WAT IS PSYCHOLOGIE?
Roediger:
Psychologie = wetenschappelijke studie van de mentale processen en van het gedrag.
Zimbardo:
Psychologie = empirische studie van het gedrag en de mentale processen.
Ook andere wetenschappen bestuderen het gedrag zoals economie, sociologie, rechten, … maar
vanuit een ander gezichtspunt en niet zo breed
BELANG VAN KRITISCH DENKEN
Psychologie betwist ongefundeerde uitspraken van pseudowetenschappelijke aard.
Psuedowetenschap = elke poging om fenomenen uit de natuurlijke wereld te verklaren die
niet gebaseerd is op empirische observatie of op de wetenschappelijke methode.
Bv. astrologie, grafologie, toekomstvoorspelling
Empirische studies hebben aangetoond dat investeringen in dergelijke fenomenen nutteloos
zijn.
FREUD EN PSYCHOLOGIE
Freud was geen psycholoog maar een fysioloog
Minder dan 10% van de APA-leden onderschrijven ideeën van Freud.
(APA = American Psychological Association)
Nog minder onderschrijven ideeën van Jung
Theorieën van Freud = psichoanalyse
Het freudprobleem = de associatie van psychologie met de psychoanalyse
METHODOLOGISCHE EISEN VOOR WETENSCHAPPELIJK
ONDERZOEK
Er zijn 3 belangrijke kenmerken van psychologie
1. Systematisch empirisme: (= systematisch waarnemen van de werkelijkheid)
Onderzoeksbenadering vertrekt van sensorische ervaring en observatie als
onderzoeksgegevens
o Geen gezagsargumenten
o Gebrek aan systematisch empirisme: aderlatingen Benjamin Rush bij patiënten.
bloed afnemen om koorts te verlagen 2 opties: genezen of sterven hij
schreef elk overlijden toe aan de ernst van de ziekte
o Kritiek op psychoanalyse: therapiesessie met een beperkt aantal patiënten
2. Publiek verifieerbare kennis
Kennis moet repliceerbaar zijn m.a.w. dezelfde procedure moet leiden tot dezelfde
resultaten.
, Peer review = publicatie wordt eerst beoordeeld door een aantal collega’s die werkzaam zijn
in hetzelfde onderzoeksdomein.
3. Toetsbare theorieën
= enkel oplosbare theorieën onderzoeken
Moet falsifieerbaar zijn = moet mogelijk zijn aan te tonen dat uitspraak fout is
Bv. of de mens goed of slecht is, behoort niet tot de falsifieerbare uitspraken.
Toetsbaarheid kan variëren met de tijd bv. Gilles de la Tourette & Nixon vs Nixon (HB p. 24)
VAN KENNIS TOT WETENSCHAPPELIJKE WET
VIJFSTAPSPROCES
Stap 1: Hypotheseontwikkeling
Hypothese
= een uitspraak die het resultaat van een wetenschappelijke studie voorspelt
Operationele definities
= exacte procedures om experimentele condities en metingen van resultaten vast te leggen.
Stap 2: Gecontroleerde test
Onafhankelijke variabele
= de variabele die door de onderzoeker gemanipuleerd wordt.
Randomisatie
= enkel gebruik maken van toeval voor het vastleggen van de aanbiedingsvolgorde van de
stimuli of toewijzen van proefpersonen aan condities.
Stap 3: Objectieve data verzamelen
Gegevens (data)
= informatie verzameld door de onderzoeker voor het testen van de hypothese
Afhankelijke variabele
= het gemeten resultaat van een studie; de responsen van deelnemers in een studie.
o Onafhankelijke variabele kan hier een mogelijk effect op hebben.
Stap 4: analyseren van de resultaten
Gebaseerd op statistische analyse van de resultaten: aanhouden of verwerpen van de hypothese
Stap 5: publiceren, bekritiseren en repliceren van de resultaten.
ONDERZOEKSMETHODEN
1. Naturalistische observatie
Vormen eerste stap in de richting van meer gecontroleerd onderzoek
Bv. kind ziet op tv ongeveer 18000 moorden voor hij 18 is.
Nadeel: mensen of dieren kunnen gedrag wijzigen wanneer ze zich ervan bewust zijn
dat ze geobserveerd worden.
