Mondiale processen in historisch perspectief:
lesnotities, 2021-2022
Samengesteld door Jarne Verdonck
Inhoudsopgave
Les 1 ......................................................................................................................................................... 2
Les 2: Historische interacties op lange termijn – De Oude Wereld ...................................................... 10
Les 3: Mondiale interacties tussen Oude en Nieuwe Wereld ............................................................... 17
Les 4: De Europese takeover, 1750-1850 .............................................................................................. 24
Les 5: Prekoloniale Afrikaanse rijken en de Europese Scramble for Africa ........................................... 34
Les 6: Deel 1: Limberger: Modernity India ............................................................................................ 43
Les 6: Deel 2: Wim de Winter: Vroege moderniteit in India: verlichtingsreizigers, Europese percepties
van moderniteit, en het andere ............................................................................................................ 47
Les 6 Deel 3: Tine Vekemans: Moderniteit + India ................................................................................ 62
Les 7: “Native Americans” & “Modernity” ............................................................................................ 67
Les 8: dekoloniale processen in Afrika .................................................................................................. 77
Les 9: De Afrikaanse postkoloniale situatie........................................................................................... 86
Les 10: Islam en westerse moderniteit ................................................................................................. 96
Examen ............................................................................................................................................ 105
Vragen vorig jaar ............................................................................................................................. 105
1
,Les 1
Founding father
▪ Ruddy Doom
o Vroeg zich af waarom geschiedenis zo eurocentrisch is
o Ons verleden bestuderen; vaderlandse geschiedenis
▪ Sterk gebaseerd op schriftelijke bronnen
o Beperkingen
➢ Talen zoals Arabisch zijn moeilijk
▪ Vak opgericht: derde wereld in historisch perspectief
Derde wereld
▪ Ondertussen veel nieuwe vakken opgericht; niet enkel naar Europa kijken, vergelijkend
perspectief.
▪ Rond 2000: mondiale processen in historisch perspectief
o Fenomeen: globalisering en mondialisering
o Derde wereld is verouderd, individueel werelddelen bekijken is niet goed
▪ Historische samenhang tussen welvaart Westerse industrielanden en armoede in
Derde Wereld?
o Kolonisatie van 16e-17e eeuw
▪ Koloniaal verleden achtervolgt ons nog allemaal
o Verhoudingen tussen groot deel van de wereld met Europa bepaalt
➢ Historisch geheugen, socio-economische ongelijkheid, racisme
➢ Niet altijd zo rechtlijnig als ze lijken
Mondiale processen
▪ Op einde 20e eeuw interactie op economisch, technologisch, … vlak veel intenser
▪ Perspectieven zijn enorm geëvolueerd; er zijn nieuwe dingen gekomen die ons anders
doen denken over geschiedenis.
Mc Neal: accumulatieproces
▪ Kapitalistisch wereldsysteem is wereldwijd systeem, verband tussen kernregio in
West-Europa 16e eeuw en periferie.
o Armoede en economische afhankelijkheid afhankelijk van kapitalistisch
wereldsysteem, zonder echt politieke druk uit te oefenen.
➢ In 20e eeuw EU, VS; 21e eeuw Azië rising
▪ Modernisering
o Niet enkel economische welvaart
o Wat is modern?
➢ Ook cultureel element: we definiëren ons op onze culturele waarden
(bv. ons rechtssysteem)
➢ We noemen ons modern in tegenstelling tot niet-modern…
• Bv. op ons verleden (middeleeuws wordt als minder beschaafd
beschouwd als het heden)
➢ Jaren ’70: modern positieve connotatie
➢ Krijgt later meer kritiek
2
, o Moderniteit is complex verhaal
➢ Bv. emigratie: andere visie op moderne samenleving
▪ Actuele debatten
o BLM: verleden slavernij speelt nog grote rol, 19e eeuw nog burgeroorlog
o Migratie: bv. Indonesië
o Fundamentalisme: wat is belangrijk? Verschillen in verschillende
samenlevingen. Geschiedenis in bv. politiek.
