Deel drugsfenomenen
Decorte
3M-Model van Zinberg
Rond drugs (roesmiddelen) wordt heel veel geschreven en heel veel gezegd, er wordt ook
enorm veel onderzoek rond gedaan. Een deel van die wetenschap noemt men
(drugs)epidemiologie (komt van geneeskundig kijken naar, hoe een menselijk gedrag zich
verspreidt doorheen de bevolking, wie gebruikt een bepaald middel, waar wordt dat
gebruikt, …). Veel rapporten/kennis baseren zich op specifieke groepen van druggebruikers,
m.n. die die in de schijnwerpers zijn terechtgekomen van systemen/instituties (politie,
justitie, hulpverlening); en veel minder gegevens van andere groepen " Bv. bevraging
representatieve steekproef leerlingen 12-18j van Vlaanderen (makkelijk bereikbaar, ze zitten
op school – wat met spijbelaars e.d.?) We hebben bv. ook de nationale gezondheidsenquête
om de 4 jaar, waar ook cannabis bevraagd wordt, maar andere middelen niet!
We zitten qua patronen van illegaal roesmiddelengebruik met grote gebreken. Hoeveel
daarbuiten zitten niet in de HV, gevangenis, … Onze kennis is meer gebaseerd op zichtbare,
gemarginaliseerde (kwetsbaar), bereikbare groepen. Hoe groot is de groep die niet in de
kijker is beland? En wat weten we over die groepen?
Er is nog altijd een dominantie van kwantitatief materiaal, er zijn veel minder kwalitatieve
studies die meer in de diepte werken, dicht bij de mensen waar het om gaat – hun stem zelf
(insiders view). Het duurt langer/meer investering. Beleidsmakers gaan veel liever met harde
cijfers in de hand debatteren! Druggebruikers willen ook mee debatteren –het duurt ook
vooraleer ze zich verenigd hebben- - drugs is beladen term (al gauw negatief, illegaal, …)
Het hele onderzoek naar roesmiddelen is te farmacocentrisch. Er zit een soort van denken
achter dat hét middel de belangrijkste, enigste factor is waar we moeten over nadenken (is
het schadelijk of niet? Moeten we het legaliseren omdat het geen kwaad kan, of is het te
schadelijk en moeten we het criminaliseren?). Wat doet het, wat zijn de gevolgen? We
moeten naar heel wat andere factoren kijken : de theorie van Norman ZINBERG (kapstok van
de reader) = Drug, set, setting (3M-model)
3M-model : Als je wil snappen waarom in een samenleving een bepaalde groep in
problemen komt met dat middel, en een andere groep niet; waarom sommige op een
bepaald moment in de problemen komen en op andere momenten niet; dan moet je met
heel veel factoren rekening houden, die je kunt clusteren in 3 groepen! Het blijft wel een
ontzettend complex fenomeen
Drug/middel : Het effect van de drug is afhankelijk van welke drug je gebruikt.
Mogelijke effecten zijn kalmerend, stimulerend, hallucinaties etc. . Meest
verslavende middelen zijn fentanyl, alcohol en nicotine. Opmerkelijk is dat de laatste
2 legaal zijn. Verder is het effect ook afhankelijk van welke kwaliteit je drug is.
, Bijvoorbeeld een pintje is minder sterk dan vodka. Ook de gebruikersmethode heeft
een invloed op de effecten van het middel. Zo zal IV-gebruik een sterker effect
hebben dan snuiven.
Set / gebruiker : Hierbij gaat het over de gebruiker. Er zijn verschillen in reactie op de
drug. Los van product kunnen er verschillende factoren een rol spelen zoals BMI-
index, geslacht, hoe gebruiker ineenzit qua karakter, de bepaalde verwachtingen dat
een gebruiker heeft, de emotionele toestand van een gebruiker. Men ziet vaak dat
mensen die verslaafd zijn vaak zware tegenslagen in het leven hebben gehad. Met
andere woorden, mensen die de meeste miserie hebben gehad hebben een grote
kans om verslaafd te zijn aan een drug.
Setting/context, omgeving, milieu : In bepaalde omgevingen gaat men meer aan
middelengebruik gaan doen zoals bijvoorbeeld het verhaal rond de Vietnam oorlog.
Tijdens deze oorlog was er ook heroïne beschikbaar. Dit had dan als gevolg dat het
heroïnegebruik in die tijd een hoge vlucht nam. Dit omdat het een kalmerend en
gelukzalig gevoel gaf in tijden van miserie. Wanneer deze soldaten terug kwamen,
dan zag men dat 10% verslaafd was, terwijl dat in de oorlogssetting 80-90% was. Dit
kan ook verklaren waarom we verslavingen vooral zien in de bevolkingsgroepen die
uitgesloten zijn en die geen plaats vinden op de arbeidsmarkt.
ZINBERG legde vooral de nadruk op de setting, dat veel verklaart voor wat de effecten
(uitkomsten) zijn voor mensen die drugs gebruiken (problematisch al dan niet). Want
eigenlijk is het de politieke context die de kwaliteit en sterkte bepaalt (als het illegaal is
wordt het toch nog gekweekt, maar dan in slechtere toestanden. Dus het heeft
invloeden op de drug), het is daar dat men geïnformeerd wordt of niet geïnformeerd.
Met andere woorden, bij alcohol weet je altijd wat je krijgt, hoeveel alcohol er precies in
het drankje zit, we hebben er ook aangepaste glazen voor. Bij drugs weten we dat
allemaal niet, we weten nooit exact bijvoorbeeld hoeveel THC er in cannabis zit.
Het is ook de familie, de ouders, het onderwijzend personeel dat informeert over
middelen en hoe we er horen mee om te gaan! Elke gebruiker gaat een sociaal
leerproces door van jongs af aan (informatie opslaan van omgeving, eigen verleden,
eigen trial & error) mens wordt beïnvloed door context. Bv. onderzoek naar verslaafde
Vietnam-soldaten aan heroïne: toen ze terugkwamen bleef slechts 10 procent verslaafd!
de gewone maatschappij in vredestijd : niet meer functioneel (ook daarom temperen
velen hun alcoholgebruik na de studententijd).