THEMA 8: CRANIALE DIGESTIETRACTUS
Spijsvertering en digestietractus
1) Craniale digestietractus: kop, slokdarm, …
2) Eigenlijke maagdarmtractus: in peritoneale holte, in buikholte
AFLIJNING MOND EN MONDHOLTE
Vorming van mond en mondholte (hier start de voedselopname) is bij carnivoren totaal anders dan
bij herbivoren
Carnivoren: heel brede, wijde open mondhoeken die nauwelijks wangen over laten -> toelaten een
prooi (veel groter dan mond zelf) in muil te nemen
Vochtopname (drinken) zal ook verschillend zijn
-> herkauwers: met getuite mond & lippen volledig onderdompelen met mondhoeken in plas water,
emmer -> dier kan perfect zuigen (neusgaten openhouden om te ademen)
-> zal bij hond op deze manier niet werken: onhandig in lebberen, likken en opnemen van vocht
(morsen van water)
Aflijning van de mondholte (cavum oris):
mond = os (oris)
rima oris = mondspleet dorsaal en ventraal afgelijnd door lippen (labium superius & inferieus)
superior en inferior gebruikt als uitzondering (ook bij het oog) -> wijder gebruik bij de mens (alles wat
boven ligt is superior en alles wat onder ligt is inferior) -> labium is onzijdig
angulus oris = mondhoek
-> aansluitend daarop de wang = bucca (al dan niet uitgebreid, zeker bij de herkauwers)
Typisch voor herkauwers, carnivoren, konijn, knaagdieren: in bovenlip aanwezigheid van spleet (een
mediane spleet waarbij de lippen elkaar raken) = philtrum
= onderbreking van de behaarde, gekeratiniseerde huid in een spleetvormig, mucosaal brugje tussen
beide (ook wel doorgetrokken naar neus bij de hond)
‘zone rond neus richting lippen’
-> niet aanwezig bij paard en rund
Grote herkauwers: geen philtrum
-> bovenlip loopt over in de neus => planum nasolabiale (volledig onbehaarde zone)
Bij rund vormt het 1 zone met de neus -> typisch gekeratiniseerd in een soort veldjespatroon
(vergelijking met onze vingerafdruk -> patroon dat je aantreft op de neus is uniek voor elk dier,
afdruk van nemen kan helpen bij blijvende identificatie)
Kleine herkauwers: behaarde bovenlip, philtrum dat beide bovenlippen van elkaar scheidt
Bij een paard blijft de bovenlip altijd fijn behaard met vettige kliertjes die geheel moeten soepel
houden -> heel mobiel
Binnen in mond, nog niet direct binnen in cavum oris
Eerste ruimte die we tegen komen is ruimte voorbij de lippen (aan binnenkant van lippen)
= ruimte tussen lippen (wangen) & tandenrij -> toegangspoort, wachtportiek = vestibulum oris
en dan pas atrium die verdeelt naar overige ruimten
,-> je bent binnen maar nog niet in de eigenlijke mondholte zelf
vestibulaire zijde: buitenzijde van tand (niet naar mondholte zelf gericht)
Cavum oris proprium
Tanden staan ingebed op bovenkaak en onderkaak, kaken zijn bekleed met een zeer stevig en innig
verbonden mucosa over de kaken (sluiten aan op tandkassen, tandalveolen) = tandvlees of gingiva
Nu werkelijk mondholte binnen: als dorsale aflijning het gehemelte = palatum durum (door
beenderige ondersteuning, durum = hard -> harde gehemelte)
-> tussen neus- en mondholte beenderig ondersteund: os incisivum, maxilla, os palatinum ->
processus palatinus, eigenlijke lamina horizontalis van gehemelte die aansluiten en in de middenlijn
elkaar zoeken en een beenderige ondersteuning vormen voor het gehemelte
Typisch voor palatum durum zijn de dwarse richels = rugae die we aantreffen: eventueel een raphe in
het midden (spleet, aansluiten)
Rugae kennen ook dat gekarteld verloop (kleine uitlopertjes naar caudaal)
Papillae coniformes: conische papillen in mondholte, in wangen van de herkauwers, over de volledige
oppervlakte van de wangen -> ook naar caudaal gericht
=> opgenomen of herkauwde voedselbolus tijdens kauwen richting tongwortel te gaan sturen ->
opwekken van slikreflex -> bolus richting keel & slokdarm gestuurd
=> mechanisch richtinggevend
Herkauwers: helemaal vooraan zien we geen snijtanden in de bovenkaak maar wel een dentaalplaat
= pulvinus dentalis
Zijdelings: lippen, wangen of tandenrij
Ventrale aflijning: tong in mondholtebodem
Tong = lingua vult de ganse mondholte op bij de mond in gesloten toestand
Rostraal: mondholteopening
Waar eindigt de mondholte?
