Hoofdstuk 1: Inleiding
Hoofdstuk 2: Vorderingen die uit een misdrijf ontstaan
Gevolgen van een misdrijf
1. De strafvordering
o Principe= bevoegdheid van Openbaar ministerie (art. 28quater, tweede lid SV.)
o Het OM kan een vordering instellen in naam van de maatschappij om de pleger van
een misdrijf te sanctioneren door middel van een straf of een maatregel
Kenmerken van het OM:
o Hiërarchisch opgebouwd
• Leden van het parket staan elk op een bepaald niveau en hebben elk eigen
bevoegdheden
o Ondeelbaar
• Ze kunnen elkaar altijd vervangen
o Onafhankelijk
• Het OM is totaal onafhankelijk ten opzichte van de rechtbank
• Vertolkt het standpunt van de gemeenschappen treedt op in hun naam
1.1 Tegen wie wordt de strafvordering uitgeoefend
o Strafvordering wordt ingesteld tegen een persoon:
• Natuurlijk persoon
• Rechtspersoon
→ Deze persoon kan de dader, mededader of medeplichtige zijn van een misdrijf
Gedurende het volledige onderzoek is die persoon: de verdachte
In het gerechtelijk onderzoek is die persoon: de inverdenkinggestelde
Eenmaal de zaak aanhangig is voor de rechtbank is die persoon: de beklaagde of de
beschuldigde
1.2 Uitoefenen van de strafvordering
= de zaak aanhangig maken bij een rechtbank met als doel de pleger te sanctioneren
o Opportuniteitsbeginsel
= OM heeft de vrije keuze welke weg ze willen nemen
o Keuzes voor het OM:
• Vervolgen
• Seponeren (klasseren zonder gevolg)
• Minnelijke schikking
• Bemiddeling in strafvordering (BIS)
• Guilty plea= voorafgaande erkenning van schuld
1
,1.3 Wijze van uitoefening van de strafvordering
o Van ambtswege
Het OM oefent de strafvordering van ambtswege uit als het kennis krijgt van
een misdrijf door eigen waarneming of door een proces-verbaal
o Aangifte door niet-slachtoffer (vb. vluchtmisdrijf)
Feiten melden aan de politie als niet-slachtoffer
o Klacht door slachtoffer zelf= melding aan politie
Klacht indienen als slachtoffer zelf, hierdoor vraag je nog niet direct een
schadevergoeding, maar verwacht je dat de politie een persoon aanduidt als
verdachte
1.4 Hinderpalen bij uitoefening van de strafvordering
Schorsing van de strafvordering
a) Schorsing van de strafvordering ingevolgde de persoon van de verdachte
o Leden van de federale kamers en van de gemeenschaps- en gewestraden →
er moet een onderscheid gemaakt worden tussen de:
• Parlementaire onverantwoordelijkheid (art. 58 Ger.W.)
▪ Ze kunnen niet vervolgd worden voor het uitdrukken van
hun mening in uitvoering van hun functie, zelfs als het gaat
over een strafbare mening.
• Parlementaire onschendbaarheid (art. 59 Ger.W.)
▪ Beperking in de voorwaarden waaronder een onderzoek
tegen een parlementair kan ingesteld worden
▪ Als een lid van de kamer vervolgd wordt kan de betreffende
kamer of raad beslissen met 2/3de meerderheid om de
vervolging te schorsen voor de zittijd
2
, o Ministers, staatssecretarissen en de leden van de gemeenschaps- of
gewestregeringen
o Buitenlandse staatshoofden, regeringsleiders, ministers van Buitenlandse
zaken
o Diplomatische vertegenwoordigers
o Consulaire ambtenaren
o Ambtenaren van supra- of internationale organisaties
b) Schorsing van de strafvordering ingevolge een prejudicieel geschil
Art. 15 VT.Sv.
o Strafrechter legt een geschil voor aan een ander rechtscollege
o De uitspraak van het rechtscollege aan wie deze vraag of dit geschil
voorgelegd is, bindt de strafvordering
• Prejudiciële vragen
▪ Voorbeeld: vraag aan een Europees Hof van Justitie of
Grondwettelijk Hof
• Prejudiciële geschillen
▪ Art. 16, tweede lid VT.Sv.
