KWANTITATIEVE
ONDERZOEKSMETHODES
1 BESCHRIJVENDE STATISTIEK MET ÉÉN VARIABELE
1.1 MEETNIVEAUS
Het meetniveau van een variabele geeft aan in welke mate je de waarden die aan de categorieën zijn
toegekend kunt gebruiken om mee te rekenen. Het meetniveau is de aard van een antwoordschaal. Als we met
meetniveaus werken is het mogelijk dat het meetniveau verandert. Vb: inkomen (ratio) opdelen in groepen
(ordinaal)
1.1.1 NOMINAAL
Het nominaal meetniveau is het laagste meetniveau. Het is opgebouwd uit losse categorieën, tussen deze
categorieën komen geen andere waarden voor. We kunnen met deze variabelen niet rekenen. Deze categorie
is discreet omdat er maar een beperkt aantal waarden zijn. We kunnen wel percentages berekenen.
Dichotome variabele: variabele die maar twee waarden kan aannemen
Dummy’s: Lijst met meerdere antwoordmogelijkheden, we coderen met 1 en 0.
Nominaal
Kwalitatief = niet mee rekenen
Losse categorieën, tussenin geen waarden
Discreet = beperkt aantal waarden aannemen
Percentages berekenen
Vb: geslacht (man/vrouw), woonplaats (Gent/ Antwerpen/Luik), burgerlijke staat (gehuwd,
gescheiden, weduwe, alleenstaand)
Dichotome variabele: kan 2 waarden aannemen
Dummy’s: lijst met antwoordmogelijkheden gecodeerd met 1 en 0
1.1.2 ORDINAAL
Bevatten de eigenschappen van nominale variabelen, maar ze kunnen gerangschikt worden. De waarden zijn
kwalitatief en discreet.
Ordinaal
Kwalitatief
Discreet
Rangorde onderscheiden: midden bepalen
Vb: opleidingsniveau (lagere school, middelbaar, hogeschool, universiteit, …)
1.1.3 INTERVAL
Deze waarden zijn kwantitatief waardoor we er beperkt mee kunnen rekenen. We hebben gegevens met
gelijke intervallen tussen de waarden. We kunnen discrete en continue waarden hebben. Continue wilt zeggen
dat elke waarde tussen twee punten mogelijk is. De gegevens zijn interval geschaald omdat ze geen natuurlijk
nulpunt hebben en de intervallen gelijk zijn.
,Likertschaal: mate van het eens zijn. We gaan waarden optellen of het gemiddelde nemen om bepaalde
uitspraken te doen.
Interval
Kwalitatief: we kunnen rekenen
Gelijke intervallen tussen de waarden
Continu: de gegevens kunnen elke waarde tussen twee punten aannemen.
Geen natuurlijk nulpunt
Vb: temperatuur, IQ
Likertschaal: mate van het eens zijn. Hiervan kunnen we de som of het gemiddelde nemen.
1.1.4 RATIO
Ratiovariabelen zijn kwalitatieve variabelen die continu zijn. We kunnen met deze variabelen rekenen. De
variabelen beschikken over een natuurlijk nulpunt en betekenisvolle verhoudingen. We kunnen de
verhoudingen tussen twee waarden berekenen.
Ratio
Kwalitatief
Continu
Natuurlijk nulpunt
Gelijke intervallen met betekenisvolle verhoudingen
Vb: aantal werkuren, inkomen, afstand woon-werkverkeer, …
1.1.5 MEETNIVEAUS IN EEN NOTENDOP
Kwali, niet rekenen, losse categorieën
Dichotome variabele
Nominaal, ordinaal, interval, ratio
Nominaal
Interval
Ratio
Ordinaal
Ratio
Ratio
Ordinaal
Ordinaal
Ratio
Ordinaal
,1.2 FREQUENTIEVERDELINGEN
Met frequentieverdelingen laat je zien welke kenmerken gemeten zijn, hoeveel geldige waarnemingen er zijn
en hoeveel waarnemingen per categorie, daarnaast laat je zien waar de missende waarden zitten.
Percent: drukt het aantal waarnemingen uit in relatie tot het totale aantal waarnemingen.
Valid percent: Missende waarden worden achterwege gelaten.
1.3 GRAFIEKEN VAN ÉÉN VARIABELE
Grafieken worden gebruikt om in één oogopslag een overzicht te krijgen.
1.3.1 CIRKELDIAGRAM
Toont verhoudingen tussen verschillende categorieën
Grootste punt = categorie met de grootste frequentie
Nominaal/ ordinaal en beperkte categorieën
1.3.2 STAAFDIAGRAM
Toont verhoudingen tussen verschillende categorieën
Hoogste staaf = categorie met de grootste frequentie
Nominaal/ ordinaal en beperkte categorieën
, 1.3.3 HISTOGRAM
Geeft de vorm van de verdeling van een variabele weer
Interval/ ratio (continue variabelen)
‘Aaneengeplakt’ staafdiagram
Verschillende soorten histogrammen
1.3.4 BOXPLOT
Verdeling van minimale ordinale variabelen
o Mediaan: dikke streep midden boxplot
o Whiskers: minimum en maximum
o Uitschieters: bolletjes
Ordinaal, interval, ratio
1.4 CENTRUMMATEN
En spreidingsmaat geeft een samenstelling van de verdeling van waarnemingen ten opzichte van elkaar. Een
centrummaat geeft een samenvatting van het midden, het centrum van de verdeling.
1.4.1 MODUS
De waarde/ categorie met de meeste waarnemingen.
Bimodaal: twee klassen met hetzelfde # waarnemingen.
Kolom met de hoogste waarde
1.4.2 MEDIAAN
De middelste waarneming in een set geordende numerieke data
Even waarnemingen: twee middelste waarden/ 2
Ordinaal, interval, ratio
Mediane klasse: categorie die de middelste waarde bevat
1.4.3 GEMIDDELDE
Interval/ ratio
Wordt beïnvloed door uitschieters
Gewogen gemiddelde: je maakt gebruik van een bepaalde weging
1.5 SPREIDINGSMATEN
1.5.1 VARIATIEBREEDTE
Verschil tussen minimum- en maximumwaarde
Ordinaal, interval, ratio