Samenvatting Geïntegreerd metabolisme
Hoofdstuk 1. Het metabolisme van de VZ en hun afgeleide producten
Algemeen: fysiologische betekenis VZ
• Bouwstenen fosfolipiden en glycolipiden → bouwstenen biologische membranen
• Veel EW hebben VZ covalent gebonden voor aanhechting/verankering aan
membraan
• Het zijn brandstofmoleculen (dus als energieopslag) → worden opgeslagen als
triacylglycerols = TAG → kunnen hieruit worden vrijgesteld en geoxideerd voor
energietoestand van de cel. TAG = glycerol met 3 VZ aan veresterd (geen
symbolen kennen)
• Derivaten van VZ, door derivatisering, dienen als (lokale) hormonen =
eicosanoïden en als intracellulaire boodschappers
• VZ-derivaten (vetten) → thermische en mechanische isolatie en smeermiddel
• Opm. cholesterol, is naast de VZ, ook een vet/lipide.
o Membraan versterken
o Steroïde hormonen = steroïden worden ervan afgeleid
o Galzouten worden eruit gemaakt
o Vit D wordt eruit gemaakt
1.1. TAGs zijn hoog geconcentreerde engeriebronnen
VZ worden opgeslagen als TAG en deze zijn belangrijke bron van energie want ze zijn sterk
gereduceerd (VZ veresterd aan glycerol) en zijn anhydrisch → oxidatie VZ = 38 kJ/g en
oxidatie koolhydraten/EW = 17 kJ/g → Vetten zorgen dus voor meer E want zijn meer
gereduceerd → meer oxidatie mogelijk → meer E
o TAG = apolair = trekken geen water aan → dus 1g vet heeft E-inhoud van 38kJ (want
er komt geen water aan te pas) <-> 1g glycogeen (=koolhydraten) trekt 2g water aan
→ dus het is eigenlijk een totale massa van 3g (1g + 2g) → E-inhoud koolhydraten
dus 17kJ per 3g → E-inhoud van 1g vet is dus 6 keer groter dan van 1g glycogeen
(want 17/3=5,6 (is dan eigenlijk 1g glycogeen) en 38/5,6 = 6).
o Persoon van 70kg bevat als reservebrandstof → zie p3 cursus
o 2 cellen om TAG op te slaan:
o Witte vetcel = adipocyt → functie: stockage van TAG voor E → grote druppel
van TAGs in de cel met weinig cytoplasma
o Bruine vetcel: 1) → normale cel met veel verspreide, kleine vetdruppeltjes
2)→ functie: isolatie/warmte: kan veel warmte produceren,
vooral bij baby’s. Dus deze cel heeft veel mitochondria om die
warmte te kunnen produceren → hierin wordt p+-gradiënt
gemaakt via ETK waarbij H+ afkomstig is van CZC, namelijk van
NADH en FADH2 → voor deze CZC is acetyl coA nodig → kan
1
, uit VZ gemaakt worden en zo gaat CZC dus door → als er veel
VZ zijn om te verbranden/oxideren → ° genoeg e- om gradiënt
op te bouwen → ATP dan aangemaakt doordat p+
terugvloeien in mitochondriën via ATPase (oxidatieve
fosforylatie), maar in mitochondriën kan ook UCP-1
aanwezig zijn → p+-gradiënt omzetten/teniet doen voor
productie warmte
3) weefselstructuur en sterk doorbloed
1.1.1. extracellulaire vertering van dieet lipiden
• Dieet lipiden: TAGs, Fosfolipiden, cholesterol en cholesterolesters (structuur kennen)
o Probleem van deze lipiden is het transport want vetten zijn heel hydrofoob,
terwijl maag, darm en het hele lichaam een waterig milieu is → dus de
oplosbaarheid van deze lipiden is een probleem omdat ze in het waterige
milieu moeten bewegen (in cel, in bloedbaan, in verteringsstelsel,…) → dus:
detergentachtig iets of micelvorming nodig om lipiden te verpakken en zo te
transporteren in het waterig milieu
o Dieetlipiden vormen een grote vetdruppel in de darmtractus met hierin: TAG,
fosfolipiden, cholesterol,…
• Emulgatie van grote vetdruppel door galzouten = nodig → galzout= hydrofobe staart
en hydrofiele kop → zo wordt grote druppel in kleinere vetdruppeltjes gesplitst want
is nodig voor lipiden te kunnen verteren door enzymes die meer toegang hebben tot
kleinere druppeltjes (deze zijn 1 micrometer)
• Deze vetdruppeltjes met de verschillende lipiden in worden door de pancreas lipasen
en colipasen afgebroken tot:
o Cholesterol wordt niet verder afgebroken en blijft cholesterol
o Cholesterolester worden afgebroken tot VZ en cholesterol
o TAG wordt afgebroken tot VZ, monoglyceriden en glycerol
o Fosfolipiden worden afgebroken tot VZ, monoglyceriden, Pi, amino-alcohol
(=base) en glycerol
2
, ➔ Hoe: in pancreas zit een inactief lipase en kan dus niet op het vetdruppeltje
binden, maar als het een complex vormt met colipase gaat er wel een interactie
met de druppel optreden en is het lipase actief omdat de actieve site van lipase in
