Hfst 1: Begripsomschrijving
Hoofdstuk 5&6 artikels: gemarkeerde delen te studeren
Code in handboek naar digitaal platform Sofia: digitale cursus, beeldmateriaal, oplossingen conceptoefeningen
EXAMEN
- voornamelijk kennisvragen, mini toepassingsvraag of inzichtvraag over verschillende hoofdstukken
- 3 tot 5 termen uit woordenlijst
- data & namen enkel kennen indien besproken in de les
- online filmpje over examen op canvas
- kijk naar doelstelling of je eraan voldoet per hoofdstuk na het studeren
1. Definitie van ‘Opvoeden’
2. Opvoeding als wetenschap
1.2.1 Het kind
1.2.2 De opvoeder of ouder
1.2.3 De opvoedingscontext
3. Opvoedingsmodellen
1.3.1 Ecologisch model
1.3.2 Procesmodel
1.3.3 Balansmodel
Niet zo gemakkelijk om op een professionele manier naar opvoeden te kijken WANT iedereen heeft een andere
manier van opvoeden (gehad)
Definitie
Definitie van Hellinckx
o Opvoeden = een complex fenomeen
want een heel groot stuk gebeurt onbewust (je denkt niet ik haal het afwasmachine leeg en
nu ga ik opvoeden)
o Kern van opvoeden = samenleven
= interactie, samenspel, actie-reactie tussen volwassen en kind
Functionele versus intentionele opvoeding
↓
Impliciete versus expliciete sturing
Opvoeding = complex proces
o functioneel, waar we onbewust aan het sturen zijn (maar 20% is impliciet gestuurd)
vb. opvoeding gestuurd door waarden en normen die we ze als ouders willen meegeven, ‘belangrijk
dat mijn kinderen hun emoties kunnen reguleren/uiten’ dus soms ga ik dat heel bewust ga sturen bv
bij een ruzie = intentioneel (20%)
- Het merendeel ven de opvoeding/het beïnvloeden gebeurt onbewust
Definitie van Hellinckx
o Opvoeder
Gedurende langere tijd
Dagelijks
Met een kind samenleeft/interactie heeft
Zich verantwoordelijk weet/voelt voor de toekomst van het kind
Toepassing
Is een babysitter een opvoeder? Nee
Is een leerkracht een opvoeder? JA
, o ‘op school is er geen probleem, thuis wel’ dan zeker in de school gaan
kijken WANT dan kunnen we transfer maken naar de thuissituatie
Is een pleegouder een opvoeder? JA
Is een geïnterneerde biologische vader een opvoeder? Nee
o geen dagelijkse interactie maar wel een grote invloed zie loyaliteiten
hfdst 4
o Opvoeden is
Complementair
2 delen nodig: kind en ouders bv
Circulair
2 delen beïnvloeden elkaar; kinderen ook volwassenen WANT afh van welk kind,
gaan ouders anders reageren, de invloed is er al vanaf kleinsafaan WANT baby’s
zorgen dat ze krijgen wat ze nodig hebben, van nature worden volwassen
aangetrokken tot het kind en dat is de baby die invloed uitoefent op de volwassenen
o baby die lacht daar lach jij op en doet nog meer belachelijker
o baby die weent die zorgt wel dat hij een nieuwe pamper krijgt
o baby met down gaan minder stimuleren WANT ze leren trager + reageren
trager
interdependente assymetrie: wederzijdse beïnvloeding MAAR volw net meer invloed
op het kind
Multifactorieel
Verschillende beïnvloedende factoren
o Interventies van de ouders
o Kind is actief
o Het leefklimaat: de opvoedingscontext
Opvoeding als wetenschap
Het kind
Genetische factoren
Neurobiologische invloeden
Pre-, peri- en postnatale invloeden
↓
Temperamentkenmerken
hoe angstig ouders zijn moesten ze tijdens de zwangerschap heel ongerust geweest zijn op de
gezondheid van de baby OF problemen tijdens de bevalling OF moeilijk zwanger te geraken => doe je
dan anders tegen de kinderen
