Algemene informatie
• Systeemfysiologie = de studie van de functie van het intacte menselijke organisme
o De mens heeft een aantal orgaansystemen: cardiovasculair systeem, renaal
systeem, respiratoir systeem, GI-systeem, endocrien systeem,…
▪ 1ste gaan we een studie doen van de intrinsieke werking van deze
systemen (hoe werken ze op zich → vb. hoe werkt het hart)
▪ Daarna gaan we een studie doen van deze orgaansystemen wanneer ze
geïntegreerd zijn in het organisme = homeostase (hoe fungeert
bijvoorbeeld het hart in het organisme → joggen = meer zuurstof naar
spieren nodig → hoe gaat systeem zich dan aanpassen om aan deze
wisselende behoefte van het organismen te kunnen voldoen)
✓ Dus in het lichaam zijn er verschillende gecontroleerde
parameters (parameters die gecontroleerd worden) → deze
zullen beïnvloed/geregeld worden door de verschillende
orgaansystemen → voorbeelden
➢ Temperatuur: lichaamstemp = 37°C → indien hoger of
lager: problemen (oa. Tragere enzymreacties)
➢ Bloeddruk (14 over 8)
➢ Lichaamsvochten compositie/samenstelling:
▪ pH, O2/CO2, glucose
▪ Ionaire compositie: belangrijkste EC ionen = Na+
en Cl- en belangrijkste IC ionen = K+ (en EW’n)
✓ Basis van de homeostatische controle = negatieve feedback
➢ Als de parameters buiten hun normale range gaan →
compensatiemechanismes zodat deze teruggebracht
worden naar de juiste waarde
➢ We hebben een bepaalde parameter, vb. bloeddruk
▪ Moet ergens gedetecteerd worden (te hoog)
▪ Wordt dan op een andere plek vergeleken met de
ideale waarde
▪ Als het afwijkend is → effectorsysteem
geactiveerd om parameter terug binnen normale
grenzen te krijgen: hartritme vertragen,
bloedvaten verwijden in periferie zodat weerstand
verminderd → zo daling bloeddruk (homeostase
hersteld)
➢ Dus bij negatieve feedback: de secundaire/compensatoire
verandering van de parameter (terug daling van de
bloeddruk) is tegengesteld aan de originele afwijking die
de correctie maatregel triggerde (te hoge bloeddruk)
1
, ▪ Zelf als bij thermostaat climatisatie: als
temperatuur in lokaal te laag is wordt de ketel
aangestuurd en krijg je dus meer circulatie van
water door radiatoren om temperatuur te doen
stijgen
Hoofdstuk 1: Het cardiovasculaire systeem
Deel 1: Hematologie
• Bloed = 6000 ml of 6L voor een gemiddelde persoon van 75 kg → dus bloed maakt 8% uit
van het lichaamsgewicht: er is dus ongeveer 80 ml bloed per kg lichaamsgewicht
1.1. Functies van het bloed
• Bij ééncellige organismen en kleine primitieve organismen: via diffusie zuurstof
opnemen uit omgeving en via diffusie materiaal afgeven → werkt voor ons (als
meercellige organismen niet): wij moeten het opnemen in maag-darmstelsel en van
hieruit alles verdelen over verschillende weefsels
o Hiervoor hebben we een distributiesysteem nodig = bloed
o Ieder cel (van elk weefsel) ligt binnen een afstand van 50 micron van een capillair
om bijvoorbeeld zuurstof op te nemen in deze cel en CO2 af te geven aan het
capillair
• Dus waarvoor dient het bloed:
o Transport: om gassen (zoals zuurstof) en cellen (WBC, RBC, plaatsjes,…)
o Nitritieve functie = transport van nutriënten zoals glucose, AZ’n, VZ’n, water,
ionen
o Excretoire functie: CO2 dat ons organisme produceert gaat via bloedbaan naar
longen en hier uitblazen, terwijl andere afvalstoffen naar nier gebracht worden
om hier geëlimineerd te worden (zoals urine)
o Zorgt voor homeostase: temperatuur, pH, water, elektrolieten
▪ Bloed is in heel het lichaam aanwezig en zal ook 37°C hebben → zorgt dat
deze 37°C mooi gedistribueerd wordt over heel het lichaam
o Regulatoire functie: transport van hormonen (<-> neuronaal controlesysteem
voor bepaalde lichaamsfuncties: via axonen)
▪ Ergens stof/hormoon geproduceerd → via bloedbaan getransporteerd →
elders in organisme effect uitoefenen
o Immunologische functie: bloedgroepen (A, B, O), plasma-EW’n (IgG’s)
1.2. Compositie van het bloed
• Volbloed is een suspensie van cellulaire elementen in plasma → indien je een bloedstaal
neemt dat een anticoagualant bevat (zorgt dat het niet kan stollen) en je dan
centrifugeert, krijg je:
o Plasma:
▪ = een bleke waterige oplossing van extracellulair vocht met daarin:
✓ Elektrolieten (veel Na en lage K-concentratie + pH),
lipiden, proteïnen (plasma-EW’n), hormonen,
2
, gassen, stollingsfactoren (nu eigenlijk niet want anticoagulant
aanwezig + behoren tot de plasma-EW’n denk ik),…
▪ Plasma = de top-fractie van het centrifugaat omdat het de laagste
dichtheid heeft + maakt 55% uit