Vanuit tongwortel lopen er plooien naar het gehemelte = grens tussen het harde gehemelte en wat
daar nog caudaler van ligt, dieper in de keelholte (niet langer beenderig ondersteund stukje
overkapping, overspanning tussen keel en mondgedeelte van de keelholte (oropharynx) en
neusgedeelte) = zachte gehemelte of palatum molle (of velum palatinum = fladderende zeil van
geheel)
Bij hond niet ongebruikelijk dat het eigenlijke gehemelte gepigmenteerd is
Helemaal vooraan van gehemelte (rostraal van rugae die in middenlijn een naad vertonen) in het
gedeelte dat nog door het os incisivum ondersteund wordt zien we 2 aparte kanaaltjes op een
onpare papilla uitmonden = ductus incisivi (en papilla incisiva)
-> betekenis bij heel wat landdieren (niet langer bij de mens), maakt een open verbinding tussen
neus- en mondholte op deze plaats doorheen de fissura palatina van het os incisivum overgang naar
de maxilla (processus palatinus)
Ventraal bij rund: halverwege verloop van mondholte naar neusholte zit er een zijsprongetje (klein
kanaaltje) dat leidt tot Vomeronasaal orgaan van Jacobson
-> zit ventraal in neusseptum, helemaal vooraan
-> lijkt op reukorgaan, maar is veel gespecialiseerder -> waarnemen van feromonen: geurstoffen die
worden uitgescheiden om een bepaalde status (bronststatus) aan soortgenoten uitdrukken, ook
, vijanden
bv slangen met gevorkte tong: slingeren tong uit, puntjes van tong vangen feromonen op en gaan die
presenteren telkens aan die 2 ductus incisivi (Vomeronasaal orgaan van Jacobson) om geursporen
van mogelijke prooien aan te treffen
Keelholte: farynx
Arcus palatoglossus: tussen keelholte en mondholte (= een boog van het gehemelte naar de tong)
= nauwste plaats waar doorheen een voedselbrok in die craniale digestietractus moet passeren (of er
net caudaal van als we de ring van tonsillen, tonsilla palatina (zeker bij hond), puilt ook wat uit, ook
moeten passeren)
=> opening richting farynx toe = fauces (de nauwe openingen, overgang naar de keelholte is op die
plaats het nauwst)
isthmus faucium: de nauwte
Lingua: tong in het Latijn
Glossus: komt van Grieks
-> in ingewandenleer vaak nog Griekse termen
tong neemt niet enkel mondholtebodem in, maar vult de volledige cavum oris op (zeker bij een
gesloten mond)
-> zeer volumineus orgaan
Vomeronasaal orgaan van Jacobson (iets rostraler)
bovenkaak: dentaalplaat (pulvinus dentalis) mooi te zien -> kunnen snijtanden mooi op inwerken als
een soort kapblok -> gebruiken om gras af te rukken, af te snijden en vervolgens naar de kiezen te
brengen om het verder te kauwen
onderkaak: enkel voorzien van snijtanden
Typisch voor herkauwers (niet bij varken of paard
Onderlip openklappen -> we zien in de mediaanlijn een bandje = mucosaplooi (typisch voor
structuren die samen komen) in mediaanlijn, moeten uitgeruimd worden
= frenulum labii (een riempje naar de lip toe)
aan bovenzijde ook aanwezig, maar veel minder duidelijk
bv frenulum lingue bestaat ook
ook bij mannelijk geslachtsapparaat (voorhuid)
MIMISCHE SPIEREN
= spieren van de mimiek, de gelaatsuitdrukking -> enorm veel betrokken in beweging van de mond &
de lippen
-> bezenuwd door 1 bepaalde zenuw = n. facialis
-> gekend probleem: facialisparalyse = het afhangen van het aangezicht aan 1 zijde
• musculus orbicularis oris
= sluitspier, kringspier van de mond die zich in de lippen bevindt
sluit zich omheen de mond in een 2-tal delen maar finaal toch wel cirkelvormig