Godsdienst: mondeling examen
Inleiding + les 1:
Levensvragen: hoe jij over de wereld en andere mensen denkt:
Zijn mensen van nature goed of slecht?
Ik denk dat iedereen goed geboren wordt, maar slecht kan gemaakt worden door de omgeving.
Bestaat er een God?
Neen, ik denk niet dat er een God bestaat, anders zouden mensen niet lijden.
Hoe is de wereld ontstaan?
Via de oerknal.
Ligt mijn lot in mijn handen, zijn alle mensen gelijk, bestaat er een hemel, moeten regels altijd
gerespecteerd worden,….?
Hoe worden deze antwoorden beïnvloedt?
Ouders, familie, geloof, cultuur, maatschappij, wetenschap, opvoeding, media, school,
zelfreflectie,…
Voor jonge kinderen is de invloed van de leerkracht heel belangrijk!!
Levensbeschouwing:
= visie die je hebt op het leven.
= dit ligt niet vast voor de rest van je leven, dit verandert
Er is hier wel een groepering in:
1. NIET-RELIGIEUZE = er bestaat geen God OF bestaan van God buiten beschouwing laten (het
antwoord kan niet met zekerheid gegeven worden)
Ø vrijzinnig humanisme: niet-confessionele zedenleer = vak op school (NCZ)
2. RELIGIEUZE = er bestaat één (of meerdere) god(en)
Ø polytheïsme = er bestaan meerdere goden
Ø Hindoeïsme (= grootste en bekendste), oude Grieken & Romeinen,
oude Egyptenaren
Ø monotheïsme = er bestaat één God
Ø jodendom
Ø islam
Ø christendom => rooms-katholieke godsdienst (RKG)
1. In België is dit nog steeds de grootste groep
Onderwijslandschap:
Drie onderwijsnetten:
Ø gemeenschapsonderwijs & gesubsidieerd officieel onderwijs
• keuze voor erkende levensbeschouwing
Ø vrij onderwijs
• katholieke scholen – rooms-katholieke godsdienst
• scholen van erkende levensbeschouwingen
o protestants-evangelisch, israëlitisch, orthodox, islamitisch, niet-
confessioneel, anglicaans
Ø Zie link -> voor de 7 erkende levensbeschouwingen -> zie pp
, Deel 1: Fundamenten van het leerplan RKG
P. 9-32
Hoofdtsuk 1: Visie op het vak RKG (9-15)
STELLINGEN: akkoord of niet akkoord?
Ø het is nu moeilijker om godsdienst te geven dan vroeger
Ø ja
Ø godsdienstlessen zijn enkel relevant voor katholieke kinderen
Ø een godsdienstles start altijd met een gebed
Ø de leerkracht die RKG geeft moet een neutrale houding aannemen
Ø ik voel me verbonden met de katholieke (geloofs)traditie
Historische achtergrond:
Zijn er verschillen tussen godsdienstonderwijs vroeger en nu?
catechismus – vraag en antwoord:
o werd vroeger gebruikt
o dit werd opgevat als geloofdsoverdracht: de kinderen moesten christelijk gelovig zijn
I. De christelijke leer
1.Wat is de catechismus?
De catechismus is de korte inhoud van de christelijke leer.
2.Wat is de christelijke leer?
De christelijke leer is de leer die door Jezus Christus aan de wereld werd verkondigd en door de
Apostelen gepredikt, en die verder door de Kerk wordt onderwezen.
3.Waarom is de christelijke leer de noodzakelijkste onder alle leringen?
De christelijke leer is de noodzakelijkste onder alle leringen, omdat zij ons leert wat wij moeten
weten en doen om zalig te worden.
4. Moeten alle mensen de christelijke leer kennen en onderhouden?
Alle mensen moeten de christelijke leer kennen en onderhouden, dit is de wil van God; anders
kunnen zij niet zalig worden, zelfs niet oprecht gelukkig zijn in dit leven.
5. Is het genoeg de christelijke leer ééns geleerd te hebben?
Neen, het is niet genoeg de christelijke leer één geleerd te hebben; geheel ons leven moeten wij ze
onthouden en altijd beter trachten te begrijpen
Leerplan rooms-katholieke godsdienst:
Ø 1996: door Vlaamse bisschoppen (visietekst aanvaard als basis voor het maken van een
nieuw leerplan
Ø goedgekeurd in 1999 – verplicht in 2004
Ø ze beseffen dat het niet vanzelfsprekend is dat je katholiek bent
Ø vanaf 2004: worden lessen RKG gegeven
Ø addendum “interlevensbeschouwelijke competenties op school”
Ø Dit is toegevoegd aan hett leerplan
Ø Om het opnieuw meer af te stemmen aan de hedendaagse context
, Ø Zodat ze kunnen ingaan op de diversiteit in de klas
Ø integraal opgenomen in ZILL
Godsdienstonderwijs ipv catechese: het wordt nu zo genoemd
Ø ruimte voor ervaringen, interpretatie, beleving,…
Ø belang van dialoog (in gesprek gaan met andere levensbeschouwingen en het niet
vanzelfsprekend is dat alle kinderen katholiek gelovig zijn) -> ze ontwikkelen zo een eigen
visie op het leven
Ø Hier focussen ze vooral op de dag van vandaag
Elementen uit de visietekst: (1.2)
Ø kinderen in een complexe wereld
Ø integratie en impact
Ø een schoolvak
Ø doel van het vak rooms-katholieke godsdienst
Ø inhoud van het vak rooms-katholieke godsdienst
Ø een communicatieproces
Ø de leerkracht: moeilijke en dubbele opdracht
Kinderen in een complexe wereld:
Ø geseculariseerde en gepluraliseerde samenleving
Ø Geen enkele godsdienst of levensbeschouwing bepaalt nog echt alleen het
zinsperspectief waarop de hedendaagse cultuur is gebouwd
Ø Daarom zal het vak niet altijd aansluiten bij de achtergrond of interesses van kinderen
Ø groeiende verscheidenheid van culturen en religies
Ø Brengt ook spanningen mee (dit gebeurt ook in klassen)
Ø Maar ook uniformisering en globalisering
Ø Alles wordt gelijk, we eten hetzelfde, zelfde winkelketens,…
Ø eigen identiteit vormen binnen deze complexiteit
Ø Godsdienst wil hierop inspelen
Ø We willen niet onder dezelfde noemer geplaatst worden (concreet en uniek persoon)
Ø godsdienstonderwijs wordt delicate opdracht: dynamische visie! (je moet open kunnen
staan op de visies van kinderen en je eigen visie durven verwoorden) -> geen
eenrichtingsverkeer!!