Verklaart causaliteit NIET
2. Gevalstudies
Uitvoerige studie van 1 persoon of 1 geval
Bv. Freuds psychoanalyse
1 vrouw jaren bestudeerd
Nadeel: gevaar van getuigenverklaringen = zeer onbetrouwbaar (bv. placebo-pil)
, Verklaart causaliteit NIET
3. Interview
Directe bevraging
Training voor interviewers om de neutraliteit te behouden
Bv. bij 1500 jongeren duidelijk verband tussen: kijken naar geweld en agressief gedrag
Verklaart causaliteit NIET
4. Survey
Verzamelen van steekproef van opinies over 1 of meerdere onderwerpen op basis waarvan
de onderzoeker een besluit trekt over de hele populatie.
bv. in poloticologisch onderzoek over stemgedrag of bij bestuderen van kijkcijfers voor tv
5. Psychologische tests
Cognitieve tests: schoolvorderingen, intelligentietests
Persoonlijkheids- en attitudetests: vragenlijsten, projectieve technieken
o Zie dia’s 41 – 45
Er zijn 3 vereisten voor de beoordeling van tests:
Standaardisatie
= test moet steeds op dezelfde manier worden afgenomen ongeacht wie de test doet of wie
de test afneemt
Betrouwbaarheid
= test is nauwkeurig en meetresultaat varieert dus niet met de tijd
Validiteit
= test meet wat het oogt te meten
6. Correlationele studies
Nagaan of er een verband is tussen de karakteristieken van een steekproef. Correlatiecoëfficiënt (r)
geeft de mate weer waarin er een rechtlijnig verband bestaat tussen twee variabelen:
-1.0 ≤ r ≤ 1.0
o -1.0: perfect omgekeerd verband (laag komt overeen met hoog)
o 0.0: geen enkel verband
o +1.0: perfect verband (hoog komt overeen met hoog)
Correlationeel verband toont nooit een causaal verband aan
Correlationele studies beperken zich tot de beschrijving van een bestaande toestand.
Zie voorbeelden p30-31
7. Experimentele methode
In een experimentele studie creëert een onderzoeker een situatie die gecontroleerde observatie
toelaat.
De onderzoeker grijpt zelf in en gaat het effect van die ingreep na.
o DOEL: causaliteit achterhalen
P. 32: Goldberger en Pellagra
Een goed experiment heeft een hoge interne en externe validiteit.
Interne validiteit: experiment is foutloos opgezet en uitgevoerd
Externe validiteit: resultaten van het experiment kunnen veralgemeend worden naar
situaties buiten het laboratorium, in het dagelijkse leven.
, ENKELE EXEMPLIRISCHE VOORBEELDEN
1. Warrington en Shallice (gevalstudie)
4 patiënten met herpes simplex encephalitis = hersenvliesontsteking
Hun kennis van niet-levende objecten of artefacten (bv. hamer) was nagenoeg intact
Maar hun kennis van levende concepten (bv. hond) was sterk gestoord.
3 jaar later: patiënt met omgekeerd patroon. Wel kennis van levende concepten
maar niet van artefacten.
BESLUIT: beide bronnen van informatie worden functioneel onafhankelijk van elkaar
bewaard in het geheugen.
o Verklaring 1:
Onze semantische kennis is opgebouwd als domeinspecifieke kennis. Concepten worden
onderscheiden in levende vs. niet-levende concepten, waarbij levende onderverdeeld
worden in dieren en planten, enz.
Semantische stoornissen komen dan tot stand doordat een deel van de hiërarchische
boomstructuur aftakelt.
o Verklaring 2:
De 2 soorten hebben verschillende centrale kennisstructuren
Artefacten: functioneel
Natuurlijke concepten: perceptueel
Semantische stoornis = uitval van modaliteitsspecifieke kennis
Bij patiënten met een gestoorde kennis van artefacten: ook kennis van lichaamsdelen
vertoont stoornissen Functioneel belang
Bij patiënten met een gestoorde kennis van natuurlijke concepten: ook kennis
muziekinstrumenten vertoont stoornissen. perceptioneel belang
2. Correlationele studie 1
5 persoonlijkheidstrekken: extraversie, vriendelijkheid, gewetensvolheid, neuroticisme en
algemene cultuur.
Hoe zijn deze best te meten?
1) “klassieke” persoonlijkheidsvragenlijsten / zelfbeoordeling
- 14 vragen per schaal, geselecteerd via psychometrische methoden
- Telkens beantwoorden op een 7-puntenschaal
- Somscores per schaal
2) Vrije zelfbeschrijvingsmethode
- “beschrijf uzelf, zo volledig mogelijk, a.d.h.v. 10 vrij te kiezen adjectieven. Zeg niet
hoe u zou willen zijn, maar hoe u echt bent. Gebruik hiervoor algemeen gekende
woorden”
- Elk van de adjecteiven is beoordeeld door 10 experts voor elk van de 5 schalen.
- Gewichten worden opgeteld om score te bekomen.
3) Één-itemmethode
- Slechts 1 vraag per te meten variabele:
“hoe … bent u?”
- 5 schalen als volgt omschreven:
Levendig (extraversie), sociaal (vriendelijkheid), punctueel (gewetensvolheid), gespannen
(neuroticisme) en gecultiveerd (algemene cultuur)
- Telkens 7-puntenschaal
Hiernaast werden ook gedragscriteria bevraagd:
5 gedragingen per dimensie
Toegepast op verschillende situaties
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur hannavanhoof. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.