Leren en ontwikkelen 1
Deel 1: NATURE, NURTURE, ZELFBEPALING EN MINDSET
1. Nature, nurture en zelfbepaling
1.1 Nature of nurture
De vraag of een bepaald kenmerk bepaald wordt door onze omgeving of door onze
genen.
A) Nature
Mensen die het nature standpunt aanhangen, benadrukken dat gedrag en
ontwikkeling van de mens vooral door aangeboren, biologische factoren gestuurd en
beïnvloed wordt.
VOORBEELD: 17de eeuw was het idee dat baby’s miniatuur-volwassenen zijn die volledig uitgerust
met kennis en vaardigheden ter wereld komen. Simpelweg door te groeien zouden bij deze
baby’s de overerfde karakteristieken naar buiten komen.
Een beetje kort door de bocht gesteld is een consequentie van het nature
standpunt: -> een mens is nu eenmaal hoe hij is, dat is er van nature ingebakken en
dat valt dus ook niet zomaar te veranderen. Er hoort dus een zeker pessimisme bij
over de maakbaarheid of beïnvloedbaarheid van de mens.
B) Nurture
Aanhangers van het nurture standpunt benadrukken dat gedrag en ontwikkeling van
de mens door omgevings- en ervaringsfactoren gestuurd en beïnvloed worden.
VOORBEELD: begin 20ste eeuw beweerden behavioristen (filosofie binnen de psychologie die het
gedrag bestuurt) dat jonge kinderen door vroege training en beïnvloeding volledig te vormen zijn
in elke gewenste richting. Zij claimen dat ze van willekeurig kind ieder type volwassene kunnen
maken. Een kind komt in hun visie als een onbeschreven blaadje ter wereld, en zijn ontwikkeling
is dus nog in iedere richting te vullen.
Het nurture standpunt levert dus een heel andere kijk op de maakbaarheid van de
mens op -> hoe een mens is, wordt bepaald door wat hij tijdens zijn leven geleerd
heeft oftewel door hoe hij tijdens zijn leven gevormd is. Iets wat je geleerd hebt kun
je ook weer afleren en vervolgens kun je er iets anders voor in de plaats leren. Een
mens kan dus nog altijd veranderen in de loop van zijn leven.
C) Geschiedenis
Extreme standpunten over nature of nurture kunnen veel leed veroorzaken:
VOORBEELD: onze visie op de ideale maatschappij wordt mee bepaald door het relatieve belang
dat we hechten aan genetische en omgevingsinvloeden op het gedrag van de mens. In de loop
van de 20ste eeuw werden we geconfronteerd met 2 tegengestelde politieke strekkingen, het
Nazisme en Marxisme. Beide hadden als doelstelling de ideale mens te verwezenlijken.
1
, Het Nazisme (vormt de basis voor de eugenetica):
Baseerde zijn ideologie op de veronderstelling dat verschillen tussen rassen
biologisch gedetermineerd zijn en zo verklaart waarom niet alle rassen gelijkwaardig
zijn.
Eugenetica:
Is het wetenschappelijk onderzoek naar het verbeteren van het mensenras. De
eugenetica had eerder in verschillende landen al geleid tot sterilisatiewetten van
verstandelijk gehandicapten, psychiatrische patiënten en minderheden.
Het Marxisme:
Beoogt een klasseloze maatschappij en dit kan enkel bekomen worden door de
omgeving (de maatschappij) te hervormen. In de naam van de ideologieën die
steunden ofwel op nurture bij het communisme, ofwel op nature bij het Nazisme
werden miljoenen mensen vermoord.
Na WO2 en het uitroeien van zogenaamde genetische minderwaardige
bevolkingsgroepen, was de reactie: “het onderzoek naar ‘nurture’ of genetische
factoren als verklaring voor gedrag was niet meer aanvaardbaard”:
Onderzoek naar omgevingsinvloeden op het menselijk gedrag werd politiek correct.
De biologie van gedrag werd zo op de achtergrond verdrongen en in alle mogelijke
disciplines werd een verklaring gezocht in omgevingsfactoren.
Die verklaring:
De heersende theorie was die van het onbeschreven blad: bij de geboorte is een
mens volledig blanco en volledig kneedbaar door de opvoeding en zijn omgeving.
