Rechtsgeschiedenis van de EU 4
Beginselen van attributie, subsidiariteit, evenredigheid en loyale samenwerking 4
Grondrechten 5
Lacunes in de rechtsbescherming 6
II Instellingen en rechtsbronnen: overzicht en ontwikkeling 6
De Europese Raad 6
De Raad van de Europese Unie 6
Het Europees Parlement 6
De Commissie 7
III Economische negatieve integratie 7
Verdragsrechtelijke basis 8
Wat is vrijheid in Europees recht? 8
De vier vrijheden, of ‘marktvrijheden’ 9
Uitzonderingen op het vrije verkeer 10
IV Economische positieve integratie 11
Rechtsgrondsag van harmonisatie 11
Doelstellingen van harmonisatie en graden van indringendheid 12
V De markt voorbij: Rechtsruimte en burgerschap 13
De ruimte van vrijheid, veiligheid en recht 13
Europees strafrecht 14
Burgerschap van de Europese Unie 15
VI EU Concurrentierecht: mededinging en bedrijfsleven 15
Kartelverbod en uitzonderingen (art. 101 Wv) 15
Controle op marktmacht 16
Misbruik van machtspositie (art. 102 Wv) 17
Concentratiecontrole 18
VII EU Concurrentierecht: mededinging en overheid 18
Staatsbedrijven en ondernemingen met bijzondere/uitsluitende rechten (art. 106 Wv) 18
De nuttig effect-regel 19
Staatssteun (art. 107 – 109 Wv) 19
VIII Doorwerking van Europees recht 20
Rechtstreekse of directe werking van Unierecht 20
Voorwaarden voor rechtstreekse werking 20
Vormen van rechtstreekse werking 21
Rechtsgevolgen van rechtstreekse werking 21
Conforme interpretatie 21
Het beginsel van overheidsaansprakelijkheid 22
Voorwaarden staatsaansprakelijkheid 22
IX Rechtsbescherming tegen handelingen van de lidstaten 22
De toegang tot de rechter in het Europese recht 22
De rechtsgang 23
Acties tegen de lidstaten 23
Inbreukacties (directe actie) 23
Prejudiciële procedure (indirecte actie) 24
2
,Samenvatting Europees Recht Algemeen deel 2011
Procedurele doorwerking en nationale autonomie 25
X Rechtsbescherming tegen handelingen van EU-instellingen en particulieren 26
Acties tegen de instellingen van de Unie 26
Beroep tot nietigverklaring (directe actie) 26
Aansprakelijkheidsactie (directe actie) 26
De exceptie van onwettigheid (indirecte actie) 27
Prejudiciële procedure tot ongeldigverklaring (indirecte actie) 27
Acties tegen particulieren 28
XII Extern Unierecht 28
De internationale rechtspersoonlijkheid van de Unie 28
Externe bevoegdheden 28
Externe bevoegdheden onder het Werkingsverdrag (materieel) 29
Externe bevoegdheden onder het Unieverdrag (materieel) 30
De uitoefening van de externe bevoegdheden van de Unie (procedureel) 30
XIII Gedeeld gezag tussen Unie en lidstaten 31
De Europese begroting 31
Uitvoering 31
3
,Samenvatting Europees Recht Algemeen deel 2011
Week 1 Aard, structuur en recht van de Europese Unie
Rechtsgeschiedenis van de EU
Verdragen (primaire wetgeving)
De EU heeft haar formele oorsprong in het Verdrag van Parijs van 1951 tot oprichting van de
Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS). De stichterstaten waren Frankrijk, Duitsland,
Italië en de Benelux-landen. Juridisch was het EGKS-Verdrag vooral origineel als vormgeving van het
idee van gedeelde soevereiniteit over essentiële nationale middelen - Het verdrag schiep een
supranationale instantie: een internationaal orgaan met een zekere autonomie en bindende
bevoegdheden over de lidstaten. In 1957 werden vanuit economisch belang bij Verdragen van Rome
de Europese Economische Gemeenschap (EEG) en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie
(EGA of Euratom) opgericht. De drie organisaties heetten samen de Europese Gemeenschappen. In
1992 sloten de inmiddels 12 lidstaten bij het Verdrag van Maastricht, officieel Verdrag betreffende de
Europese Unie (Unieverdrag), dat de overkoepelende Europese Unie oprichtte. Bovendien ging de
EEG de Europese Gemeenschap (EG) heten. De Unie rustte op drie pijlers: economische
samenwerking, gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid en justitie en binnenlandse zaken.
