Taalontwikkeling 1.1
1. Boeken en verhalen in de klas inleiding
Waarom kleuteronderwijzers zo vaak verhalen vertellen en voorlezen in de kleuterklas, en hoe je zelf
een voorleessessie moet aanpakken om er een aantrekkelijke en leerrijke activiteit te maken.
Waar kan je geschikte verhalen vinden om te vertellen in de kleuterklas? We leren je verschillende
zoekmachines kennen. We bespreken de kenmerken van een goed, verhaal en geven je wat meer
inzicht in de wereld van boeken, schrijvers, illustratoren en uitgeverijen.
2. Waarom kleuteronderwijzers boeken gebruiken
Kleuterboeken kunnen erg voor erg veel doelstellingen gebruikt worden in de kleuterklas. Ze
dienen om de :
taalverwerving te stimuleren
om de denk- en redeneer- en onderzoeksvaardigheden te stimuleren
om op te voeden ( waarden en zingeving)
om gevoelens te leren verwerken
om te informeren
om de creativiteit te prikkelen
om ze zo mooi zijn en om te ontspannen. De kracht van boeken is dat ze verschillende doelen
geïntegreerd aanbod kunnen laten komen.
2.1 om de taalverwerving te stimuleren
Het meest voor de hand liggende doel waarom een kleuteronderwijzer boeken en verhalen in de klas
gebruikt, is om de taalontwikkeling te stimuleren.
2.1.1 Schriftelijke taalontwikkeling
Ontluikende geletterdheid is de vroege fase van schriftelijke taalverwerving lopend vanaf de
geboorte tot het moment dat een kind de elementaire lees- en spelhandeling onder de knie heeft.
Tijdens de ontluikend geletterdheid ontdekken kleuters vier aspecten van lezen en schrijven bij het
werken met boeken en verhalen in de kleuterklas:
1. Verhaalbegrip
2. Schrijftaal
3. Boekoriëntatie
4. De relatie tussen gesproken en geschreven taal zijn.
1. Verhaalbegrip: De kleuters luisteren naar de verhaallijn en ontdekken daar een structuur.
Boeken gebruiken in de kleuterklas is dan ook erg belangrijk als voorbereiding op het leren
lezen: de kleuters krijgen langzamerhand inzicht in hoe een verhaal is opgebouwd, dat er
hoofd- en nevenpersonages zijn:
Dat een verhaal is opgebouwd uit een begin, midden en een slot; dat er vaak een probleem in
opgelost wordt; dat een sprookje begint met ‘ er was eens’;
Ook leren kleuters inzicht te krijgen in spanning, humor en ironie in verhalen.
, 2. Kinderboeken bevatten geschreven tekst. Vaak is dit een mooie tekst, met een rijke taal.
Deze schrijftaal bevat vaak nieuwe woorden en zinswendingen die we zelden in gesproken
taal gebruiken.
Voorbeelden van woorden en zinswendingen die in schrijftaal voorkomen, maar die we zelfden in
gesproken taal gebruiken, zijn in het onderstaande citaat onderlijnd.
3. Daarnaast werk je ook aan boekoriëntatie. Zo ontdekken kinderen waarvoor een boek dient
( het bevat verhalen, of informatie), hoe je het moet hanteren ( van voor naar achter, van
links naar rechts), en dat boodschappen visueel kunnen worden bewaard en daardoor
opnieuw kunnen worden opgeroepen.
4. Tot slot maak je kinderen ook bewust van de relatie tussen geschreven en gesproken taal.
Dit je door bijvoorbeeld de tekst die je leest ook aan te duiden met jouw vinger. Zo kan je de
kaft van het boek tonen en wijzen naar de titel. Je leest de titel terwijl jouw vinger de
woorden tonen.
2.1.2 Mondelinge vaardigheden
Wanneer je nadenkt over wat je allemaal met boeken kunt doen, komen er nog heel wat ander talige
ontwikkelingsdoelen boven drijven. Zo is niet alleen de kleuteronderwijzer aan het woord, maar
kunnen de kleuters ook zelf een verhaal (her)vertellen of een verhaal visueel vorm geven.
Bij het werken met boeken zal een onderwijzer vaak in gesprek gaan met de kinderen, hen vragen
stellen en opdrachten geven. Zo werk je aan een doel NED 1.2 ( verhalen begrijpen), NED 2.6 (
antwoorden op gericht vragen). Vaak laat je de kinderen hierbij ook beschrijven wat ze op de kaft of
op een prent zien.
Wanneer het onderwerp van het boek gebruikt wordt voor een ervaringsgesprek, komen doel NED
2.2 ( spreken over ervaring), NED 2.3 ( spreken over gevoelens) en NED 2.1 ( inleven in rollen en
situaties) aanbod.
