je focust meer
op woorden dan op kleuren.
Onafhankelijke Variabele: Wanneer gaat de proefpersoon het sneller
kunnen. Staan de woorden in dezelfde kleur?
Afhankelijke variabele: tijd
Variabele:
Gedachten, gevoelens en handelingen van mensen
Outer-scorecard= hoe je je presenteert aan de buitenwereld
Inter-scorecard= hoe je werkelijk bent
Feitelijke, voorgestelde of geïmpliceerde aanwezigheid
Fysieke feitelijke aanwezigheid= bv. rugzak toerist in de luchthaven
mensen worden bang door zijn/haar fysieke aanwezigheid)
Voorgestelde aanwezigheid= beïnvloed door de voorgestelde aanwezigheid
van anderen
Impliciete/ onrechtstreekse aanwezigheid= (bv. reclamemaker komt zelf niet
in beeld) (bv. pijlen op de grond van de ikea, degene die achter het idee zit komt
niet in beeld)
Aanvullingen
Mensen worden beïnvloed, maar wij beïnvloeden ook zelf mensen gebeurd niet
altijd bewust
Bv. degene die als eerste door een rood licht oversteekt beïnvloed onbewust
andere mensen die dat daarna ook gaan doen
, Sociale psychologie
Eigen invalshoek sociale psychologie
Persoonlijkheidspsychologie= gedrag verklaren adhv
persoonlijkheidskenmerken
Sociale psychologie/situationisme= naar de situatie kijken,
Verklaringen zoeken voor het gedrag. Niet alleen zoeken in de
persoonlijkheid maar ook in het interactionisme met andere personen
Interactionisme= onder invloed van andere mensen staan
“The situation does not absolve personal responsibility.”= De situatie spreekt
individuele verantwoordelijkheid niet vrij
Elke goede persoon kan slecht gedrag stellen als het onder druk wordt gezet
HOOFDSTUK 2 GROEPSNORMEN
Welke afspraken er worden gemaakt in een groep
Normen kunnen van groep tot groep verschillen
Wat in een bepaalde groep als norm (‘normaal’) beschouwd word
Kan van groep tot groep verschillen (vb. cultuur)
Experiment
Mensen dichter benaderen dan eigenlijk nodig is
Experiment toont aan dat mensen een bepaalde afstand als norm beschouwen
2 normen:
o impliciete norm: onuitgesproken norm (vb. wanneer op een verjaardagsfeest
taart word gegeten, is het de gewoonte om te wachten tot iemand de stukjes
taart uitdeelt en dat je op u beurt wacht)
o expliciete norm: een affiche waar duidelijk op staat wat de norm is (bv. afval
in de vuilbak gooien)
2.1 HOE NORMEN ONTSTAAN
2.1.1 NORMEN DIE VAN BOVENAF OPGELEGD WORDEN
Verticale, hiërarchische structuur:
Binnen een hiërarchie worden normen opgelegd
In een hiërarchie verhouden mensen zich tegenover elkaar adhv hun functie.
Mensen met een hogere functie kunnen normen opleggen aan mensen die zich
lager verhouden
(vb. hogeschool, gezin, verkeer, religieuze organisatie,..)
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur mariebetz. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.