ONDERWIJSKUNDE 2.1
1. DOELGERICHT WERKEN IN HET KOV
1.1 INLEIDING
leerkrachten mogen niet zomaar zelf bepalen wat ze wanneer aan bod laten komen. De Vlaamse overheid
verwacht dat de scholen die subsidies ontvangen, hier ook iets voor in ruil doen. In dat licht stelde ze de ‘
ontwikkelingsdoelen en eindtermen’ op.
1.
2 KRACHTLIJNEN VAN HET LEERPLANCONCEPT VAN HET KOV: ZIN IN LEREN! ZIN IN LEVEN!
Elke leerkracht basisonderwijs die in een katholieke school werkt, moet op de hoogte zijn van het
leerplanconcept voor het katholiek basisonderwijs en moet hoer ook correct mee om kunnen gaan. Vanaf
september 2018 is er een nieuw leerplanconcept van kracht.
Het nieuwe leerplanconcept werd in september 2017 goedgekeurd en werd vanaf september 2018
geïmplementeerd. Vanaf 1 september 2020 is dit het enige leerplan voor katholieke basisscholen.
1.4 FORMULERN VAN CONCRETE DOELSTELLINGEN BIJ ACTIVITEITEN
Om goede doelstellingen bij activiteiten te formuleren, moet je:
1. Het aantal doelstellingen beperken
2. De doelen formuleren vanuit het standpunt van de kleuters
3. De doelen voldoende observeerbaar formuleren
4. De doelen voldoende inhoudelijk specifiek maken
5. De doelen als volgt noteren:
- Leergebied
- Ontwikkelingsdoel ( + nummer)
- Concrete doelstelling: kleutergedrag (observeerbaar gedrag) + concrete inhoud
Voorbeelden:
,Aanbod ganzenbord (OPO stage 1)
• OD Mens en Maatschappij – ik en de anderen: in groep 1.9: De kleuters kennen en begrijpen
omgangsvormen, leefregels en afspraken die van belang zijn voor samenleven in een groep.
→ De kleuters kunnen zich aan de spelregels van het ganzenbord houden.
• OD WIS GE 1.2 : De kleuters kunnen met aanwijzing vijf dingen correct (simultaan) tellen en daarna zeggen
hoeveel dingen er geteld zijn (resultatief)
→ De kleuters kunnen het aantal stappen dat de dobbelsteen aangeeft vooruit zetten op het spelbord.
Wordt nu:
Aanbod ganzenbord (OPO stage 2)
• SErv3 Samenwerken met anderen en zo bijdragen aan het realiseren van een gemeenschappelijk doel.
2.5-4: Samen spelen met eenvoudige regels.
De kleuters kunnen zich aan de spelregels van het ganzenbord houden.
• WDgk2 Inzicht verwerven in tellen
2.5-6: Synchroon en resultatief tellen en terugtellen binnen het bereik tot 10
De kleuters kunnen het aantal stappen dat de dobbelsteen aangeeft vooruit zetten op het spelbord.
2. INSCHATTEN VAN DE BEGINSITUATIE
2.1 INLEIDING
De tweede component van het didactische model van Van Gelder die we van dichterbij gaan bekijken is ‘ de
beginsituatie.
Om rekening te houden met de beginsituatie en zo zinvol aanbod uit de werken als leerkracht moet je kijken
naar de volgende aspecten:
- De kleuters
- De klas
- De schoolsituatie
- Andere betrokken
- De situationele factoren
,2.2 OBSERVEREN VAN DE BEGINSITUATIE VAN DE KLEUTERS
In de cursus onderwijskunde kleuteronderwijs 1.1 leerde je al dat observeren een belangrijke plaats inneemt in
de opleiding maar ook in het beroep van kleuteronderwijzer(es). Je leerde er het verschil tussen waarnemen en
observeren enerzijds en hoe je moet interpreteren en registeren anderzijds.
Daarnaast kreeg je ook een stappenplan dat je moet volgen als je een goede observatie wil doen. Dit
stappenplan kan je dus ook in de toekomst best bij de hand houden als je op participerende observatie gaat.