In 2002 kwam de EGKS volgens het eigen verdrag aan haar einde. In 2004 stuitte het Grondwettelijk
Verdrag, dat was bedoeld om het geheel te consolideren in één enkel verdrag en één organisatie, op
negatieve referenda in Frankrijk en Nederland. Het EG-Verdrag werd nu inhoudelijk veranderd en
omgedoopt tot het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (Werkingsverdrag). Bij het
Verdrag van Lissabon van 2007 ging de EG geheel op in de Europese Unie. Het veranderde het
functioneren van de Unie via een reeks amendementen op de verdragen van Rome en Maastricht. Dan
resteert in hoofdzaak één organisatie, de EU, gebaseerd op twee verdragen. Het Unieverdrag regelt
ruwweg de hoofdzaken; het Werkingsverdrag de precieze beleidsgebieden. Daarnaast bestaat nog het
Euratomverdrag.
Afgeleide of secundaire regelgeving
De EEG was opgezet als een kaderverdrag; vrijwel alle doelstellingen moesten door nadere besluiten
ofwel secundaire regelgeving worden uitgevoerd.
Rechtspraak
Twee revolutionaire uitspraken van het Hof van Justitie van de Unie waren van Gend & Loos over de
rechtstreekse werking en Costa/ENEL over de voorrang van Europees recht (zie arresten.docx!)
Politieke of constitutionele praktijk
In de politieke praktijk ontstaan regels zonder juridisch gekwalificeerde bron, die echter soms meer
bepalend zijn voor het begrip en het functioneren van een instelling dan zuivere rechtsregels. Een
eerste voorbeeld in de Unie is te vinden in de geschiedenis van het berichte Compromis van
Luxemburg: Door het werk van de Gemeenschap te boycotten kreeg de Franse president De Gaulle
gedaan dat meerderheidsbesluitvorming voor lange tijd opzij werd gezet. Een ander voorbeeld is de
oprichting van de Europese Raad: In 1974 besloten regeringsleiders hun topconferenties te
institutionaliseren onder de naam Europese raad. In het begin had deze instelling geen juridische status
of bevoegdheden. Later werd het opgenomen in het institutionele verband van de Gemeenschap, later
de Unie.
Beginsel van attributie, subsidiariteit, evenredigheid en loyale samenwerking
Overheidsgezag heeft het karakter van de rechtsstaat (commonlaw equivalent rule of law) als:
- alle uitoefeningen van overheidsbevoegdheden is aan het recht ontworpen (legaliteitsbeginsel)
- de grondrechten en andere fundamentele vrijheden worden gerespecteerd, inclusief toegang tot
een onafhankelijke rechter.
De belangrijkste band met het legaliteitsbeginsel heeft de Europese Unie door de gelding van het
attributiebeginsel. Dit beginsel, uitgedrukt in art. 5 Unieverdrag, bepaalt dat de Unie alleen die
bevoegdheden heeft tot het nemen van bindende besluiten, welke haar zijn overgedragen bij verdrag.
4
,Samenvatting Europees Recht Algemeen deel 2011
Het Werkingsverdrag is bijna geheel gewijd aan de regeling van bevoegdheden. Ten eerste betekent
het attributiebeginsel in principe dat beleidsterreinen die niet voorkomen in de Verdragen, niet
voorwerp van bindende besluitvorming door de Europese instellingen kunnen zijn. In de tweede plaats
moeten de bevoegden worden uitgeoefend met het oog op de vermelde doelstellingen en de van
toepassing zijnde rechtsbasis. Ten derde beperkt het Werkingsverdrag de vrijheid van de Unie door per
geval voor te schrijven welke rechtshandelingen wel en welke niet kunnen worden gebruikt. Tenslotte
is het beginsel van belang bij het bepalen van de besluitvormingsprocedure. Het besluit dat is genomen
in strijd met of buiten een gegeven bevoegdheid, kan door het Hof vernietigd worden (263 Wv), dan
wel ongeldig worden verklaard (267 Wv).
