KLINISCHE NEUROPSYCHOLOGIE
LES 1
KLINISCHE NEUROPSYCHOLOGIE: HISTORISCHE INLEIDING EN SITUERING
SITUERING
• Neuropsychologie:
- Discipline die de relatie tussen hersenen en gedrag bestudeert
Wikipedia: “Neuropsychologie is de psychologie die zich bezighoudt met de functies van het
brein en de relatie daarvan met gedrag”. (onderzoek bij laesiepatiënten, mensen en dieren)
→ Dubbele relatie: correlatie (effect op gedrag, maar ook omgekeerd kan het ontbreken van gedrag
impact hebben op ons brein).
• Neuropsychologie:
1. als wetenschapsgebied die een oplossing tracht te vinden voor theoretische vraagstukken
(bv. lokalisatievraagstuk) → onderdeel van de (cognitieve) neurowetenschappen
2. als klinische toepassing die tracht om het cognitief functioneren op een systematische
manier te onderzoeken en te beschrijven (<testinstrumentarium) → zelfstandige discipline
• vroeger: neurologen en psychiaters
• nu: KLINISCH NEUROPSYCHOLOGEN
→ Goede neuropsycholoog: sterk op zowel theoretisch vlak als op praktisch toegepast vlak → Kennis
en inzicht in cognitieve functies en ziektebeelden = noodzakelijk
(Stereotiep (incorrect!) beeld: neuropsycholoog is een diagnosticus die enkel “testjes” afneemt)
KLINISCH NEUROPSYCHOLOOG: ERKEND BEROEP?
• Op 16.02.2011 verscheen het KB dat bepaalt dat vanaf 1 april neurologen, psychiaters en geriaters
een RIZIVnomenclatuurnummer (ter waarde van K90) kunnen gebruiken voor een
'Neuropsychologisch onderzoek met evaluatie van de cognitieve functies bij een patiënt met
vermoeden van beginnende dementie'. De technische uitvoering van dat onderzoek mag worden
toevertrouwd aan een gekwalificeerd helper met speciale kennis in de neuropsychologie die
samenwerkt als gekwalificeerde helper.
• “De verstrekking 477573 behelst het uitvoeren van een gevalideerd en omstandig (minimum
duurtijd van 45 minuten) neuropsychologisch onderzoek van de belangrijkste cognitieve functies
welke in een dementieel syndroom (volgens DSMIV) zijn aangetast: het geheugen, de
taalvaardigheid, de visuospatiale vaardigheden en de aandachtsen uitvoeringsfuncties.”
• Cognitieve functies en stoornissen
- visuele waarneming (vb. prosopagnosie: mensen niet herkennen)
- ruimtelijke cognitie (vb. neglect: attentieprobleem)
- geheugen (vb. amnestische stoornis)
- taal (vb. afasie)
- aandacht en executieve functies (vb. dysexecutief syndroom)
- emotie en sociale cognitie (vb. problemen met theory of mind)
- actie en motoriek (vb. apraxie)
- ...
1
,• Ziektebeelden
- Multiple Sclerose (MS)
- Cerebro Vasculair Accident (CVA)
- Traumatisch hersenletsel (TBI)
- Schizofrenie
- Epilepsie
- Ontwikkelingsstoornissen (ADHD, ASS, ...)
- Dementie
- ...
HISTORISCHE INLEIDING
Oudheid
• Craniotomie: openen van de schedel
• Geen teksten over deze ingrepen
→ De tumi die hier afgebeeld staat moet zeer effectief geweest zijn; want er zijn hersenschedels
gevonden met verschillende gaten die elk op een nader tijdstip zijn aangebracht; dus de mensen
overleefden het!
Oude Egypte
• Eerste studies van de hersenen
- +/ 1500 v Ch: Ebers papyrus
- priester Imhotep (pionier in het begrijpen van hoe de hersenen werken)
- Edwin Smith Surgical Papyrus (vertaald in 1930!)
- geen magische, maar wetenschappelijke kijk op geneeskunde
- 48 medische casussen (incontinentie, hoofdtraumata, ...) werden uitvoerig beschreven
(eerste keer dat het woord “brain” werd gebruikt)
Egypte
• Voorbeeld uit de tekst: “bij palpatie van de hersenen kan de patiënt schudden” → epilepsie
• hersenletsels hebben effect op meerdere delen van het lichaam (ogen, ledematen,...)
• effecten van letsels aan het ruggemerg (incontinentie)
• MAAR
- Egyptenaren: het hart is “the seat of the soul”
Arabische wereld
• Tussen Tigris en Eufraat: geneeskunde = wettelijk beschermd beroep (grote beschavingen in
Assyrië en babylon)
• Maar: geen beschikbare info; kleiplaten zijn verdwenen
Grieken en Romeinen
• Onderscheidden 3 zielen:
1. om te overleven via voedselopname (cfr. planten)
2. om te kunnen interageren met de omgeving (cfr. dieren)
3. om een onderscheid te kunnen maken tussen goed en kwaad = hogere ordeziel (cfr. mensen)
Volgens Plato en Hippocrates zit deze 3de ziel in de hersenen
Grieken
• Debat: Where is the seat of the soul? → Waar zit het hogere orde principe?
