Wereldgeschiedenis: begrippen en korte samenvatting per hoofdstuk
H1 Waarom zijn we beginnen kijken naar het verleden?
Vanaf 1950 kwam er een belangstelling voor de oorzaken van de babyboom,
interesse in verleden om te kijken hoe we met crisissen omgingen, opzoek gaan naar
oorzaken
Welke instrumenten gebruiken we om de demografie te meten?
Historisch bronnen materiaal
o Oude bronnen zijn niet bruikbaar: alleen weerbare mannen in het leger
(lengte, leeftijd, gewicht)
o Concilie van Trente: parochieregisters aanleggen
o Franse republiek
Adolphe Quetelet (statisticus): l'homme moyen
Belangrijkste variabelen:
o Nataliteit, mortaliteit, fertiliteit, natuurlijk verloop, migratiesaldo,
bevolkingsverloop, leeftijdsopbouw, …
De onafwendbaarheid van catastrofes (Malthus): er bestaat een onoplosbare
spanning tussen seks en voedsel wat leidt tot crisissen, de bevolkingsontwikkeling
groeit sneller dan de voedselvoorraad
o Enige oplossing: demografisch gedrag aanpassen (homeostatisch systeem)
o Verband met David Ricardo: cyclisch model
o Deze ideeën worden gebruikt om de ontwikkelingsproblematiek in
Afrikaanse landen te verklaren
o <-> Optimistische visie (Ester Boserup): een grotere bevolking zorgt juist
voor schaalvoordelen
Demografische ontwikkelingen voor 1750:
Bevolking groeide aan een zeer traag tempo: vb. onderzoek ideale Franse vrouw
(1740-1749)
Er is een structurele en een catastrofale mortaliteit
o Structureel (hoe de samenleving is georganiseerd)
Hoge kinder-en jongerensterfte
Urban graveyard-effect
o Catastrofaal (crisismomenten)
Oorlogen "bello"
Hoger "fame"
Exogene omstandigheden "peste"
Grote verschillen van geboorte en fertiliteit tussen leeftijdsgroepen, regio's en
sociale groepen
o Sociale groep: E.A. Wrigley beweert dat de hogere klassen experimenteren
met vormen van geboorte beperking omdat ze schrik hebben hun bezit te
delen
West-Europees huwelijkspatroon: als een soort evenwicht herstellend mechanisme
,Demografische ontwikkelingen tijdens de lange negentiende eeuw
Eerste demografische transitie: nataliteit op een pre-industrieel niveau terwijl
mortaliteit sterk daalt (=enorme stijging van de bevolking)
o Theoretisch abstract model niet voor alle landen (vb. Frankrijk) maar wel in
België
Mortaliteit
o Daling van structurele mortaliteit
o Catastrofale mortaliteit gekenmerkt door pieken veroorzaakt door crisis,
epidemieën en oorlogen
Epidemiologische transitie (Abdel R. Omran): verschuiving in
mortaliteitpatronen
1. Eerste fase: pestilence and famine (infectieziekten
dominante rol)
2. Tweede fase: receding pandemics (daling infectieziekten, nu
welvaartziekten)
3. Derde fase: degenerative and man-made diseases
(chronische ziekten)
o Lange termijn ontwikkelingen
Wijzigingen in voedselpatroon
Terugdringing van zuigelingensterfte
Medische vooruitgang
Groeiende aandacht voor hygiëne
Nataliteit en nuptialiteit
o Proletarisch demografisch patroon (E.P. Thompson)
o Einde aan nataliteitsgroei in late 19de eeuw: culturele switch
Minder kinderen om er beter voor te kunnen zorgen
Kost van kinderen stijgt (verbod kinderarbeid, langer naar school)
Deconfessionalisering
o Gemiddelde levensverwachting bij geboorte krijgt een enorme ontwikkeling
Demografische ontwikkelingen tijdens twintigste eeuw
Baby boom in jaren 50
Biopolitiek
Daling in mortaliteit: terugdringen kindersterfte, verbetering hygiëne, verbetering
levenskwaliteit, medische vooruitgang
o Gevolgen: stijging levensverwachting, vergrijzing
Daling nataliteit: economische groei, actieve gezinspolitiek, anticonceptie,
emancipatie vrouw, kost kinderen, angst overbevolking
o Gevolgen: overgaan tot nulgroei?