contact is met de lipiden in de druppel → lipase hydrolyseert dan de esters in de
lipiden → reactie voor bv TAG:
• De hydrofiele moleculen waaronder Pi, organische bases, glycerol, kleine VZ-ketens
van minder dan 10 C’s (=belangrijke bron van E voor lever) → via leverpoortader
rechtstreeks naar lever
• De hydrofobe moleculen waaronder lange VZ-ketens en cholesterol en
cholesterolesters → vormen micellen dmv galzouten (gestabiliseerd door galzouten
zoals natrium glycocholaat) om zo probleem met oplosbaarheid op te lossen en
transport te kunnen garanderen (micellen = 4 tot 6 nm dus 200 keer kleiner dan de
vetdruppeltjes van 1 micrometer → zo betere opname van lipiden/druppel (micel)
door enterocyt) → figuur p5 + p6
➔ Galzouten = afbraakproducten van cholesterol die ontstaan door volgende
stappen:
o Hydroxylatie en protonatie ringstructuur cholesterol
o Oxidatieve verkorting zijketen met 3 C’s
o Koppeling v/d bekomen -COOH met glycine of taurine → zo ° Na-
glycocholaat en Na-taurocholaat
• Bestanddelen micel → opgenomen door epitheelcel van darm = enterocyt (zie
onderstaande figuur voor hoe dat gebeurt) → cholesterol, galzouten en VZ zitten dan
in die cel → VZ worden opnieuw veresterd tot TAG → vormt samen met cholesterol
en apolipoproteïnen (Apo, aanwezig in die cel en is amfifatisch dus heeft hydrofobe
en hydrofiele kant) het chylomicron = cholesterol en TAG met daarrond Apo, via zijn
hydrofoob deel waardoor een stabilisatie ontstaat, daarrond zit dan het water in
contact met het hydrofiele deel van Apo → dit chylomicron wordt via de lymfebaan
(lymfecapillairen) getransporteerd naar bloedbaan om zo de lipiden in ons systeem
te krijgen (niet meteen door
bloedcapillairen opgenomen
want chylomicron is te groot
om door wand van capillairen
te geraken)
• Opm. chylomicron =
lipoproteïne partikel
• Zie p7 cursus voor een schema
3
, • Extra informatie over het lymfestelsel:
o Bestaat uit organen: thymus, mild, beenmerg, tonsillen en een convergerend
buizenstelsel (naar 1 punt bewegend) dat vertrekt van blindzakken tussen de
cellen in de weefsels → chylomicron wordt door blindzakken opgenomen
o Verplaatsing van vloeistof = lymfe door beweging omgevend weefsel
o Samenstelling lymfe = gelijkend op deze van plasma (bloedcellen) want komt
van interstitiële vloeistof, maar transporteert lymfocyten = klasse van
fagocyterende cellen
o Functie: 1) verdediging tegen ziekten, virussen, bacteriën door oa werking
lymfocyten
2) terugvoeren interstitiële vloeistof naar bloedbaan omdat de
vloeistof door bloeddruk uit de capillairen wordt geperst → moet
dus teruggevoerd worden
3) rol in adsorptie en distributie van dieet-lipiden (chylomicron
transport) en vet-oplosbare vitaminen
1.1.2. Transport van dieetlipiden
1. principe van vorming lipoproteïne partikels
• Cholesterol en TAGs via lichaamsvloeistoffen getransporteerd als lipoproteïne
partikels → elk van deze partikels heeft kern van hydrofobe lipiden (bv cholestrol en
TAGs) omgeven door schil van meer polaire lipiden (bv fosfolipiden) en EW (Apo
eiwitten) → EW hebben 3-tal functies
• In SER van darmepitheelcellen → ° chylomicron (= 1 v/d lipoproteïne partikels)
• Apolipoproteïnen:
o = amfifatische EW → binden aan lipiden obv hydrofobe delen in hun structuur
om zo lipoproteïne partikels te vormen in waterig milieu (= mantel rond
hydrofobe core) = structurele functie
o Het zijn cofactoren van enzymen, bv. Apo-C voor LPL = functie 2
o Het zijn liganden voor receptoren, bv. APO-B100 voor LDL-receptor = functie 3
o 6 klassen: A,B,C,D,E,H met versch subklassen + worden aangemaakt in
darmepitheel (enterocyten) en de lever onder sterk hormonale controle
(oestrogeen, insuline, glucagon,… )
o Zijn gekenmerkt door aanwezigheid van zeer veel polymorfismen (versch
verschijnngvormen)
• Overzicht: wat er allemaal gebeurt met de dieetlipiden: cursus p9
2. entero-hepatische cyclus
• Galzouten worden in lever gevormd → dan verzameld naar de galblaas via de
galcanaliculi → vanuit galblaas: galzouten in darm gesecreteerd voor 1) de emulgatie
van dieetlipiden (kleinere vetdruppeltjes maken) en 2) de vorming van micellen in de
darm (door deze micellen te stabiliseren)
4