Volledige samenvatting van 'Algemene Farmacologie'. Met deze samenvatting ben ik tijdens mijn 1e selectie toegelaten tot SUMMA, zonder enige farmacologische kennis vanuit mijn vooropleiding.
Hoofdstuk 1: Inleiding
1.1 Wetenschapsgebied farmacologie
Farmacon = Biologische actieve stof van het geneesmiddel.
1.2 Historie van farmacologie
3 fases in de ontwikkeling van farmacologie:
- Magisch-sacrale = Omringt door rituelen en bovennatuurlijke krachten die samen met het
farmacon toegediend werden aan personen.
- Primitief-empirisch = Hier werd via trial-and-error de verbinding tussen bepaalde stoffen
en effecten hiervan aan elkaar gelinkt.
- Analytisch-empirisch = Bestandsdelen werden geisoleerd en systematisch voorgeschreven
als behandeling. Produceren van deze farmaconen werd ook in gang gezet.
1.3 Aspecten van de farmacologie
De werking van farmaca (meervoud van farmacon) gaat via een bepaalde route door het
lichaam (ADME):
- Absorptie
- Distributie
- Metabolisme
- Excretie
Farmacie = Farmaceutische vormgeving van een geneesmiddel. Bereiding van een
geneesmiddel.
Farmacokinetiek = De veranderingen van de farmoconcentraties in het lichaam in relatie tot
de tijd -> Gelinkt aan ADME. Beschrijft wat het lichaam met de stof doet.
Farmacodynamiek = Het werkingsmechanismen van farmaca. Vooral op de binding tussen
het geneesmiddel & de receptor. Beschrijft wat de stof met het lichaam doet.
,1.4 Farmaca en hun ontwikkeling
Elk farmacon heeft 3 namen:
- Chemische naam = Nauwkeurige omschrijving van de chemische samenstelling &
rankschikking van de atomen.
- Stofnaam / officiele naam = Verwant aan of een afgeleide van de chemische naam (kleine
letters).
- Merknamen = Door de producent aangevraagd en geregisteerd (met een hoofdletter).
Voorheen was farmacologie met name gericht op identificeren en isoleren van werkzame
stoffen uit natuur (morfine, digitalis), bacterieen (penicilline G) of dieren (insuline, vitamine
D). Tegenwoordig worden chemische verbindingen synthetisch gemaakt.
Hierdoor kunnen verbeteringen van farmaca worden onderzocht, zowel op farmakinetiek
(absorptie snelheid, hoe lang het in het bloed blijft) als farmadynamiek (minder bijeffecten,
sterkere werking).
3 typen in-vivo onderzoek:
- Fysiologische benadering = Het bij gezonde proefdieren bereiken van een bepaald
biologisch effect.
- Farmacologische benadering = Het leiden tot effecten die overeenkomen met reeds
bekende farmaca.
- Pathologische benadering = Het terugdringen van symptomen bij ziekte of ziek gemaakte
dieren.
Verschillende stappen in onderzoek:
- Testen of de farmacon het gewenste effect heeft (in reacties met celgekweekte cellen).
- Kijken naar verschillen in chemische verbinding (door of het farmacon te veranderen of de
celreceptoren, nog steeds werken met gekweekte cellen).
- Op dieren getest naar acute toxiciteit en het werkingsmechanisme. Wordt gekeken naar
eventuele bijeffecten & ook aspecten van de farmacokinetiek (absorptie, eliminatie,
halfwaarde tijd ect.).
- Als de ideale toepassingsvorm is gevonden, wordt er uitgebreid (sub-acuut)
dierexperimenteel toxiciteitsonderzoek gedaan, met deze toedieningswijze. Op grond van
deze informatie kan gekozen worden om te beginnen aan onderzoek bij de mens.
Dit farmacologisch onderzoek bij mensen (humaan) bestaat uit verschillende fases:
- Fase 1 = Farmacon in zeer lage mate toedienen aan gezonde mensen. Dosering wordt
geleidelijk opgevoerd totdat er een effect meetbaar is. Ook de ADME factoren worden
bepaald.
- Fase 2 = Indien fase 1 goede resultaten opleverde. Klinisch onderzoek, dus farmacon wordt
toegediend aan mensen met de ziekte die bij het indicatiegebied hoort. Afstellen van
optimale dosis, nog steeds kijkende naar toxische neveneffecten.
- Fase 3 = Farmacon wordt grootschalig ingezet. Hierbij is het belangrijk dat dit onderzoek
wordt opgezet dat het statistisch geanalyseerd kan worden en bij voorkeur dubbelblind. Op
,dat moment kan er een definitieve uitspraak worden gedaan over het therapeutische effect
van het farmacon en kan het indicatiegebied worden vastgesteld.
- Fase 4 = Post marketing surveillance, na fase 3 kan het de markt op. In fase 4 worden de
effecten nog in de gaten gehouden, mochten er toch overhoopt bijwerkingen optreden als
het daadwerkelijk wordt toegepast in grote groepen mensen.
Geneesmiddelenwet = Richtlijnen voor bereiding en verpakking van geneesmiddelen. Is
nodig voordat een geneesmiddel wordt toegelaten tot de markt. Criteria richten zich op de
kwaliteit, de werkzaamheid & de veiligheid van het geneesmiddel.
Ontwikkeling van een nieuw geneesmiddel kan 5-10 jaar duren & wel 500 miljoen euro
kosten.
1.5 Toepassingen van farmaca
Causale therapie = Als een farmacon de oorzaak van een ziekte wegneemt.