Geschiedenis: west vs. the rest
▪ Geschiedenis als project van westerse verlichting
o Belang in 19e eeuw van nationale staat
➢ Nationale geschiedschrijving
➢ Identiteit burgers vorm geven
o Soort standaardpatroon
➢ Oude Nabije Oosten (ontstaan geschiedenis) → Rome, Europa, Westen
▪ Geschiedenis moderne samenleving
▪ Standaardverhaal: Klassieke Oudheid -> Middeleeuwen -> VMT -> Industrialisering ->
moderne samenleving
o Plaats niet-Europese samenlevingen: beschavingsgeschiedenis etnografische,
statische weergave, vaak als ahistorisch gezien.
➢ Europa: “Je moet mee zijn met de trein van de klassieke
wereldgeschiedenis en dingen aan periferische zijn stagnerend. Pas
vanaf 1500 krijgen deze landen een rol in de westerse geschiedenis.
Afrika: slavernij, Azië: handel. Zij zijn figurantenrol toebedeeld.”
➢ Maar bv. in China: ook al vroeg stedelijke beschaving. Keizers volgen
alternatief systeem van heerschappij. Hun historische perceptie van het
verleden is anders. In 19e eeuw krijg je meer interactie tussen China en
Westen.
➢ Vanaf 1947: communisme, andere vorm van moderniteit.
▪ Anders dan in Europa dus.
▪ Geschiedenis voor grote delen van de wereld bepaald door koloniale verhoudingen
o In moderne geschiedenis. 16e eeuw: koloniale overzeese expansie + handel
Azië
➢ Langetermijngevolgen
o Eind 19e eeuw: kolonisatie en invloed Azië na Conferentie van Berlijn; Europa
koloniale macht in Afrika
▪ Postkoloniale periode
o VS, eind 18e eeuw
o Westerse
o Nog steeds een sterke economische afhankelijkheid
o Politiek van ontwikkelingshulp
➢ Afrikaanse bevolking helpen om beter te worden: recept:
modernisering politiek (politiek, economische instellingen, cultuur, …).
3
, Uitgewerkt door westerse mensen. “Parcours zoals westen
bewandelen, zo word je welvarend en modern.”
Moderniteit in mondiale context
▪ Veel te maken met technologie.
▪ Wat is modern?
o Charles Taylor: new practices and instituional forms (science, technology,
industrial prouction, urbanization, new ways of living (individualism,
secularization, instrumental rationally) and new forms of malaise (alienation,
meaninglessness, a sense of social dissolution). Veel elementen kunnen anders
ingevuld worden per bevolking.
Moderniteit: het (westerse) standaardverhaal
▪ Moderniteit is het centrale metaverhaal van (westerse) geschiedenis
o Evolutie naar westerse samenleving (selffulfilling prophecy)
o Moderne economie werd als groeimodel aanzien
➢ Andere aspecten beetje op zelfde manier
▪ Moderniteit als nieuw universalistisch project vanaf 18e eeuw
o Oorsprong 16e eeuw; reformatie, renaissance, humanisme
▪ Basis: waarde van Verlichting
▪ Maakt komaf met traditionele banden
o Altijd binair element: moderne <-> traditionele
o Zich afzetten tegen dominantie traditionele instellingen
➢ Idee van vooruitgang; geschiedenis gaat vooruit
▪ Vooruitgang, technologie, wetenschap
▪ Revoluties (1750-1850)
o Politieke: bv. Franse Revolutie
➢ Rechtsstelsel, politiek stelsel
➢ Industriële
➢ Consumptie: keuzes zijn belangrijk geworden dan status om tot
bepaalde groep te behoren
➢ Wetenschappelijke
o Centrale rol natiestaat
➢ Definiëren zich door onderdaan te zijn van een koning
➢ 19e eeuw: veel nationale revoluties
• Maakten zich heer en meester over onze identiteit
o Vlag, hymne, …
o Onderwijs (bv. Guldensporenslag)
➢ Gemeenschappelijk doel; solidariteitsgevoel krijgen om belastingen te
betalen. Staat staat garant voor onze sociale zekerheid, verdediging,
politie… en neemt deze rollen voor ons over.
Moderniteit & kapitalisme
▪ Industriële consumptiesamenleving
▪ Arbeid en consumptie bepalen ritme van leven en sociale positie van het individu
4
, ▪ “Commodificatie”
o Systeem van kapitalisme vormt ons om tot een koopwaar. Arbeid is ons
grootste kapitaalinzet, we verkopen die via loonarbeid en krijgen daarvoor
materiële welvaart, status,… voor terug
▪ Economisch wereldsysteem
o Nationale economie; munt, economische politiek
➢ Na 2000: multinationals maken het de nationale economie moeilijk
➢ Staat is sterk bepaald door de markten
▪ In laatste tijd is het idee dat de nationale staat op economisch vlak de hoofdspeler is
doorprikt.