• Aristoteles: cardiocentric view: hart is het belangrijkste (hersenen: koelsysteem)
2
,• Hippocrates: cephalocentric view: het brein controleert alle waarnemingen en bewegingen
(controlaterale spasmen)
• Aristoteles
- persoonlijkheid en karakter is belangrijk (individuele verschillen)
- fysiognomie: de vorm van iemands gelaat (lichaam) is een reflectie van iemands karakter (cfr.
gezellige dikkerd)
- Gebruikt door de dominee Lavatar Johann: vooral gelezen door dominees voor wie
mensenkennis belangrijk is (later Gall geïnspireerd)
• Hippocrates
- Algemeen geneeskundig principe:
o Het menselijk lichaam bestaat uit 4 soorten lichaamssappen: slijm, bloed, gele en
zwarte gal
o Fysieke en mentale toestand (persoonlijkheid/temperament) en ziekteverschijnselen
werden verklaard door het gehalte aan de verschillende sappen (je bent fysiek of
mentaal gezond als goede balans tussen verschillende sappen, anders ongezond)
o Een onbalans zou kunnen verholpen worden door een dieet
• Voorbeeld:
- teveel aan slijm (flegma): kalm temperament
- teveel aan bloed (sanguine): optimistisch, gepassioneerd temperament
- teveel aan gele gal (cholerisch): prikkelbaar, opvliegend temperament
- teveel aan zwarte gal (melancholie): melancholisch, depressief temperament
Grieken en Romeinen
• Rome: Galen of Pergamon (Claudius Galenus): anatomische studies van hersenzenuwen
(gladiatoren en dieren): het brein is het reservoir van pneuma (vocht = animal spirits). Pneuma zit in
de ventrikels en gaat door zenuwen (buizen) van de hersenen naar de spieren
- zijn werk = gehanteert als bijbel (tot in de Renaissance)
- de 4 lichaamssappen worden verbonden met de natuurelementen → lichaam is een
samenspel van
o water (flegma, slijm)
o lucht (sanguine, bloed)
o vuur (cholerische, gele gal)
o aarde (melancholische, zwarte gal)
Celtheorie (ventriculaire lokalisatie hypothese)
• Filosofen onderzochten de anatomische structuur van de hersenen:
- er zijn holtes (cfr. cellen, de huidige hersenventrikels) waarin de ziel/geest zit de geest heeft
verschillende functies ondergebracht in de faculteiten denken en oordelen (imaginatie,
fantasie, aandacht, geheugen)
o Eerste cel: sensus communis: info komt binnen vanuit verschillende zintuigen +
integratie van informatie van die zintuigen
o Tweede cel: het beeld of de inkomende info wordt geïnterpreteerd (er wordt
betekenis aan gegeven en gevoel aan gekoppelt)
3
, o Derde cel: memoria: het beeld wordt opgeslagen
GRONDSLAG van de COGNITIEVE PSYCHOLOGIE
• Belangrijke kenmerken:
- het gaat om een algemeen systeem van informatieverwerking
(geen aparte functies)
- het gaat om een opvatting over de geest die voor iedereen
geldt (geen individuele verschillen)
Renaissance
• Renaissance:
- zelf weer kritisch en zelfstandig denken en observeren
• Andreas Vesalius
- begin van nauwkeurig observeren als wetenschappelijke methode ipv aannemen van
dogma’s van filosofen (zoals bv. dat van Galenus)
- zette zich af tegen het werk van Galenus
- ging lijken bestuderen op de executieplaatsen in Parijs
- minitieuse anatomische beschrijvingen en tekeningen
Eind 16de, 17de en begin 18de eeuw
• Op zoek naar de “zetel van de ziel” (lokalisatie)
• Descartes:
- “Cogito ergo sum” (“ik denk dus ik ben”)
- De mens bestaat uit:
o lichaam: res extensa (materiale eenheid)
o geest: res cogitans (imaterieel, zit in de epifyse, pijnappelklier)
- reflexen (via de zenuwen komen berichten binnen, teruggestuurd naar de ledematen op
basis van herinneringen in de geest)
Op zoek naar de “zetel van de ziel” (lokalisatie)
• Descartes: pijnappelklier
• Willis: corpus striatum
• Lancisi: corpus callosum
• ....
Eind 16de, 17de en begin 18de eeuw
• Franz Joseph Gall: (later zijn leerling Spurzheim)
- De geest zit niet in een holte, maar aan de buitenkant van de hersenen (cortex, schors)
- FRENOLOGIE (vanuit de craniologie/schedelleer)
o Gall was voorstander van belang aan individuele verschillen (de fysionomie heeft de
aanzet gegeven tot de craniologie of fenologie van Gall)
• Uitgangspunten theorie Gall:
- alle psychologische functies zijn aangeboren (gaat in tegen de visie van het empirisme die
zegt dat alle gedragingen worden aangeleerd)
4