VOORBEELD: Dr Money publiceerde in 197’ het verhaal van een eeneiige tweeling. Bij 1 liep het
fout tijdens de besnijdenis. Er werd beslist om die jongen op te voeden als een meisje. Zijn visie
was dat gender bepaald wordt door de opvoeding heeft een enorme invloed gehad op
geneeskunde en psychologie (vooral kinderen waarbij geslacht niet direct evident te zien is bij
geboorte). Recent is duidelijk geworden dat deze visie verkeerd is. de jongen voelde zich nooit als
een meisje en had terug mannelijke identiteit aangenomen en vrouwelijke partner.
VOORBEELD: autisme (genetische oorzaak) vroeger sugeerde in studies dat autisme veroorzaakt
werd door de een afstandelijke opvoeding, koele moeders -> refrigator mother of
koelkastmoeders. Nu weten we dat autisme een genetische aandoening is. als er al verschillen
zijn in opvoeding door ouders van een kind met autisme dan is dit eerder het gevolg dan de
oorzaak van autisme bij hun kind. Veel moeders hebben schuldgevoel, vooral omdat de
wetenschap niet kon aanvaarden dat autisme (bijzondere vorm van gedrag) een genetische
oorzaak kon hebben. Maar ide visie paste niet binnen het politiek correct denken en bleven
zeggen dat het door de opvoeding kwam.
Einde 20ste eeuw revolutie in genetica verklaren door:
De enorme vlucht die de biotechnologie genomen heeft, met ls hoogtepunt in 2003
het voltooien van het humaan genoom project, het in kaart brengen van de totale
humane DNA-sequentie. Deze info betekende een enorme stimulans voor het
onderzoek naar genetische factoren voor allerlei kenmerken en aandoeningen van de
2
, mens. De impact hiervan kan groots zijn en de nature-nurture strijd weer doen
opflakkeren.
VOORBEELD: 1993 tijdschrift Science artikel van Hamers en collega’s: “ koppeling tussen DNA
merkers op het X-chromosoom en mannelijke seksuele orientatie”. Homoseksualiteit werd (soms
nog) aanzien als een ziekte of het gevolg van een slechte omgevingsinvloed of zelfs een vrije
keuze. Het feit dat er (minstens ten dele) een biologische (genetische) basis werd aangetoond
voor homoseksualiteit werd door de homoseksuele gemeenschap enorm positief onthaald en
beschouwd als een rechtvaardiging voor hun geaardheid.
Tegenwoordig verklaren we alles in termen van genen:
Bijna elke dag wordt er wel een gen gevonden voor ziekten zoals kanker, alzheimer,
suikerziekte, maar ook kenmerken zoals agressie, verslaving, …
De slinger dreigt nu opnieuw te ver door te slaan in de richting van nature.
1.2 Nature en Nurture
“ of genen zich al dan niet ontplooien, hangt voor een groot deel af van je opvoeding
en omgeving”. (Jean-Jaques Cassiman, Vlaamsewereldautoriteit in genetica)
Obesitas:
Zwaarlijvigheid is 1 van de moderne kwalen in onze maatschappij en komt vaak in de
familie voor. Spontaan denk je aan voedingsgewoontes in de familie, een
omgevingsfactor. Maar familieleden delen ook dezelfde genen. Besluit is dus dat
zowel genen als omgevingsfactoren een rol spelen. Het uitgangspunt is dus niet
zozeer genen of omgevingsfactoren, maar wel in mate beiden een rol spelen.
Er zijn 2 type studies die dit onderzoeken:
Adoptie- en tweelingstudies.
Adoptiestudies:
In geval van adoptie verandert men de omgeving, maar blijven de genen ongewijzigd.
Deze studies tonen dat het lichaamsgewicht van kinderen vooral gecorreleerd is met
het gewicht van de biologische ouders en minder of niet met het gewicht van hun
adoptieouders. Betekent dus dat lichaamsgewicht voornamelijk bepaald is door
erfelijke factoren, niet zozeer door omgeving.
Tweelingstudies:
Gebaseerd op het voorkomen van 2 types tweelingen: eeneiige tweeling (volledig
identieke genen bezitten) en twee-eiige tweelingen (tweelingen, die genetisch op
elkaar lijken zoals broers en zussen). Tweelingstudies toonden een belangrijke
genetische bijdrage in zeer veel kenmerken en aandoeningen van de mens.