▪ Art. 17 en 18 VT.Sv.
Verval van de strafvordering
a) Overlijden van de verdachte
Art. 20 VT.Sv.
o Het overlijden stelt een einde aan de strafvordering, in welke stand het
geding ook is
o Elke daad van vervolging na het overlijden, is dus nietig
o De strafrechtelijke veroordeling van een overledene, is dus onwettig
o Als de beklaagde overlijdt tussen het ogenblik van de veroordeling en de dag
waarop het vonnis/arrest in kracht van gewijsde treedt, wordt de uitspraak
beschouwd als niet-bestaande
b) Ontbinding of vereffening van rechtspersoon
Art. 20 VT.Sv.
o Dit is niet altijd het geval → als het doel is om te ontsnappen aan vervolging
of tenzij juist in verdenking gesteld voor verlies rechtspersoonlijkheid → dan
kan de strafvordering nog steeds uitgeoefend worden
c) Amnestie
o Wanneer je amnestie geeft aan iemand, is het feit geen misdrijf meer
3
,d) Opheffing van de strafwet
Art. 2, tweede lid Sw.
o Retro-activiteit van de mildere strafwet
e) Minnelijke schikking
Art. 216bis Sw.
o Verval van de strafvordering door betaling van een geldsom
f) Bemiddeling in strafzaken of strafbemiddeling
Art. 216ter Sw.
o Afsluiting van het onderzoek door strafbemiddeling
g) Dading
o Bij bepaalde misdrijven kan een ministerieel departement of een openbare
dienst een einde stellen aan de strafvordering door dading
o Dading= een transactie of akkoord tot het betalen van een geldsom
h) Onmiddellijke inning bij verkeersovertredingen
Art. 65 Wegverkeerswet
o De onmiddellijke betaling van een geldsom na een verkeersbreuk kan de
strafvordering doen vervallen
o Dit gebeurt niet door het OM, maar door speciaal daartoe aangestelde
ambtenaren van de politie of opsporingsambtenaren (onder toezicht van het
parket)
o Dader is niet verplicht om dit te doen → dan wordt een proces-verbaal
opgesteld
o Wanneer de dader wel onmiddellijke inning aangaat, kan het OM alsnog een
maand later de betrokkene bij aangetekende brief op de hoogte brengen om
toch nog te vervolgen
o Bedrag mag niet hoger zijn dan het maximum van de door de wet bepaalde
geldboete.
o Wanneer de overtreder geen woonplaats of vaste verblijfplaats heeft in
België en NIET betaald → de overtreder moet een som in consignatie geven
om eventuele boetes en gerechtskosten te dekken → als hij dit niet doet, kan
zijn voertuig in beslag genomen worden gedurende max. 96 uur. → als de
overtreder dan nog niet betaald, kan zijn voertuig in beslag genomen worden
door het OM
4
,i) Administratieve geldboete
o Van toepassing in de sociale wetgeving
o Bij een aantal misdrijven is de arbeidsauditeur bevoegd een administratieve
geldboete van 50,00 tot 12.500,00 vermenigvuldigd met het aantal
werknemers waarop het misdrijf betrekking had
o Dit allemaal in de plaats van een strafvervolging
o De strafvervolging vervalt vanaf er een kennisgeving aan de overtreder is
gegeven van de beslissing van de federale overheidsdienst, waarbij het
bedrag van de boete vastgesteld wordt.