Hoewel het attributiebeginsel fundamenteel is, is het op twee punten te relativeren. Op de eerste plaats
heeft het Hof het beginsel van implied powers of impliciete bevoegdheden erkend. In de tweede plaats
is er het zogenoemde flexibiliteitsartikel, zie 352 lid 1 Wv. Vereist is een leemte van bevoegdheden,
eenparigheid van stemmen in de Raad en goedkeuring van het Parlement. Het Hof heeft bepaald dat de
bepaling geen grondslag kan zijn voor de vaststelling van bepalingen die in wezen neerkomen op een
verdragswijziging buiten de normale procedures om.
Het attributiebeginsel laat in het midden of de lidstaten na toekenning van bevoegdheid aan de Unie
zelf ook nog op dat gebied hun eigen maatregelen kunnen nemen. In art. 3 Wv wordt een beperkt
aantal gebieden genoemd waarop de Unie exclusief bevoegd is. De meeste bevoegdheden zijn gedeeld
met de lidstaten (art. 4). Zulke gedeelde bevoegdheden hebben vaak wel een neiging zich te
ontwikkelen tot exclusieve bevoegdheden voor de Unie. In het algemeen geldt namelijk dat wanneer
de Unie op basis van dergelijke bevoegdheden bepaalde regels heeft ingevoerd, de lidstaten deze niet
meer mogen doorkruisen. Dit blokkeringseffect of pre-emption is expliciet uitgesloten op sommige
gebieden: de zgn. parallelle bevoegdheden. In artt. 5 en 6 Wv. worden de coördinerende,
ondersteunende en aanvullende bevoegdheden van de Unie genoemd. Op deze gebieden neemt de
Unie geen maatregelen die het beleid van lidstaten verdringen of gelijktrekken. Tot slot worden in veel
gevallen al dan niet uitdrukkelijk resterende bevoegdheden voor de lidstaten geboden in het verdrag of
de regeling zelf.
Eenmaal gegeven bevoegdheden zijn weer begrensd in de mate en vorm van hun uitoefening. Elk
optreden van de instellingen van de Unie moet subsidiair en evenredig zijn. Het subsidiariteitsbeginsel
is beschreven in art. 5 lid 3 van het Unieverdrag en het evenredigheidsbeginsel in lid 4. In de
juridische verhouding tussen de Unie en de lidstaten is er ook een aanzienlijke rol voor het zgn.
beginsel van loyale samenwerking (art. 4 lid 3 Unieverdrag). In feite gebruikt het Hof dit beginsel
vaak als grondslag voor verplichtingen van lidstaten die niet heel precies zijn geformuleerd.
Grondrechten
Bronnen
Sinds het Verdrag van Lissabon is er een drieslag van bronnen van grondrechten neergelegd in art. 6
Unieverdrag. In lid 1 het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. In lid 2 de opdracht tot
toetreding van de Unie tot het EVRM. Lid 3 codificeert de oude rechtspraak van het Hof van Justitie
die put uit de constitutionele tradities van de lidstaten en uit het EVRM. Nadat het Hof de
grondrechten had erkend, bleek het niet meteen scheutig bij het geven van toegang aan particulieren in
zaken tegen instellingen en tegen besluiten van de Unie. Het arrest Kadi is op dit punt een wending ten
goede.
Bereik
Primair zijn EU-grondrechten gericht tegen het bestuur van de Unie. Bij strijd met grondrechten kan
een besluit van een Unie-instelling worden vernietigd. Ten tweede kunnen Europese grondrechten
worden ingezet tegen maatregelen van lidstaten. Het gaat vooral om die maatregelen welke de
lidstaten nemen bij de tenuitvoerlegging van Europese regels. Maar ook buiten het kader van
implementatiemaatregelen zijn lidstaten gehouden de communautaire grondrechten te respecteren
wanneer hun handelingen zich binnen de werkingssfeer van het Europees recht bevinden. De
werkingssfeer strekt zich volledig uit over alle gebieden waarop de Unie enige zeggingsmacht heeft
5
, Samenvatting Europees Recht Algemeen deel 2011
gekregen - is dus ruimer dan de sfeer van de bevoegdheden - en geldt alleen voor het Hof. In de derde
plaats hanteert het Hof de grondrechten bij het interpreteren van zowel het primaire als het secundaire
recht. Tot slot hebben grondrechten ook een belangrijke politieke functie. Uit art. 49 Unieverdrag
blijkt dat respect voor de grondrechten voorwaarde is voor toetreding van nieuwe lidstaten tot de EU.
Voor de huidige lidstaten is art. 7 van belang, op grond waarvan rechten van een lidstaat in de EU
worden geschorst in geval van een ernstige en voortdurende schending van de waarden van art. 2.
