MYTHOS-LOGOS EN NATUURFILOSOFEN..............................................................2
HERACLITUS, PARMENIDES, SOFISTEN EN SOCRATES...........................................3
PLATO & ARISTOTELES...........................................................................................4
ARISTOTELES..........................................................................................................7
LATE OUDHEID (STOA, EPICURISME EN NEOPLATONISME)..................................9
MIDDELEEUWEN..................................................................................................11
MODERNITEIT!.....................................................................................................15
HET EINDE VAN DE MODERNITEIT......................................................................27
CAPUT SELECTUM I: WETENSCHAPFILOSOFIE....................................................41
CAPUT SELECTUM II PSYCHOANALYSE................................................................43
WIJSBEGEERTE ALS HISTORISCH-HERMENEUTISCHE WETENSCHAP..................47
1
,Fundamentele wijsbegeerte
Mythos-Logos en natuurfilosofen
Inleiding
Plato’s grot:
De Grot is een kopie van de realiteit d.w.z.: de geketende ziet een kopie, wordt bevrijd en ziet de
realiteit, wanneer hij wederkeert gelooft niemand hem.
De wereld is volgens Plato een vooraf gestructureerde ordening, waarin de mens meedoet.
Plato wil de blik van een kind, alles in vraag stellen. Onze 2 de natuur wordt het voorwerp van
kritische reflectie. Filosofie heeft geen objectieve maatstaf, want spatio temporali/zeitgeist.
Wereldbeelden
Onze bestaanshorizon is een al gecreëerde wereld waarin we geworpen worden, deze is voor ons
gekozen. Wel veranderlijk door breuken, revoluties of avant-garde.
Historisering v.h. object = Object bekijken wat je analyseert
Historisering v.h. subject = Hoe men interpreteert naargelang zeitgeist, spatio temporali.
Oudheid
Mythos – Logos
Mythos = Grondleggend verhaal, niet-kritisch, normatief.
Altijd bestaande t.e.m. 6e eeuw = Cultuurschok
Cultuurschok = Vreemde volkeren kwamen met elkaar in contact (antropomorfisme), en zagen dat
hun mythos niet klopte. Resulteert in een schriftelijke kritische kijk op de mythos.
2
,Logos= Rede, uitleg
Omschakeling naar logos omdat we kritischer worden.
Desacralisering v.d. natuur = Natuur is niets heilig, maar een werkend organisme.
Natuurfilosofen
Gedesacraliseerde natuur als phusis. (=geheel van werkelijkheid.)
Natuur is kosmos (=sieraad). Natuur is mooi, kosmo-grafie.
Materialistische kijk: Hoe wordt iets, iets? Alles valt te herleiden tot een oerstof.
Heraclitus, Parmenides, Sofisten en Socrates
Oudheid
Heraclitus 6e eeuw v.C – Natuurfilosoof
Man van de tegengesteldheden Dag/nacht, warmte/koud, leven/dood.
Alles vloeit, niets blijft. Sprake van een permanente flux. Niets is onveranderlijk.
Oorlog tussen tegengestelden is de grond voor creatie.
Vuur is de oerstof volgens hem, dit kan veel maken maar ook veel verwoesten.
Boog is voor hem de ideaal = Perfecte contrast v.h. leven Stug hout vs. Flexibel touw.
Parmenides 5e eeuw v.C – Natuurfilosoof
“Het zijnde is, het niet-zijnde is niet. Radicaal denken.
Alles waar je over denkt moet op een manier al bestaan, anders kan je er niet aan denken.
Unicorns moeten op een manier al bestaan, anders zou ik er niet aan kunnen denken.
Ontstaan ethiek
Kritiek op mythe en desacralisering leidt tot ontstaan ethiek.
Morele filosofie, verantwoording
°Democratie
Ethisch vacuüm = Normen verliezen hun natuurlijke kracht, maar er zijn nog geen nieuwe normen.
Mensen hun ogen openen voor eerste keer echt.
Komst van de Sofisten
Rondtrekkende leraren in het democratische Athene die monoloog voerden.
Opportunisme vs. Gefundeerd relativisme.
Socrates 4de eeuw v.C – Realisme
Ethisch intellectualisme tegenover de sofisten. (Gebruikte ironie voor inzicht)
Wou dialoog en kreeg deugd door inzicht. Want inzicht was rechtvaardig handelen.
Rechtvaardigheid moest een norm voor allen worden.
Wordt uiteindelijk veroordeeld tot gifbeker.
3
, Plato & Aristoteles
Systeembouwers: Plato & Aristoteles
Plato 4de eeuw v.C – Realisme
Plato wordt geboren in een aristocratische familie maar wijdt zijn leven aan filosofie dankzij Socrates.
Plato ging niet zomaar akkoord met de opgelegde morele waardes. Hij ging evengoed niet akkoord
met de immorele, slappe politiek. Zijn streven was zo groot dat hij zelf een academie oprichtte:
Akademeia
Continuïteit & vernieuwing
Plato heeft geen systematische werken. Door mekaar, en komt zelf niet aan het woord.
Vaak eindigen de dialogen dan ook met probleem en eindigen in een probleem.
Geen systematische leer.
Vandaar onderscheid tussen Plato en platonisme.
Mensen zijn Plato zijn systeem zelf gaan schrijven. (=Platonisme)
Socratische ethiek “Kennis/Inzicht is deugd.” Hier bouwt hij een leer rond.
1) Zielsleer = Niet zomaar leven/eeuwig/denken. De ziel is de plaats van moraliteit.
Het morele handelen is niet extern af te lezen maar meer, hoe de ziel is georganiseerd.
De ziel bestaat uit 3 delen en hun deugden:
1) Redelijk deel Verstandigheid
2) Vurig deel Dapperheid
3) Begerend deel Matigheid
Elk een deugd als het deel werkt.
Werken ze alle 3, bent u rechtvaardig <-> Overkoepelende deel.
2) Inzichtelijke (=kennis) = De opsplitsing van 2 werelden. (Niet in sé ruimtelijk)
Er is zintuigelijke wereld, resulterend in meningen. Maar deze meningen zijn instabiel. Zowel
zintuigelijke wereld als inzichtelijke wereld.
4