o Wanneer de werkgever niet betaald → geen strafvordering meer mogelijk,
want die is vervallen → het kan dan met een dwangbevel afgedwongen
worden
GAS: gemeentelijke administratieve sanctie: overtreding gemeentelijke reglementen
+ lichte misdrijven
j) Verjaring
o = termijn waarbinnen de strafvordering moet beëindigd worden, anders
vervalt ze
o Verjaring is van openbare orde en moet dus ambtshalve ingeroepen worden
o Termijn begint te lopen vanaf het misdrijf is voltrokken
o Termijn eindigt bij de uitspraak van de rechtbank, zelfs bij de rechter in hoger
beroep
o Termijnen zijn bepaald in art. 21
o Onverjaarbare misdrijven: art. 21bis VT.Sv.
o Berekening van de verjaringstermijnen: groot belang om te weten of het een
aflopend of voortdurend misdrijf is
• Aflopend: op 3 mei geeft Piet zijn collega Jan een pak slaag
→ Verjaringstermijn begint te lopen op 3 mei
• Voortdurend: Sophie wordt maanden gestalkt door haar ex, hij stuurt
voortdurend sms’jes en volgt haar overal
→ Verjaringstermijn begint pas te lopen vanaf wanneer het
stalkinggedrag ophoudt
o Speciale berekening bij zedenfeiten van minderjarige slachtoffers → in dit
geval begint het termijn pas te lopen vanaf het slachtoffer 18 wordt
o Minderjarigen die slachtoffer zijn van verminking van de genitaliën en
mensenhandel met oog op zedenfeiten → verjaringstermijn: 15 jaar, zelfs als
de daad gecorrectionaliseerd wordt
o Meerder slachtoffers: verjaringstermijn begint te lopen op de dag dat de
jongste de leeftijd van 18 jaar bereikt
5
, STUITING VAN DE VERJARING
o Wanneer de verjaring gestuit wordt, stopt ze met lopen → op de dag van de
stuiting begint een nieuwe termijn te lopen dat gelijk is aan de originele
termijn
Voorbeeld: als een verjaringstermijn van 10 jaar gestuit wordt op 5 mei 2012,
zal op 5 mei 2012 een nieuwe termijn van 10 jaar beginnen te lopen en die
zal dus lopen tot en met 4 mei 2022
o Verjaring kan enkel gestuit worden tijdens de oorspronkelijke termijn, daarna
niet meer
o → Een verjaringstermijn kan maar maximaal verdubbeld worden
o Stuitingsdaden:
• Daden van onderzoek
• Proces-verbaal
• Tussenvonnis
• Daden van vervolging
• Vonnis
• Hoger beroep
SCHORSING VAN DE VERJARING
o Op het ogenblik van de schorsing, stopt de verjaring → na de schorsing
begint de termijn opnieuw te lopen voor het gedeelte dat nog niet voorbij
was
o Schorsing= tijdelijke stilstand van de verjaring
o Verjaringstermijn wordt verlengd met een periode gelijk aan de schorsing
Voorbeeld: verjaring van 10 jaar wordt geschorst na 7 jaar. Er blijven dus nog
3 jaar over die verder zullen lopen wanneer de schorsing voorbij is.
o Gronden waarom de verjaring geschorst kan worden:
• Bij wet bepaald
• Wettelijk beletsel dat de instelling of uitoefening van de
strafvordering verhindert
• Voorbeeld: bijkomende onderzoekshandelingen, prejudiciële vraag
k) Het rechtelijk gewijsde – non bis in idem
Art. 339 Sv.
o Rechterlijk gewijsde= gezag van gewijsde
o Als iemand veroordeeld of vrijgesproken wordt voor bepaalde feiten, kan
men de daders geen tweede keer voor dezelfde feiten vervolgen (ookal vindt
men nog bewijsmateriaal)
o Gezag van gewijsde is van openbare orde → ambtshalve inroepen en kan in
elk stand van het geding
6
, o Voorwaarden:
• Er moet een eindbeslissing geweest zijn van de strafrechter over de
vervolging
• Komen niet in aanmerking voor:
- Seponering
- Een burgerlijke of disciplinaire veroordeling
- Een beslissing alvorens recht te doen
- Een onbevoegdverklaring
- Een beslissing waarbij de strafvordering onontvankelijk
verklaard werd
• Moet gaan over een beslissing van een Belgische strafrechter
• Er zijn 2 uitzonderingen als het gaat over een veroordeling in het
buitenland → art. 13 & 14 VT.Sv.