Afhankelijk van de opdracht die je van ons krijgt, worden stap 2,3 en 4 meer of minder gestuurd. Maar
gaandeweg zal je zelf leren aanvoelen welke elementen je best observeert en bespreekt met je mentor om je
stage zo succesvol mogelijk te laten verlopen.
Het is hoe dan ook heel belangrijk dat je de beginsituatie van de kleuters bestaat uit twee aspecten: de
belangstelling of interesse van de kleuters enerzijds en het ontwikkelingsniveau van je kleuters anderzijds.
, 2.2.1 DE BELANGSTELLING
Het voordeel aan de kleuterleeftijd is dat kleuters vaak een open boek zijn en dat kleuters als je weet waar en
hoe je moet kijken zelf zeggen wat hen interesseert. Je kan die informatie halen uit:
- De inhoud van hun spel
- Spontane uitingen tegen de kleuteronderwijzer(es)
- Gesprekjes tussen de kleuters
- Voorwerpen die de kleuters meebrengen en wat ze er mee doen.
Maar je kan dit ook vermoeden vanuit vroegere ervaringen met een bepaalde leeftijdsgroep of je kan
voortbouwen op elementen uit de ontwikkelingspsychologie, die ook aanduidingen geven omtrent wat
kinderen van een bepaalde leeftijd interesseert.
Een klasgroep kan ook vanuit haar eigenheid bijzondere belangstelling ontwikkelen voor bepaalden zaken. Zo
kan de ene klasgroep bijzonder geïnteresseerd zijn in de natuur, een andere in allerlei muzische activiteiten, …
Als leerkracht moet je je ogen en oren dus steeds goed open houden.
Een peilgesprekje: je kan als leerkracht natuurlijk ook een peilgesprekje met de kleuters opzetten om te
horen in welke onderwerpen ze geïnteresseerd zijn en wat hen in die onderwerpen bijzonder aanspreekt.
Je kan met de oudste kleuters zelfs samen een BC kiezen en afspreken waarrond vooral zal gewerkt worden.
Dat kan je bijvoorbeeld doen door samen met de kleuters te brainstormen. Als je kleuters zo inspraak laat
hebben in de keuze en de uitbouw van je BC, zal hun motivatie (en dus hun betrokkenheid) nog versterkt
worden.
Als je een rijke en krachtige leeromgeving biedt, kan je bij de kleuters ook interesses wekken voor minder
gekende zaken. Bovendien is het zo dat je klas bestaat uit een diverse groep kleuters en dat hun interesse vaak
ook wat uiteen loopt. Wat de ene groep kleuters interesseert, interesseert niet noodzakelijk alle kleuters. Aan
jou om de uitdaging aan te gaan om ook die kleuters bij het BC te betrekken.
2.2.2 HET ONTWIKKELINGSNIVEAU
Elke leerkracht moet het ontwikkelingsniveau van zijn/haar leerlingen leren kennen. Dat kost moeite en daar
moet tijd voor uitgetrokken worden. Voor studenten in de lerarenopleiding is dat niet altijd evident. Maar het
inschatten van de beginsituatie is een leerproces en dat moet je dus voldoende oefenen om het beter onder de
knie te krijgen.
2.2.2.1 ZONE VAN NAASTE ONTWIKKELING
Vygotsky: Een belangrijke theorie op vlak van het ontwikkelingsniveau is die van de Russische psycholoog. In
zijn ontwikkelingstheorie geeft hij aan dat kinderen leren door samen met volwassenen of leeftijdsgenootjes
activiteiten te ondernemen. Volwassen kunnen ontwikkeling van kinderen stimuleren door hen de juiste hulp
te bieden.
Vygotsky onderscheidde verschillende leerniveaus bij kinderen
- Het actuele ontwikkelingsniveau: activiteiten die een kind als zelfstandig kan volbrengen.
- Het hogere ontwikkelingsniveau: activiteiten die het kind nog niet zelfstandig kan maar wel
wanneer het sociale ondersteuning krijgt bij de uitvoering ervan. Dit wordt ook wel de zone van
naaste ontwikkeling genoemd.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur lacinavanmalderen. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.