Voor elk kenmerk kan me de overeenkomst tussen de 2 leden van een tweeling
bepalen:
Bijvoorbeeld wanneer 1 van hen obesitas heeft, wat is de kans dat de andere dat ook
heeft.
3
, Verschillen tussen 2 leden van een eeneiige tweeling kunnen enkel bepaald worden
door:
Een verschil in omgeving, aangezien ze identieke genen bezitten.
Verschillen tussen twee-eiige tweelingen worden bepaald door verschillen in
omgeving, maar ok door verschillen in genetische samenstelling.
Besluit:
Genen en omgeving kunnen dus niet los van elkaar gezien worden. Onze genen zijn
geëvolueerd om op een soepele manier in te spelen op de omgeving en dit verklaart
waarom het genetisch programma onderhevig is aan omgevingsvloeden. De
omgeving kan dus de werking van bepaalde genen aan- of uitschakelen in specifieke
celtypes. Soms heeft dit een permanent effect op deze cellen.
VOORBEELD: bij voedselschaarste wordt je gewicht bepaald door omgeving, maar wanneer er
geen schaarste is worden mensen obesitas als die genetisch aanleg hebben. Variabiliteit in
lichaamsgewicht is nu vooral bepaald door genetische verschillen.
VOORBEELD: intelligentie en schoolprestaties. Intelligentie wordt ook bepaald door een
samenspel van genen en omgevingsfactoren. Landen waar onderwijs moeilijker is zullen de
intellectuele mogelijkheden vooral afhangen van het onderwijs zelf. Bij gelijke kansen worden
verschillen bepaald door (genetische) aanleg. Zo komen we dat naarmate de omgeving meer
gelijk wordt verschillen meer bepaald worden door genetische of aangeboren factoren. Besluit:
als we het genetisch potentieel ten volle tot zijn recht willen laten komen moeten we optimale
omgeving creëren. Dit toont aan dat de invloeden van genen en omgeving niet altijd zo
gemakkelijk te onderscheiden zijn.
VOORBEELD: taal en het verwerven ervan is een aangeboren capaciteit van de hersenen. Kids
moeten in eerstelevensjaren in aanraking komen met taal anders geen taalontwikkeling.
Ontwikkeling van spraak levert een ander vb van de interactie tussen erfelijke facetten en
ervaring. Kinderen leren praten, maar eerst moeten ze een bepaald niveau van neurologische
ontwikkeling bereikt hebben. Zo spreekt geen kind van jonger als 1 jaar hele zinnen. Hoe meer ze
in aanraking komen met taal hoe vroeger en hoe beter ze zullen praten.
VOORBEELD: bij schizofrenie -> sprake van een combinatie van erfelijke aanleg bij een persoon
en bepaalde gezinsinteracties, dus omgevingsinvloeden als “hoge expressed emotions” (Halford).
Als beide factoren aanwezig zijn is er een verhoogde kans op schizofrenie. Zo zijn er waarschijnlijk
mensen met erfelijke aanleg voor schizofrenie maar niet openbaart heeft omdat ze in een
bepaald gezinsklimaat opgroeien. Of bij mensen die een aan genialiteit grenzende aanleg voor
pianospelen of basket hebben, maar bij wie zich dit nooit zal openbaren door de omgeving waar
ze opgroeien geen kansen biedt om dit talent te ontwikkelen.
Besluit van de VOORBEELDEN:
Ze maken duidelijk dat het van de interactie tussen de genetische voorprogrammering en de
omgevingsinvloeden afhangt of en wanneer een bepaald kenmerk tot uitdrukking komt.
A) Nurture bepaalt de nature
Volgens de klassieke erfelijkheidsleer veranderen genen enkel op basis van
willekeurige mutaties en niet op basis van ervaringen. Toch blijkt dat de invloed van
omgevingsfactoren op genetische kenmerken veel ingrijpender is dan vermoed werd.
onderzoek wijst uit dat traumagebeurtenissen zoals de aanslag op de wtc torens in 2001
invloed op de genen hebben, waardoor trauma’s kunnen geerd worden (Yehuda 2005).
4