7. zelfzorg, wat is da?
Gedrag: meer controle zoeken
Gevoel: lichaam bereidt zich voor om te vechten/vluchten (lichamelijke reacties)
Gedachten (automatisch):
- anticiperen + catastroferen
7.1 voelen
• Ademhalingsoefeningen
• Yoga
• Mindfullness
• Relaxatie oefeningen
• vraagt tijd en inspanning (en energie!)
• Medicatie
7.2 denken
• Intene criticus
• Denkfouten
• Perfectionisme onder de loep
• Spreek met anderen, verbind je met andere perspectieven om uit je hoofd te
komen…!
• Brene Brown – de kracht van kwetsbaarheid
7.3 Doen
• Ontspanning opzoeken (sporten = actieve ontspanning)
• Natuur = erg helend
• Slaap-waakritme bewaken
• Voeding
• To do lijstjes…. LLL
Les 5: : Psychosegerelateerde problematiek
1. Schizofrenie (pathologie)
Schizofrenie is een chronische psychotische stoornis die wordt gekenmerkt
door verstoringen van het gedrag, het denken, de emoties en de waarnemingen.
Invaliderend karakter (meestal)
1/3de functioneert redelijk tot goed in de maatschappij
1/3de blijft sociaal (en soms emotioneel) geïnvalideerd en leeft langere tijd met
veel zorg
1/3de fluctueert daartussenin
Stigma, angst, onbegrip bij omgeving
Schizofrenie is een chronische psychotische stoornis die wordt gekenmerkt door verstoringen
25
,van het gedrag, het denken, de emoties en de waarnemingen
1.1 ontstaan en verloop
Meestal na 20ste levensjaar (langzaam verloop of plots)
Prodromale fase: de periode van afname van het functioneren die aan de
(eerste) acute psychotische episode voorafgaat.
Subtiele symptomen van ongewone gedachten of waarnemingen
Verminderde interesse in sociale activiteiten
Problemen met het voldoen aan verplichtingen van het dagelijkse leven
Verminderd cognitief functioneren (geheugen, aandacht, plannen en
organiseren)
Vaak eerst: desinteresse in uiterlijk (niet wassen, zelfde kledij,..)
Ontstaat meestal na het 20ste levensjaar, wanneer de hersenen volledig ‘uitrijpen’. De stoornis
kan plots ontstaan, binnen enkele weken of maanden, maar kent in de meeste gevallen een
langzame, geleidelijke afname van het functioneren.
Het gedrag wordt vreemder en vreemder, bijvoorbeeld: voedsel hamsteren,
vuilnis verzamelen, op straat tegen zichzelf spreken).
à Acute fase begint: duidelijke psychotische symptomen (Wanen en
hallucinaties)
Na de acute fase: restperiode. Geen duidelijk psychotisch gedrag meer,
functioneren op niveau van prodromale fase. Duidelijke belemmering door
cognitieve, sociale en emotionele gebreken. Bijvoorbeeld: diep gevoel van
apathie, problemen met helder denken/spreken, het koesteren van ongewone
ideeën (telepathie/helderziendheid,…)
1.2 prevalentie
Meer mannen dan vrouwen (en vaak ernstiger verloop) + Wereldwijd weinig
verschil in prevalentie
1.3 diagnostische kenmerken
Twee (of meer) van de volgende symptomen, elk aanwezig gedurende een
aanzienlijk deel van de maand (of minder indien succesvol behandeld). Ten
minste één van de symptomen moet (1), (2) of (3) zijn:
(1) Wanen
(2) Hallucinaties
(3) Ongestructureerde spraak
(4) Sterk ongeorganiseerd of catatonisch gedrag
(5) Negatieve symptomen (verminderde emotionaliteit of lusteloosheid
1.3.1 Positieve en negatieve symptomen
Positieve symptomen: hebben betrekking op een breuk met de werkelijkheid,
zoals tot uiting komt in waanideeën en hallucinaties
Negatieve symptomen: hebben betrekking op verlies of verslechtering van
normale functies, zoal een gebrek aan emoties of de uitdrukking daarvan.
Deze houden vaak aan wanneer de positieve symptomen zijn afgenomen en
hebben een grotere impact op iemand functioneren dan de positieve
symptomen.