,H2 Fase 1: staatsvorming in de enge betekenis (politieke, militaire, economische en
institutionele eenmaking van staten), sinds late middeleeuwen
Van oude naar nieuwe politieke constellaties (vanaf 1800)
Een woelige tijd: nieuwe 'verlichte' politieke ideeën, andere legitimering van macht
en staat, revolutionaire schokgolven
Politiek transitie proces: eengemaakt centraal apparaat, soevereine natie ipv vorst,
verzorgingsstaat
o Voor 1750: staatsvorming als politiek, militair en institutioneel project van
vorsten
o Na 1750: staatsvorming ten dienste van het volk, nationalisering
o 19de eeuw: democratie, natiestaat wordt koloniaal exportproduct
o 20ste eeuw: verzorgingsstaat, dekolonisering
o 21ste eeuw: supranationale staat (Europa)
Visie Charles Tilly (politiek socioloog): staatsvormingsproces hangt samen tussen
interne machtsstrijden en externe machtsstrijden
o Staat en statenstelsel voortdurend in ontwikkeling: geen gelijkblijvende
structuren
o Ontwikkeling gestuurd door
Machtsstrijd: handelen van elites en sociale groepen
Binnen menselijke samenlevingen: endogene dynamiek
Tussen menselijke samenlevingen: exogene dynamiek
De politieke ontrafeling van het feodalisme in de Zuidelijke Nederlanden (casus België)
Is België een constructie of bestonden de Belgen al voor ze een koninkrijk vormden?
o Rol van historisch toeval:
Omvorming van verbrokkelde gebieden tot gecentraliseerde
territoria + kwetsbaarheid van vorstendommen
Voor 1750: één onder één vorst
o Geen 'vreemde bezetting' want vorsten respecteren lokale gebruiken
Rond midden 18de eeuw: invloeden van de verlichting
o Verlicht depotisme: invloed op politiek-economisch bestel van Zuidelijke
Nederlanden
o Ideeën van verlichting nog steeds fundamentele pijlers in Westerse
samenleving
Maar: geen spraak van democratie, geen progressieve sociale politiek
Fase 2: natievorming (vanaf late 18de eeuw)
Doel: scheppen van een homogene bevolking die zich verbonden voelt met de eigenheid van
de natie doormiddel van bijvoorbeeld een gemeenschappelijk grondgebied
Van soevereine vorst naar soevereine natie
Ideeën van verlichting staan haaks op almacht van de Kroon; vorstelijke macht
wordt gelegitimeerd door het volk zelf (volkssoevereiniteit)
Gevolg: Glorious Revolution in Engeland
Theorie van sociaal contract: fundament van nieuwe ideeën rond staat en natie
Politiek liberalisme: scheiding der machten + vrijheden
Idee van zelfbeschikking der volkeren + idee van volkssoevereiniteit zorgt voor
nationalisme
o Gevaarlijke cocktail voor de Kroon
o Revoluties: Amerikaanse, Franse, Belgische
, o Dynamiek nog versterkt oor opkomst van het nationalisme
Opkomst nationalisme en natievorming
o Natievorming: sociale fenomenen in band brengen met modernisering
Territorialiteit
Horizontaliteit: ongeacht sociale ongelijkheden is er een
verwantschap (<-> standenmaatschappij met verticale indeling)
Soevereiniteit
o Wat zijn naties?
Objectivisme of essentialisme
Constructivisme of subjectieve identiteit
Nationalisering
o Twee vormen van nationalisme: civiele invulling en ethische invulling
o Wortels in verlichting, romantiek, Franse revolutie: de politieke natie is geen
verbeelde geconstrueerde gemeenschap meer (‘imagined communities),
maar bestaat echt
o Geen gelijklopende beweging (verschilt van land tot land)
Chronologie van het nationalisme (in fasen)
18de eeuw: oppositioneel, radicaal, modern (civiel of etnisch)
o Tegen heerschappij van de absolute, verlichte vorst, tegen dynastieke
principe
19de eeuw: liberale en democratische inslag
o Gericht op politieke en culturele emancipatie van de burgerij
Late 19de eeuw: taal, identiteit, afkomst
o Oorzaken: snelle industrialisering en urbanisering zorgen voor een zoektocht
naar nieuwe vormen van solidariteit, verstrekt belang van taalgebruik,
imperialisme, acties tegen volksvreemde elementen (‘imagined traditions’)
o Twee vormen: verbonden aan imperialisme en conservatisme of verbonden
aan volk en populisme (rechtsrevolutionair)
Interbellum: extreem-nationalisme (fascisme en nazisme)
Na 1945: bevrijdingsnationalisme
Vanaf 1970: terug extremere vormen van nationalisme door opkomst multiculturele
samenleving
De opkomst van de Belgische natiestaat: drieledige politieke transitieproces illustreren
Belang van Franse revolutie (1789)
o Introductie van sterke centralistische staat, die regeert via direct bestuur
Van onrechtstreeks naar rechtstreeks bestuur
Noodzaak om de bevolking te homogeniseren
o Reorganisatie van het land
o Introductie van het politiek liberalisme
Déclaration des droits de l'homme et du citoyen
Omvorming naar de liberale natiestaat België: Nederlandse invloed
o Verenigd Koninkrijk der Nederlanden onder Willem I
Als bufferstaat (congres van Wenen)
Problemen:
Willem I zuigt teveel macht
Katholieken vs protestanten (vb. onderwijs)
Handel in het Noorden vs industrialisering in het Zuiden
Nederlands officiële taal