Annemie
Neurocognitie: functies, stoornissen en
neuropsychologie
1 les 1
Neuropsychologie wat en hoe
- Situeert zich in de neurowetenschappen naast neuro-anatomie, neurobiologie,
neurochemie,… Term die gebruikt wordt sinds 1950+/-
- Neuropsychologie: Met behulp van de neuropsychologische diagnostiek wordt
onderzocht in hoeverre cognitieve functiestoornissen en gedragsveranderingen
samenhangen met stoornissen in het functioneren van de hersenen.
- Cognitie: De fundamentele mogelijkheid van het brein om informatie te verwerken,
op te slaan, op te halen en te manipuleren teneinde problemen op te lossen.
Doel
❑ Objectiveren van cognitieve tekorten
❑ Differentiaaldiagnose: een wetenschappelijke methode om uit een lijst van
mogelijke aandoeningen waaraan een bepaalde patiënt zou kunnen lijden, gegeven
de klachten en symptomen die op dat moment bekend zijn, een diagnose te stellen.
Een ander woord hiervoor is diacrise.
❑ Vroege herkenning
❑ Opvolging cognitieve evolutie
❑ Instellen van behandeling
❑ Informeren van pt en familie
❑ Wilsbekwaamheid: betekent dat iemand: de informatie over zijn zorg en/of
behandeling niet kan begrijpen en afwegen; niet begrijpt wat de gevolgen van zijn
besluit zijn; en/of geen besluit kan nemen.
❑ Klinische studies
Bij wie
❑ Verworven hersenletsel(s)
❑ Preop/ Postopbilan : is een preoperative voeding bij patiënten met een geplande
operatie. Een heldere, niet koolzuurhoudende, isomolaire koolhydraatdrank met
citroensmaak.
1
, ❑ Vermoeden van verouderingsziekten
❑ Cognitieve effecten van chronische ziekten
❑ Blootstelling aan toxische producten
❑ In kader van expertise
Wat en hoe
❑ Observatie van het gedrag: subtiele defecten, symptomen, kenmerken die we niet
kunnen meten, …
❑ Anamnese: met nadruk op de cognitieve klachten, gedragsmatige veranderingen en
emotionele beleving (dd depressie!)
❑ Hetero-anamnese: vooral bij beperkt/afwezig ZI
❑ Neuropsychologisch testonderzoek: Mri neemt meer slices, dus kans dat je iets klein
mist is kleiner dan bij ct
❑ Correlatie met beeldvorming
Waar op richten
❑ Oriëntatie in tijd, plaats, persoon
❑ Aandacht en concentratie
❑ Perceptie
❑ Leren en geheugen
❑ Spraak en taal
❑ Executieve, planmatige functies
❑ Visuospatiële functies
❑ Motoriek
❑ Intelligentie
❑ Emotie en gedrag
Specifieke kenis en expertise
Wat doet een neuropsycholoog
❑ Neuropsychologische diagnostiek vertalen naar team
❑ Wat kan van de patiënt worden verwacht?
❑ Hoe best omgaan met de patiënt?
❑ Cognitieve revalidatie-interventies (direct of indirect)
❑ Neuropsychotherapie
❑ Emotionele verwerking, acceptatie en coping: belangrijk maar heel moeilijk
Interdisciplinair samenwerken: ergo/psy
Kennen we elkaars functie?
Verwijzen we door naar elkaar?
Werken we samen aan gemeenschappelijke doelen?
2
,Raakvlak ergo – psy: screening
MMSE, MOCA
Screening: level 1
Vaak 1 test die meerdere cognitieve domeinen bevraagt (bijv. MMSE, MOCA)
Kan door iedereen uitgevoerd worden, niet noodzakelijk door neuropsycholoog
Geeft een ruw beeld en kan enkel een indicatiegeven over onderscheid normaliteit /
pathologie. Kan aandoeningen in een vroeg stadium opsporen
Neuropsychologisch onderzoek: level 2
Enkel af te nemen door (neuro-)psycholoog
Minstens twee verschillende gestandaardiseerde testen per cognitief domein
Worden vergeleken met een representatieve normgroep (geslacht, leeftijd, opleiding)
Screening via mmse
❑ Verouderd
❑ Verschillende versies → + niet iedereen neemt het op dezelfde manier af
❑ Onvoldoende sensitief (slechts 37% terecht positieven → té veel fout-negatieven)
❑ Betere instrumenten beschikbaar (bv MOCA: 97% sensitief, maar té veel vals
positieven: lage specificiteit )
❑ Maar: MMSE is vaak noodzakelijk voor medicatie, terugbetalingen, plaatsing, …
❑ Dus MMSE wegdenken uit de praktijk lukt (nog) niet
❑ TIP: maak gebruik van normen!
❑ 23/30 bij 70-jarige man met hoge opleiding: pathologisch
❑ 23/30 bij 88-jarige man met scholing tot 14 jaar: gemiddeld
3
, Mmse normen
????????????????????????
Informatieverwerking en aandacht
Wat is aandacht
Subjectieve klachten bevragen:
❑ Mevrouw, ik heb last van mijn geheugen
❑ Als ik iets uit de keuken wil halen ben ik halverwege vergeten wat ik aan het doen was
❑ Ik lees niet meer zo vaak want ik interesseer me er minder voor dan vroeger
❑ Mijn dochter ergert zich aan mij omdat ik blijkbaar minder goed naar haar luister
❑ Sinds de beroerte kan ik minder goed lawaai verdragen en heb ik liever minder visite
❑ Sinds mijn ongeval ben ik sneller moe
❑ Ik raak steeds vaker dingen kwijt
Klinken als geheugen klachten maar zijn vaak aandachts klachten
Dus:
❑ Anamnese heel belangrijk, patiënten klagen zelden over een “aandachtsprobleem”
❑ Geef concrete voorbeelden om mogelijke aandachtsproblemen in dagelijks leven op
te sporen
Na NAH hebben veel mensen last van vertraagde informatieverwerking en
aandachtsproblemen
Alles wat we doen vereist aandacht: nieuwe informatie leren, communiceren, socializen,
werken, voor het gezin zorgen, instructies opvolgen, een boek lezen, autorijden, een
maaltijd plannen, de financiën regelen, …
4