Samenvatting: Professionele Identiteit
Les1: Introductie en situering
Definitie 1: Professionele identiteit ontstaat in de wisselwerking van een persoon met zijn
professionele omgeving en binnen een maatschappelijke context. Het verbindt de verhouding die je
hebt tot jezelf en de verhouding die je hebt tot anderen. Het is een geheel aan kenmerken en
karakteristieken, sociale relaties, rollen en lidmaatschap van groepen die definiëren wie we zijn als
professional. Professionele identiteit is iets dat een professional een onmiskenbare eigen kleur geeft.
Definitie 2: Professionele identiteit is het geheel aan waarden, inspiratie en betekenisgeving die een
persoon in een professionele setting een unieke eigen identiteit geven en die hij middels zijn
handelen naar de ander toe laat zien. Het gaat over bewustwording en de ontwikkeling die de
persoon hierin doormaakt. Hierbij spelen drie perspectieven een rol: van jezelf (nu en in de
toekomst: het ‘ik’), van de ander (klant, cliënt, burger,...: het ‘zij’) en van de organisatie (het ‘wij’).
Deze drie perspectieven moeten geplaatst worden binnen de maatschappelijke context.
3 niveaus: micro, meso en macro
Micro: individueel niveau -> wie ben je, wat zijn je waarden en normen, je kwaliteiten en wat is je
leefwereld.
Beroepssocialisatie: hoe ben je de persoon geworden die je nu bent.
Primaire socialisatie: uit opvoeding
Secundaire socialisatie: uit opleiding/scholing
Tertiaire socialisatie: (later) uit beroepsvorming en – ervaring
Met beroepssocialisatie bedoelen we hoe je de persoon bent geworden die je nu bent. Factoren uit
je opvoeding (primaire socialisatie), uit opleiding/scholing (secundaire socialisatie) en (later) uit
beroepsvorming en –ervaring (tertiaire socialisatie) hebben invloed op wie je nu bent.
Waarom koos je voor sociaal Werk? Wie wil je zijn, welke beroepskeuze maak je? Arbeidsidentiteit
begint al vroeg, als de 1e contouren van een beroepskeuze zich aftekenen, meestal op de middelbare
school. Het start bij: ‘wat wil ik worden’, en groeit door naar het besef ‘ik ben sociaal werker!’.
Hierbij spelen ook omgevingsfactoren een rol: functiewaardering, imagokwesties (wat is de status
van je beroep?), verloning, beeldvorming in de media, regelgeving rondom de professie, beleid,...
Herken je je in het beroep? Hierin speelt de mate waarin je je identificeert met: de beroepsethische
waarden uit de globale definitie van sociaal werk (= diversiteit, sociale rechtvaardigheid,
maatschappelijk verantwoordelijkheid en mensenrechten). De diverse beroepsrollen die een sociaal
werker kan opnemen.
Meso: organisatie niveau -> missie en visie organisatie – doelgroep, ‘personele’ omkadering
(werkplek, personeelsbeleid, …) en vormgeving aan mandaat.
Het mandaat geeft zin en sturing aan het handelen van een sociaal werker. Het lijnt de
beroepspositie af en bepaalt aan welke verwachting kan en mag voldaan worden. Het omvat een
expertisedomein, het sociale, waarbinnen de maatschappelijk omschreven functie uitgeoefend
1
,wordt. De finaliteit van sociaal werk is het ‘verhogen van welzijn’. Sociaal werk organisaties geven
hun mandaat verdere invulling.
Macro: maatschappelijk niveau -> invloed van: maatschappelijke veranderingen (vermarkting,
vermaatschappelijking, individualisering, …) en beleidsmaatregelen en politiek klimaat.
We zien onder meer een terugtrekkende overheid, en de verandering van een verzorgingsstaat in
een participatiesamenleving. We zien een stijgende institutionalisering (regels, procedures, meetbare
resultaten,…), en een stijgende individualisering (er wordt bv. grote waarde gehecht aan
keuzevrijheid, en aan het zelf bepalen van het eigen leven),…
Les 2: Grondhouding en beroepshouding
Ervaringen kleuren je gedrag
Vooroordelen:
Bespreken in discussie gaan
Andere/nieuwe ervaringen
Positieve ervaringen naast plaatsen
Onbewuste vooroordelen
Vaak denken we dat jonge kinderen nog geen vooroordelen hebben, maar niets is minder
waar. Bij peuters en kleuters ontstaan er eerste vooroordelen onder invloed van de
omgeving (zie poppenexperiment).
Onbewuste vooroordelen zijn automatische gedachten die wij hebben over (groepen)
mensen, die diep in ons verborgen zitten.