Symptomatische therapie = Symptomen van de ziekte worden bestreden.
Substitutie therapie = Toedienen van farmaca om een deficientie te compenseren (insuline
bij diabetes).
Kunnen ook preventief worden toegediend en zo celfuncties juist verstoren zodat het
ongewenste effect uitblijft (anti-conceptiepil).
Daarnaast kunnen ze worden toegepast als hulpmiddel zoals bij operaties (anasthetica) of
het opsporen van storingen in cellulaire processen (diagnostica).
Iantrogene aandoeningen = Als de toedieing van een farmacon (onbedoelde)
ziekteverschijnselen kan veroorzaken. Kunnen onderdeel zijn van de hoofdwerking of van
(ongewenste) neveneffecten.
De grootte van een dosis wordt bepaald door:
- De aard van het farmacon.
- Karakteristieken van de patient.
- Toediening (vorm, wijze en frequentie).
, Hoofdstuk 2: Absorptie en toedieningswegen
2.1 Biofarmaceutische aspecten van farmaceutische preparaten
De werkzame stof (farmacon) moeten op een bepaalde manier worden toegediend om zo
maximaal effect te hebben. Dit is afhankelijk van:
- De gewenste plaats van werkin (lokaal of systematisch).
- De hoogte van de dosis.
- Het gewenste starttijdstip en de duur van de werking.
- Co-medicatie.
- Farmaceutische aspecten.
- Economische factoren.
Farmacon moet in de meeste gevallen een aantal biologische membramen passeren om zo
de plaats van werking te bereiken. Afhankelijk van de plaats van toediening zijn er
verschillende transport mechanismen mogelijk.
Paracellulaire transport
Vindt plaats tussen cellen van de opnamebarriere (membraam). Deze vorm van transport
gaat via de ‘tight junctions’ tussen de epithele cellen van het membraam.
Echter zijn deze ‘tight junctions’ vaak maar een erg klein gedeelte van het totale oppervlak
(1% in de darmen) en zijn ze in sommige gedeeltes van het lichaam erg klein of helemaal
afwezig.
Of een stof door deze ‘tight junctions’ kan heenbewegen, is sterk afhankelijk van grootte &
de lading van een molecuul en of deze nog via andere manieren opgenomen kan worden
(lipofilie van een stof).
Paracellulair transport zou bij ongeladen moleculen met een molecuulgewicht van 500 u
nauwelijks meer mogelijk zijn.
Om de transport makkelijk te maken, kunnen er ‘opnamebevorderaars’ bij het farmacon
gebruikt worden. Deze vergroten de ‘tight junctions’ en zorgen ervoor dat de opname
makkelijker & sneller plaatsvindt. Echter leidt dit ook tot snellere opnamen van eventuele
andere stoffen, die schadelijk zouden kunnen zijn.
Transcellulair transport
3 vormen van transcellulaire transport:
- Passieve diffusie
- Carriergemediteerde transport
- Pinocytose
, Passief transport = Op het moment dat er een concentratieverschil is in een stof binnen &
buitne het membraam en deze stof kan zich door het membraam heenbewegen, kan er
passieve transport / diffusie plaatsvinden.
Of en in welke mate / met welke snelheid dit plaatsvindt is afhankelijk van:
- De hoeveelheid stof aanwezig
- Concentratiegradient.
- Oppervlakte beschikbaar voor diffusie.
- Verdelingscoefficient
- Ionisatiegraad
Verdelingscoefficient = Verwijst naar de mate waarin een stof oplosbaar is in het
membraam -> lipofilie.
Wordt uitgedrukt in de de verhouding waarin een stof opgelost is in water & vet (hoeveel
opgelost in water, hoeveel in vet).
Te lage lipofilie -> niet goed opgenomen door het membraam.
Te hoge lipifilie -> Wel makkelijk opgenomen door het membraam, maar niet makkelijk
vrijgegeven aan de ICF.
Ionisatiegraad = Wordt aangenomen dat alleen niet-geladen stoffen door het membraam
kunnen bewegen. De mate waarin een stof ongeladen voorkomt, zou afhankelijk zijn van zijn
zuurgraad (pKa) en de PH van de omgeving.
Als de omgeving hetzelfde PH heeft als de zuurgraad van de stof, zal de verhouding tussen
geladen & ongeladen van deze stof 50-50 zijn. Is het omgevings PH zuurder, dan zal er meer
ongeladen stof aanwezig zijn en als de omgevings PH minder zuur is, zal er juist meer
geladen stof aanwezig zijn.
Deze eigenschap van ionisatiegraad maakt het mogelijk dat stoffen wel makkelijk
geabsorbeerd kunnen worden naar het ICF, daar door veranderingen in het omgevingszuur,
veranderen van ionisatiegraad, en daardoor niet meer makkelijk terug kunnen
transporteren.
Dit gebeurd met name in de maag (laag PH) waar een zwak zuur makkelijk opgenomen zal
worden, terwijl het in de darmen (minder laag PH) dit moeilijker gaat = PH-partitietheorie.
Echter hebben de darmen wel een veel groter oppervlak beschikbaar & kunnen geladen
deeltjes ook de cellen inkomen (mits het kleine moleculen zijn) via paracelluaire transport.
Daarnaast kunnen ongeladen stoffen ook ‘neerslaan’ in de maag. Hierdoor kunnen ze niet
geabsorbeerd worden.
In praktijk vindt de meeste absorptie plaats in de darm. Snelle transport van maag-naar-
darm kan gestimuleerd worden door het drinken van veel water.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur florisdebruin1. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €8,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.