Ø Het vraagt dus een grote professionaliteit van de leerkracht
!Leerlingen krijgen zelf de mogelijk om te kiezen wat ze meenemen van het katholieke geloof en wat
niet -> ze krijgen op deze manier hun eigen visie
Integratie en impact: (Welke impact heeft dit op de kinderen?)
Hoe jonger de kinderen, hoe sterker ze zich vasthouden aan voorbeeldpersonen, waarronder de
leerkracht + de visie van de leerkracht is niet neutraal
Ø omgaan met levensbeschouwing, religie, geloof zoals thuis gezien en beleefd
Ø denken over werkelijkheid waarin ze leven
Ø Vb. de levensvragen -> deze kan je behandelen met je leerlingen
Ø kennismaking met (rooms-katholiek) christelijke geloofstraditie
Ø Ook al geloven ze er niet in, toch moeten ze deze hebben gehad
Ø levensbeschouwelijk en/of religieus groeien, ongeacht eigen visie
Ø Door deze lessen kunnen ze groeien, ongeacht hun eigen visie of traditie
Ø Vb. kinderen die niet gelovig zijn, kunnen dankzij de lessen RKG levensbeschouwelijk
groeien
Ø Dit geld ook voor kinderen met een andere geloofstraditie
Ø Maar natuurlijk ook voor degene die wel christelijk zijn -> verdiepen en aanscherpen
, Een schoolvak: (elke school heeft zijn eigen traject om dit te bereiken, het vak verdient ook een
plaats net zoals alle andere vakken)
Ø bijdragen aan opvoedingsproject van de school: = “groeien als mens”
Ø Alle vakken moeten hier aan meedragen, elk wel op zijn eigen manier
Ø Godsdienst nog het meest van allemaal -> groei als mens van christelijk perspectief
staat centraal
Ø Godsdienst maakt deel uit van een basisvorming – groeien in kennis, vaardigheden en
attitudes
Ø Leren wordt gezien als activiteit van de totale persoon
Ø Niet enkel kennis meegeven door de lessen RKG, maar ook kunnen en zijn
Ø RKG maakt deel uit van het schoolgebeuren
Ø Levensbeschouwelijk groeien komt namelijk niet enkel voor bij het vak RKG
Ø eigen identiteit vormen binnen complexiteit
Doel van het vak rooms-katholieke godsdienst:
Ø “het vak heeft als doel de kinderen te begeleiden in hun levensbeschouwelijke en/of
religieuze groei, ongeacht de traditie waarin het kind staat.”
Ø “de leerkracht begeleidt de kinderen in een langdurig proces van zinzoeken”
Ø Helpen groeien en te bouwen aan een eigen identiteit
Ø interesse wekken voor gelovige benadering van het leven
Ø Kinderen die niet gelovig zijn, kunnen elementen uit een gelovig leven meenemen,
ook al geloven ze niet in iets goddelijks
Ø Hierdoor laten zien: christelijke boodschap tonen als bron van leven voor christenen = rode
draad
Ø Dit staat centraal in de lessen, maar blijf er ook niet bij beperkt -> gebruik vb andere
geloofstradities
Ø Jezus staat centraal; door deze verworven kennis kunnen ze dieper nadenken over
de eigenheid van het christelijk geloof, leren ze kritische vragen stellen en zinvolle
antwoorden formuleren
Ø Een soort communicatieve vaardigheid ontwikkelen door het vak godsdienst
Inhoud van het vak rooms-katholieke godsdienst:
Ø alledaagse ervaringen van kinderen
Ø Concrete leven van kinderen is belangrijk (wat zien ze in hun eigen leven) vb. vragen
stellen over dingen die op het nieuws komen (kindje rayaan)
Ø Naar aanleiding van wat kinderen meemaken stellen ze zich heel wart vragen
Ø elementen van het christendom – bijbelverhalen: ervaringen van mensen
Ø Vooral Bijbelverhalen
Ø Voor zover ze van betekenis kunnen zijn voor hen
Ø Ervaringen van mensen: hoop, angst, verdriet, leven en dood
Ø De leerlingen moeten dus jezus leren kennen
Ø Ze leren ook dat God bestaat -> God is ten volle mens geworden in Jezus
Ø Ook kijken ze naar de wijze waarop de kerk gestalte geeft aan de evangelie (in
mensen, kerkelijke feesten, liturgie en sacramenten
Ø dialoog met andere religies en levensbeschouwingen
Ø Dit is belangrijk, ook tussen leerlingen onderling
Ø Het is ook moeilijk om meningen van anderen te horen en te luisteren naar elkaar
Ø Het is voor hen wel een verrijking