▪ Staat moet zich concurreren met regionale staat over bevoegdheden
o België en Vlaanderen
o Spanje en Catalonië
o Europese Unie en nationale spelers (nationale soevereiniteit)
o Verenigde Naties
▪ Bevoegdheids- en identiteitsconflicten zorgen dat natiestaat niet meer de enige speler
is zoals in 20e eeuw
Technologie
▪ Bepaalt moderne samenleving
▪ Transport: auto, vliegtuig
▪ Communicatie: telegram, telefoon, 5G, videoconferenties
▪ Informatie
▪ Wetenschap
▪ Industrie
▪ Huishouden
De rol van de natiestaat
▪ Ontstaat tijdens de 19e eeuw
▪ Streeft naar monopolie van politieke macht
▪ Heeft grote invloed op alle levensaspecten: rechtspraak, politieke economie,
opvoeding, gezondheidszorg
▪ Drager en maker nationale identiteit
o Staat investeert hier heel veel in
➢ Onderwijs, nationale omroep (monopolie op radio, tv)
• Informatieverstrekking, taal,…
▪ Deel van internationale systeem
▪ IN concurrentie met supranationale spelers en regionale belangengroepen
Moderniteit: een ambigu concept
▪ Vooruitgang, sterven naar welvaart, optimisme
▪ Maar complexe samenleving, vol onzekerheid
▪ Modernisering gaat parallel met gevoel van verlies van traditie het authentieke…
“disenchantement” – streven naar geborgenheid, “goeie ouwe tijd”
5
, ▪ Ferguson: moderniteit als sociale hiërarchie (positieve kanten van moderniteit zijn
alleen toegankelijk voor geprivilegieerde groepen)
o Bv. alleen rijken kunnen moderne wagen kopen
▪ Moderniteit is nooit absoluut, staat in wisselwerking met tradities, tegenstromingen,
kritieken…
Kritiek
▪ Marxisme: afrekening met het kapitalisme
o Marxisten zeggen dat kapitalisme zorgt voor ontvreemding van gemeenschap,
werk en zelf
▪ Max Weber: alles overheersende bureaucratie
▪ Circa ’60-’70: Frankfurtschool (Horkheimer, Adorno, Habermas): gevangen in
commodificatie, industrieel kapitalisme en algemene uniformisering van de wereld
▪ Postmodernisme
o Kritiek op dominant discours over moderniteit (deconstructie)
o Sublieme kritiek Westerse hegemonie
➢ Overheerste groepen; bv. sociale minderheden, vrouwenbeweging
o Fragmentatie, fusion, interculturaliteit
o Michel Foucault: overheersing door “totale instituties” zie Weber)
Moderniteit: een mondiaal proces
▪ Vanuit Europees perspectief: ontstaan in Europa
Modernisering = lineaire ontwikkeling
▪ Maar grote regionale verschillen: Europa is verschillend van Azië/Afirka/Amerika
▪ Verschil stad vs. platteland / Europa vs. kolonies / centrum vs. periferie
▪ Modernisering verloopt verschillend – verschillende historische trajecten
o Bv. secularisering platteland/stad, verkiezingen, …
▪ Modernisering = resultaat van historische processen
Moderniteit in Europa: verschillende fases
▪ Opkomst vroegmoderne oorsprongen (renaissance, humanisme, reformatie) – vooral
intellectueel
▪ 18e-19e eeuw (verlichting, politieke revoluties, industrialisering) – dominant in Europa
▪ 1914-1945: crisis
▪ Hoogtepunt na 1945 – wereldwijd politiek model
▪ Vanaf jaren ’60: kritiek en tegenbewegingen
o Hippies: verzet tegen kapitalisme en moderniteit
o Vredebeweging: verzet tegen oorlogen
o Groen: zich verzetten tegen materiële bezittingen
▪ Rond eeuwwisseling 21e eeuw: globalisering – neoliberaal model
▪ Einde moderniteit: postmoderniteit
Regionale en culturele verschillen
▪ Verschillende samenlevingen gaan anders om met moderniteit
▪ Of verschillende verschijningsvormen van modernisering
6