• Het moet gaan om dezelfde feiten en zelfde persoon
2. De burgerlijke vordering
Belangrijk onderscheid tussen:
o Slachtoffer
o Benadeelde partij: art. 5bis VT.Sv.
o Burgerlijke partij
→ Niet elk slachtoffer is een burgerlijke partij, maar elke burgerlijke partij is wel een
slachtoffer
Art. 3, 3bis & 4 VT.Sv.
o Het slachtoffer van een misdrijf kan zijn rechten laten gelden en een eis tot
schadevergoeding indienen, zowel voor de strafrechter bij wie de zaak in
behandeling is, als in een aparte rechtsvordering voor de burgerlijke rechtbank
o De benadeelde kan 2 dingen eisen:
• Teruggave: herstel in natura van de geleden schade (teruggeven van de
gestolen goederen)
• Schadevergoeding
o De benadeelde heeft de keuze tussen de burgerlijke rechtbank en de strafrechtbank
• Bij de strafrechtbank: gebruik maken van de bewijsvoering van het OM om
zijn eis kracht bij te zetten
• Bij de burgerlijke rechtbank: bewijsvoering rust op de eiser
• Eis kan ook gesplitst worden tussen de 2 rechtbanken
• Er kan zelfs in de loop van het geding gewisseld worden tussen beide
rechtbanken
7
,2.1 De burgerlijke vordering voor de strafrechter
2.1.1 Voor de strafvordering is ingesteld
o Benadeelde kan zelf de strafvordering instellen, samen met een burgerlijke
vordering, instellen op 2 manieren:
1. Burgerlijke partijstelling bij de onderzoeksrechter (art. 63 Sv.)
• Aan de hand van een verzoekschrift
• Kan ook via ondubbelzinnige mondeling wilsverklaring
• Er wordt dan een proces-verbaal opgesteld door de onderzoeksrechter
• Dit kan enkel voor misdaden en wanbedrijven
2. Rechtstreeks dagvaarden voor het vonnisgerecht
• Benadeelde geeft opdracht aan de deurwaarder om een bepaald
persoon te dagvaarden voor de correctionele rechtbank of de
politierechtbank
• Dit kan enkel voor overtredingen en wanbedrijven
→ In beide gevallen wordt aan de benadeelde gevraagd een bepaalde som in consignatie te
geven voor de kosten van de rechtspleging → Deze som wordt bepaald door de
onderzoeksrechter (of de griffie) en kan altijd aangevuld worden
o Bij een definitieve veroordeling van de beklaagde, krijgt de BP de som terug
o Is er geen veroordeling → de BP draait op voor de kosten en krijgt de BP enkel het
eventuele overschot terug
2.1.2 De strafvordering is reeds ingesteld
o In elk stand van het geding, tot de sluiting van debatten
→ Kan de benadeelde zich burgerlijke partij stellen
o Wie kan het doen?