We delen mensen vaak ‘gemakshalve’ in categorieën
Ons onderbewustzijn verandert als we herhaaldelijk worden blootgesteld aan bepaalde
informatie over (groepen) mensen.
Onbewuste vooroordelen leiden er soms toe dat we feiten en bewijs negeren. Daardoor
maken we irrationele beslissingen en behandelen we mensen die anders zijn dan wij minder
gunstig.
Als we ons bewust zijn van onze persoonlijke vooroordelen, kunnen we hun invloed op ons
gedrag en besluitvormingsproces beter controleren.
Bewust worden van je vooroordelen
Alles wat het kost is een beetje oefenen. De eerste stap is toegeven welke vooroordelen mogelijk een
effect hebben op de beslissingen die je maakt. Als je in een situatie komt waar vooroordelen een rol
kunnen spelen, kun je je afvragen of je gedachten of gevoelens gebaseerd zijn op feiten of op
stereotypes. Neem de tijd om mensen te leren kennen die anders dan jou zijn; als je mensen
eenmaal beter kent is je mening over hen meer gebaseerd op de realiteit. Het is mogelijk om je eigen
vooroordelen te herkennen vóór je handelt. Als we even een stap terug doen en overwegen voor
welk soort mensen we voorkeuren hebben, kunnen we onze eigen vooroordelen opspeuren.
Referentiekader
Je referentiekader vormt mee de basis van je handelen.
Vergelijk het met een spons die al je gedachten, kennis, opvoeding, gewoonten,
gevoelens…opslaat.
2
, Het is een denkraam van waaruit je naar de wereld rondom jou kijkt.
Het maakt dat je bent wie je nu bent.
Het referentiekader is de SW’er zijn/haar belangrijkste eigen werkinstrument. Jouw persoonlijke
bagage is jouw referentiekader en maakt deel uit van je grondhouding. Het is belangrijk je bewust te
zijn dat je vanuit je referentiekader handelt.
Iedereen heeft een ander referentiekader met andere waarden en normen
Waarden & normen
WAARDE = motieven/idealen om na te streven. Iets waar belang aan gehecht wordt. Universele
waarden vb. eerlijkheid, respect, vriendelijkheid…
NORM = toestand die voor een categorie van personen gewoon is. Normen zijn sterk verbonden met
je achtergrond en de context is zeer bepalend. Geven concrete richtlijnen over hoe je jou moet
gedragen. vb. niet stelen, niet liegen, respect voor ouderen….
Soms ongeschreven regels
Handelen van een SW’er is nauw verbonden met zijn eigen persoon. Heel belangrijk om eigen
waarden en normen te kennen en bewust zijn van waaruit je handelt. De waarden en normen van
SW’ers zijn vaak verschillend van die van je belanghebbenden. Hier respectvol mee omgaan is een
basishouding van elke SW’er.
OEN = open, eerlijk en nieuwsgierig. Het is belangrijk om een open houding aan te nemen t.a.v. die
verschillen en nieuwsgierig te zijn naar het anders-zijn, door actief te luisteren, door te vragen…
Grondhouding en beroepshouding
Je leert bewust en onbewust heel veel zaken van mensen uit je omgeving. Ideeën en handelen
worden vaak overgenomen. Je hebt een eigen kijk ontwikkeld op alles om je heen. Dit zorgt voor een
aantal vanzelfsprekendheden die de basis vormen van je leven. Je weet hoe je in situaties moet
handelen. Dit geeft duidelijkheid, structuur en veiligheid.
Grondhouding: De basis van je gedrag, het geheel van gevoelens, gedachten, attitudes, waarden en
normen. Aan je grondhouding zijn ook nadelen verbonden. Bepaald gedrag of bepaalde mensen
geven je een gevoel van afwijzing. De eerste indruk komt vanzelfsprekend op en zegt meer over
jezelf dan over anderen. Belangrijk om voorbij de eerste indruk te kijken. Nieuwsgierigheid naar het
anders-zijn ontwikkelen. . Zelfonderzoek gaat oa. over meer zicht krijgen op je binnenwereld.
Beroepshouding: Bewust en wenselijk gedrag dat men verwacht in een bepaald werkveld. Als SW’er
werk je met mensen. Belangrijk is een bereidheid tot een open houding te hebben. Wat voor jou
vanzelfsprekend is of juist is, is daarom niet zo voor anderen. Dit vraagt een houding van de SW’er
van acceptatie, begrip, respect en betrokkenheid.
De vanzelfsprekendheid in ons handelen vanuit de grondhouding, is vaak ontoereikend in onze
beroepshouding om het doel van SW te bereiken.
Beroepshouding Grondhouding beïnvloeden elkaar
3