▪ Opm. kan roze kleur hebben agv de aanwezigheid van hemoglobine door
een lyse van de RBC + kan een bruin-groene kleur hebben door een
verhoogde billirubine-concentratie
o Cellulaire fractie:
▪ Buffy coat = dun laagje tussen de plasmafractie en de RBC-fractie
bestaande uit WBC (= leukocyten: granulocyten, lymfocyten en
monocyten) en de bloedplaatjes (= thrombocyten)
▪ RBC:
✓ Hebben hoogste densiteit → dus onderaan in buis na
centrifugatie
✓ Hematocriet (Hct) = fractie van het bloed dat wordt ingenomen
door RBC → 45%
➢ Dit is dus een maat voor de concentratie van de RBC en
NIET voor de totale masse van de RBC
➢ WBC en plaatjes nemen dus weinig volume in
• De meeste klinische testen op basis van bloed worden uitgevoerd op serum
o = rest van het plasma NA stolling → dus plasma zonder stollingsfactoren (want
die zitten in het stolsel), maar voor de rest is de ionaire compositie wel hetzelfde
gebleven
o Bij de meeste bloednames wordt EDTA en citraat (CA2+ chelatoren) toegevoegd
(om klonteren te voorkomen)
o Waarom: stollingsfactoren kunnen interfereren met meting of resultaten
• Even een verdere uitleg over de plasmaproteïnen:
o In plasma zit ongeveer een 7g/dl (= 7g%) plasma-EW’n → deze concentratie is
veel hoger dan in het interstitieel vocht waar er minder van deze EW’n aanwezig
zijn
▪ Opm. g% is geen SI-eenheid + g/dl = g% + g% = g/100g of g/100ml
o Omvatten hoofdzakelijk:
▪ Albumines: 4g%
▪ Globulines: 3g%
o Worden continu gesynthetiseerd in de lever
o Deze plasmaproteïnen blijven steeds in de bloedbaan: kunnen in de periferie
niet doorheen het endotheel naar het interstitium diffunderen
▪ Hierdoor ° er een plasma oncotische druk die gelijk is aan 25mmHg
▪ Door deze druk is er een resorptie van water uit het interstitium naar de
bloedbaan
✓ Want in bloedbaan (capillair) is de concentratie 7g% en erbuiten
is het ongeveer 0g% → door het concentratieverschil zal er water
van het interstitium naar het capillair stromen om de
concentratie van plasmaproteïnen in het capillair gelijk te krijgen
met de onbestaande concentratie buiten
3
, ▪ Dit is niet de enige kracht die aanwezig is: er is ook een hydrostatische
druk in het bloedvat die water naar het interstitium probeert te sturen
▪ Beide krachten controleren de richting van het watertransport over de
capillaire membraan
o Andere plasmaproteïnen = fibrinogeen en andere coagulatiefactoren → want
vele plasmafactoren zijn immers betrokken in de bloedstolling via
coagulatiecascades waarvan het eindproduct de klieving van fibrinogeen in
fibrine monomeren is die zullen assembleren in een fibrine polymeer (zie verder)
• Viscositeit van het bloed: totaal bloed (3-4 cP) > plasma (2 cP) > serum > water (1 cP)
o Want vloeistof waarin proteïnen in opgelost zijn en cellulaire
componenten/elementen aanwezig zijn → zal hogere viscositeit hebben dan
gewoon water
o Wordt uitgedrukt in cP
o Figuur:
▪ Hematocriet = volume dat wordt ingenomen door de RBC → in normale
omstandigheden is dat 45% (in range van 35-50%)
▪ Water = 1 cP → door de niet-cellulaire componenten in plasma is de
viscositeit ervan het dubbele van water
▪ Bij volbloed: naarmate het hematocriet toeneemt → zal viscositeit ook
verder toenemen
✓ Abnormaal hematocriet van rond de
60% → viscositeit is bijna het
dubbele dan bij normaal hematocriet
o Er moet een kracht/druk zijn in de capillairen om de
bloedflow (doorheen capillair) waar te maken
▪ Plasma (lage viscositeit): met een zeer kleine
druk (1cm waterdruk) is er al een flow
mogelijk van 100 ml per seconde
✓ Stel dat we gedestilleerd water zouden hebben → curve zou nog
steiler zijn: slechts 0,5 cm waterdruk nodig om aan 100 ml per
seconde te geraken
▪ Als we nu een hematocriet hebben van rond de 30% → viscositeit is
hoger → resultaat: meer druk nodig (3cm waterdruk) om hetzelfde
debiet (van 100 ml per seconde) te realiseren
▪ Toestand van polycythemie = hematocriet van rond de 66% → druk van
meer dan 8 cm nodig om debiet van 100 ml/sec te creëren
o Dus door de toenemende viscositeit zal het hart meer moeten werken (meer
kracht/druk/arbeid leveren) om de meer visceuze vloeistof door de bloedvaten
te pompen (zie ook p5)
1.3. Rode bloedcellen = RBC
• Kenmerken:
o Biconcave schijf (7,5 micrometer in diameter x 2
micrometer in dikte)
4
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur driesluyten. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €20,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.