Lacunes in de rechtsbescherming
Tegen een aantal besluiten van de Unie is beroep op het Hof en is zelfs zijn rechtsmacht in het
algemeen uitgesloten. Dit geldt o.g.v. art. 24 Unieverdrag voor vrijwel het gehele gebied van het
gemeenschappelijk buitenlandse en veiligheidsbeleid. Ook is het Hof onbevoegd tegenover
strafrechtelijke politie- en justitieoperaties ter handhaving van de wet en de openbare orde en ter
bescherming van de binnenlandse veiligheid (art. 276 jo art. 72 Wv). Zo worden de activiteiten van de
nationale overheden afgeschermd. Rechtsbescherming tegen besluiten van de Unie wordt naast het
Hof ook geboden door het EHRM en de nationale rechters (vgl. art. 19 Unieverdrag).
Week 2 Instellingen en rechtsbronnen: overzicht en ontwikkeling
De instellingen van de Europese Unie vinden de grondslag van hun bestaan in artikel 13 Unieverdrag:
De Europese Raad (art. 15)
De Europese Raad is de periodieke vergadering van de regeringsleiders en staatshoofden van de
lidstaten, waarvan ook de voorzitter (van Rompuy) en de voorzitter van de Commissie (Barosso) zijn.
„De Europese Raad geeft de nodige impulsen voor de ontwikkeling van de Unie en bepaalt de
algemene politieke beleidslijnen en prioriteiten. Hij oefent geen wetgevingstaak uit.‟ De belangrijkste
functies zijn het nemen van initiatieven, het doorhakken van knopen, het vinden van politieke
akkoorden over benoemingen en het beslechten van politieke crises, vooral daar waar de Raad van de
Europese Unie er niet uitkomt. Daarnaast heeft de Europese Raad een bijzondere verantwoordelijkheid
voor het externe optreden van de Unie (art. 22 Unieverdrag) en voor het gemeenschappelijk
buitenlands en veiligheidsbeleid (art. 26 Unieverdrag).
De Raad van de Europese Unie (art. 16)
„De Raad bestaat uit een vertegenwoordiger van iedere lidstaat op ministerieel niveau, die gemachtigd
is om de regering van de lidstaat die hij vertegenwoordigt, te binden en om het stemrecht uit te
oefenen‟. De raad komt dus in verschillende formaties bijeen, afhankelijk van het onderwerp dat op de
agenda staat. De Raad Algemene Zaken moet zorgen voor de samenhang van de werkzaamheden van
de verschillende Raadsformaties (lid 6).
„De Raad oefent samen met het Europees parlement de wetgevingstaak en de begrotingstaak uit. Hij
oefent onder de bij de Verdragen bepaalde voorwaarden beleidsbepalende en coördinerende taken uit.‟
De Raad heeft dus zowel wetgevende als uitvoerende bevoegdheden. Deze twee functies zijn gesplitst
en de wetgeving is formeel openbaar (d.w.z. er wordt openbaar gestemd; lid 8). Dit duidt erop dat er in
de EU geen strikte machtenscheiding is. Veeleer is er sprake van een systeem waarin een zeker
evenwicht is bereikt tussen de bevoegdheden van de instellingen; het zgn. institutionele evenwicht.
Het Europees Parlement (art. 14)
Het Europees Parlement is de volksvertegenwoordiging in het proces van Europese wetgeving en
bestuur. „Het Europees Parlement bestaat uit vertegenwoordigers van de burgers van de Unie. Hun
aantal bedraagt niet meer dan zevenhonderdvijfig, plus de voorzitter. De burgers zijn degressief
evenredig vertegenwoordigd, met een minimum van zes leden per lidstaat [en een maximum van
zesennegentig]‟. In vertegenwoordigend opzicht berust de EU dus op twee fundamenten: de staten (zie
Europese Raad en Raad) en de burgers. Art. 223 Wv biedt de mogelijkheid om op basis van een voor
alle lidstaten eenvormige procedure verkiezingen voor het Europees Parlement te organiseren. Toch is
de verkiezingsprocedure nog steeds nationaal bepaald en kan dus per lidstaat verschillen. Op zichzelf
staande Europese politieke partijen zijn er niet. In plaats daarvan zijn er fracties ontstaan, groeperingen
6
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur kaassouffle. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €7,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.