Wanneer we werken met boeken niet alleen verengen tot een verhaal voorlezen of vertellen, maar
ook uitbreiden tot de boekenhoek, dan kunnen we ook aan doel NED 3.4 werken:
Spontaan en zelfstandig
Voor hen bestemde boeken en andere infobronnen in te kijken.
Op die manier ervaren ze leesplezier- en motivatie, wat op zijn beurt heel belangrijk is in functie van
leren lezen.
2.1.3 Om de denk-, redeneer- en onderzoeksvaardigheden te
stimuleren
Wanneer de kleuters in interactie gaan over een prentenboek of tekst doen kleuters ervaring op met:
Vergelijken
Ordenen
Beredeneren
Beargumenteren.
Kinderen leren hun mening te verwoorden en de bedoeling van de schrijver te begrijpen.
De denk- en redeneervaardigheden stimuleert de kleuteronderwijzer niet allen door
, 1. Denkstimulerende vragen
2. Hardop denkend voor te lezen
3. Verwoordt wat zij denkt en hoe zij redeneert.
Ze modelt als het ware het denkproces.
Door de kleuters te stimuleren om het antwoord op vragen op te zoeken in de tekst of de prenten
van het boek, of om argumenteren af te leiden uit de tekst of prenten, leer je hen ook
metacognitieve vaardigheden bij. Dat wil zeggen dat kleuters leren hoe zijn kennis kunnen opdoen.
Op die manier leer je hen dus lees strategieën om het verhaal beter te begrijpen.
2.1.4 Om op te voeden ( waarden en zingeving)
Als een boek of verhaal een opvoedende functie geeft, dan bedoelen we dat via dit verhaal bepaalde
waarden, ideeën en/ of normen worden meegegeven. Kleuteronderwijzers gebruiken boeken vaak
om de kleuters te leren hoe ze zich moeten gedragen, wat goed en wat slecht is.
Een verhaal met een opvoedende functie wilt dus een opvoedende boodschap of een wijze les
meegeven.
De boodschap is niet altijd zo nadrukkelijk aanwezig. Je kan steeds ook een achterliggende
boodschap of wijze les van het verhaal hebben. => verborgen boodschap.
Vaak komen er in prentenboeken ook levensvragen aan bod waarop niet zomaar een antwoord te
geven valt.
Net omdat we via boeken vaak doorgeven wat onze waarden en normen zijn, wat we als ‘ goed’ en ‘
normaal’ beschouwen, is het belangrijk dat we stilaan bij de waarden en normen die een bepaald
boek meegeeft. Bovendien is het belangrijk om ons te realiseren welk maatschappijbeeld er
weergeven wordt, bijvoorbeeld over beeldvorming rond al dan niet traditionele gezinnen en
rollenpatronen, een ‘ witte’ of een multiculturele samenleving, of mensen met een beperking.
Lange tijd waren de personages in kinderboeken blanke, middenklasse personen. Stilletjes aan begint
de kinderboekenwereld meer aandacht te geven aan de diversiteit van de samenleving.
Vzw studio Sesam bracht in 2015 een boekenpakker uit met kleurrijke, multiculturele verhalen. In
2016 bracht Cavaria een educatief pakket met het prentenboek ‘ Lou op weg naar school’ uit. Dit
boek gaat niet over diversiteit, maar diversiteit zit verwerven doorheen de personages en de
omgeving in het boek. Zo verschillen de personages in geslacht, huidskleur, seksuele oriëntatie,
religie, leeftijd en andere vlakken.
Op de website school uit de kast vind je een overzicht van boeken met het thema diversiteit.
In sommige boeken is de multiculturele samenleving weergegeven door hoofdpersonages die niet
blank zijn, zoals ‘ prinses Arabella’ van Mylo Freeman. In andere boeken staan niet- Westerse
culturen centraal. Zo handelt ‘ de snoepjes van Aisha’ van Elly van der Linderen over het Suikerfeest.
In ‘ Anna en haar lieve papa’ maakt Kathleen Amant komaf met de stereotiepe rollenpatronen en
lees je hoe Anna samen met papa strijkt, het gras afmaait, naar de winkel gaat en spaghetti
klaarmaakt.
In het boek ‘ Dat is toch heel gewoon’ van Thais Vanderheyden wordt de boodschap meegegeven dat
niet elk gezin bestaat uit een papa, mama en twee kinderen. Zo zie je verschillende gezinnen met 1
ouder, een gezin met twee papa’s of mama’s, een nieuwe samengesteld gezin, een gezin met
adoptiekinderen een koppel zonder kinderen, … en telkens wordt benadrukt hoe gewoon dat is.