1.3.2 Wanen: verstoring van het denken (positief symptoom)
Wanen vormen een verstoorde, niet met de werkelijkheid overeenkomende
26
,inhoud van het denken. Ondanks het ontbreken van een logische basis of bewijs,
koester de patiënt deze aannames en zijn deze ‘onwankelbaar’.
- Achtervolgingswaan of paranoia (‘de geheime dienst zit achter me aan’)
- Betrekkingswanen (‘de mensen in de bus hebben het allemaal over mij’)
- Wanen dat de betrokkene wordt aangestuurd (‘de gedachten, gevoelens,…
worden aangestuurd door agenten van de duivel’)
- Grootheidswanen (‘ik ben Jezus’ ‘ik heb een bijzondere missie’)
- Nihilistische wanen (‘de wereld of ikzelf besta niet’)
1.3.3 Hallucinaties: waarnemingsstoornis (positief symptoom)
Hallucinaties zijn zintuiglijke waarnemingen in afwezigheid van externe
prikkeling. Iemand kan dingen horen, zien, voelen die er niet zijn (ook geuren of
smaken, maar zeldzamer).
- Geen exclusief symptoom van schizofrenie, ook bij depressie, bipolaire
problematiek, door middelen geïndiceerd,…
1.4 (vermoedelijke) biologische oorzaak
Genetische kwetsbaarheid die tot uiting kan komen wanneer de draaglast
groter is dan de draagkracht.
Onregelmatigheden in de dopaminehuishouding in de neuronale netwerken
van de hersenen. = Dopaminehypothese
Overactiviteit dopaminereceptoren ontstaan positieve symptomen
Te weinig activiteit dopaminereceptoren ontstaan negatieve symptomen
1.5. Behandeling
Vroege herkenning prodromen!
Medicatie: antipsychotica (= neuroleptica).
Helpt de meest opvallende gedragspatronen te reguleren (positieve
symptomen verminderen)
Therapietrouw is uitermate belangrijk (naast juiste dosering)
Bijwerkingen (metabool syndroom: overgewicht, diabetes, hoge bloeddruk)
Medicatie in combinatie met psychische behandeling, training sociale
vaardigheden,… maar ook sociale hulpverlening die hen helpt zich aan te passen
aan de eisen van de maatschappij.
2. Omgaan met de psychosegevoelige patiënt
- Ondersteun je cliënt bij activiteiten waar hij/zij bang voor is of moeilijk vindt.
Vertrouwen helpt angst te overwinnen.
- Doe wat je zegt en kom na wat je belooft (vertrouwen!)
- Raak je cliënt niet zomaar aan. Dit kan bedreigend ervaren worden
- Praat duidelijk, doe niet geheimzinnig, lach niet zomaar (voorkom
achterdocht).
- Wees alert op hallucinaties en wanen. Ontken deze niet, ga er niet over in
discussie. Voorzichtig ‘ik kan me dat moeilijk voorstellen’.
- Waardeer positief gedrag
27
, - Stel korte termijn doelen die realistisch zijn (voorkom frustraties door ‘falen’)
2.1 Omgaan met beperkt ziekte-inzicht
LEAP methode (luisteren, inleven, overeenkomen en samenwerken)
Listen: luister naar wat de cliënt te zeggen heeft en laat blijken dat je hem
begrijpt. ‘ok, dus je weet zeker dat je niet ziek bent, het échte probleem is dat er
een chip in je hoofd geplaatst is.’
Empathise: leef je in. ‘Dat moet heel lastig voor je zijn, dat niemand je gelooft.’
Agree: zoek naar zaken waar jullie het wel over eens kunnen zijn. Wat wil je
cliënt graag? Wil hij werk? Wil hij het ziekenhuis verlaten? Wil hij beter kunnen
slapen? Wil hij dat zijn huisbaas niet heel de tijd zeurt over betalingen? … zoek
naar waarbij jij kan helpen.
Partner: ga samenwerken om die doelen te bereiken. Als de cliënt medicatie
zou nemen, maakt hij zich misschien minder zorgen over de CIA die hem ‘s
nachts uit zijn slaap houdt. Mensen zullen minder bang voor hem zijn als hij niet
meer hardop tegen zichzelf praat. …
Les 6: Middelengerelateerde problematiek alcohol -
cannabis
1. classificatie
1.1 inleiding
Er zijn tal van middelen waar mensen verslaafd aan kunnen zijn: alcohol,
drugs, eten, tabak, seks, aandelen kopen,… . Hoe er wordt gekeken naar
28