• Slachtoffer
• Rechtsopvolgers
• Erfgenamen
• Wettelijke vertegenwoordigers
• Gesubrogeerden
→ Iedereen die een rechtmatig belang kan doen blijken
o Het slachtoffer moet aantonen om welke schade het gaat:
• Reële schade
• Persoonlijke schade
• Schade veroorzaakt door het vervolgde misdrijf
o Schade wordt geëist van:
• De dader
• De burgerrechtelijk aansprakelijke partij
8
, 2.1.3 Na de uitspraak over de strafvordering
oBurgerlijke belangen worden ambtshalve aangehouden door de rechter die de
uitspraak over de strafvordering gedaan heeft (ook als er geen burgerlijke
partijstelling geweest is)
o Verzoekschrift indienen → kan door iedereen die schade geleden heeft door een
strafbaar feit
• In zoveel exemplaren als er partijen zijn
• Zodat de strafrechter die de uitspraak gedaan heeft ook kosteloos uitspraak
doet over de burgerlijke belangen
• Dit verzoekschrift geldt dan als burgerlijke partijstelling
• Door de griffier ter kennis gebracht van de partijen
o Burgerlijke vordering kan louter schriftelijk afgehandeld worden
2.2 De burgerlijke vordering voor de burgerlijke rechter
2.2.1 De strafvordering werd (nog) niet ingesteld
o Gebeurt niet vaak
o Wanneer het slachtoffer een eis tot schadevergoeding heeft ingesteld bij de
burgerlijke rechter vooraleer er een strafordering ingesteld is → burgerlijke rechter is
vrij in zijn beslissing
o Strafrechter die later aangesteld wordt, is op geen enkele manier gebonden door de
beslissing van de burgerlijke rechter
2.2.2 De strafvordering wordt ingesteld tijdens of voor de burgerlijke vordering
o Burgerlijke rechter moet wachten op het vonnis van de strafrechter, alvorens hij
uitspraak doet
→ Le criminel tient le civil état
o Wanneer de uitspraak van de strafrechter in kracht van gewijsde is getreden, dan is
de burgerlijke rechter gebonden door deze beslissing
o Schuldigverklaring?
Burgerlijke rechter moet volgen en de fout is bewezen
o Onschuldigverklaring?
Burgerlijke vordering kan nog altijd ingewilligd worden
o Seponering heeft geen enkel gevolg voor de burgerlijke vordering
Hoofdstuk 3: Opsporing en onderzoek van strafbare feiten
1. De opsporingsambtenaren
o In het opsporingsonderzoek en het gerechtelijk onderzoek hebben het Openbaar ministerie
(onderzoeksrechter), nood aan opsporingsambtenaren.
→ Agenten van de openbare macht (politieambtenaren)
9
, 1.1 De opsporingsambtenaren van de geïntegreerde politie
o Bestaat uit:
• Lokale politie
• Federale politie
o Twee kaders:
• Operationeel kader
= basiskader, middenkader en het officierenkader
(ook nog kader van hulpagenten)
• Administratief en logistiek kader
o Bevoegdheden:
• Uitoefenen van opdrachten van gerechtelijke en bestuurlijke politie
• Misdrijven opsporen
o Hulpagenten van de politie zijn niet bevoegd voor het uitoefenen van opdrachten van
gerechtelijke en bestuurlijke politie
• Uitzondering: wel toegelaten wanneer het hun wordt toegekend
1.2 Andere opsporingsambtenaren
o Beschikken over hun eigen bevoegdheden, vaak andere dan die van de politieambtenaren
o Voorbeeld:
• Opsporingsambtenaren van de FOD mobiliteit en vervoer betreffende het verkeer in
de lucht, op water en op de weg
• Economische inspectie
• Milieu-inspectie
• Verschillende sociale inspectiediensten
1.3 Officieren van gerechtelijke politie
o Bepaalde politieambtenaren en controleambtenaren hebben de hoedanigheid van agenten
van gerechtelijke politie
o Bepaalde onderzoeksdaden kunnen enkel door een officier van de gerechtelijke politie
gesteld worden
o Naast deze agenten en officieren zijn er ook nog hogere officieren van de gerechtelijke
politie
• Voorbeeld: procureur des konings en hun substituten, arbeidsauditeurs en hun
substituten
• Ook zij kunnen misdrijven opsporen, vaststellen en processen-verbaal opstellen
2. Opsporingsonderzoek
Wet van 12 april 1998 → bracht een aantal wijzigingen met zich mee en regelt formeel het
opsporingsonderzoek
Nu bepaalt in art. 28bis Sv:
“Geheel van handelingen die ertoe strekken de misdrijven, hun daders en de bewijzen ervan op te
sporen en de gegevens te verzamelen die dienstig zijn voor de uitoefening van de strafvordering”
10