baby met zijn temperament heeft invloed op de ouder (denk aan kind dat geboren werd van leerkracht
zoon vs dochter en babymassage)
Fysieke kenmerken
o vb meisje van 15 jaar, die wil autonomie, rebelleren, ouders moeten kind ruimte geven om te
rebelleren en autonomie vergroten MAAR cliënt zag er 11-12 jaar uit, dus dan blijf je die als ouder
behandelen als klein meisje => kind begon gedragsproblemen te ontwikkelen omdat ouders niet
waren afgestemd op de nieuwe gedragsveranderingsfase
o vader was een gewelddadige man, mama breekt met hem, voedt kind alleen op en relatie is nu op
15-jarige moeilijk; manneke lijkt op vader => beïnvloed zijn moeder, niet bewust maar speelt wel in
hun relatie
Geslacht
je moet niet met het beeld/verwachting aan de slag, wel met het kind aan de slag: een grote uitdaging voor
ouders want nog voor het kind geboren is hebben ze al een verwachting over het kind
,DUS eigenheid van kinderen speelt mee in wat er gebeurt; ouders zijn niet altijd de schuldige bij een moeizame
opvoeding!
De opvoeder of ouder
Persoonlijkheidskenmerken van de ouder
o Persoonlijkheidskenmerken/Temperament (cognitief, affectief, sociaal, …)
o Leeftijd
o Gezondheid (fysiek en mentaal)
Opvoedingsgeschiedenis
o enerzijds: vb mijn mama was heel gestructureerd, dat heb ik nu mee overgekregen
o anderzijds: dat is iets wat mijn ouders deden en dat vond ik kei goed/toch niet ga doen en dat ga ik
bewust meegeven
MAAR dat complexe van opvoeden ge kunt wel zeggen dat je ze niet gaat vergelijken (want
dat dezen ze vroeger met jou en je zus en dat wil je echt niet meegeven) maar toch doen
onbewust
o Indirecte invloed
o Directe invloed
o Pedagogisch besef (Baartman)
Als het gaat over mishandeling dan weten we dat dit van generatie op generatie wordt
doorgegeven; te maken met pedagogisch besef
goed ontwikkeld pedagogisch besef: adequate interpretatie van gedrag van kind en
op basis daarvan een goed aanbod geeft
o Belangenconflicten
ouderschap : belang aan de kan schuiven ifv kinderen
sommige ouders hebben deze belangenconflicten en kunnen hun belang minder goed op de
kand schuiven (vb papa schud baby door elkaar en baby sterft want gestoord heeft tijdens
het gamen)
MAAR we weten nu dat niemand dat doet, niemand zet een baby op de wereld en zegt ik ga u
nu doorelkaar schudden WEL omdat hij mss zelf moeilijk jeugd heeft gehad, of omdat hij
moeilijk emoties kan reguleren (vaak terugkijken naar eerdere generatie)
, Welke aspecten mbt de variabelen ouder en kind bepalen hier de opvoedingssituatie?
kinderfactoren: temperament, prematuur, vertraagde spraakontwikkeling, fase ‘ik ben 2 en ik
zeg nee’ wat ze nodig heeft: een context die haar emoties mee gaan reguleren, duidelijke
structuur en consequentie
Mama gaat in paniek als haar dochter zichzelf verliest DOORDAT:
ouderfactoren: onzeker, zelf een dochter van een tienerouder (zij konden niet schikken naar
haar noden), vooral gemist dat ze niet terecht kon bij haar eigen mama owv eigen
geschiedenis is een goede mama, een mama die haar kind altijd begrijpt => schiet in paniek als
ze haar dochter niet rustig krijgt
een tweejarige heeft nog geen nood tot een gesprek (gaat wel met een 9-jarige bv) wel tot rust
komen want weten al heel snel niet meer waarop ze boos/verdrietig zijn door dat emotie
helemaal leeft
De opvoedingscontext
Subsysteem en gezinskenmerken (context van gezin)
o Partnerrelatie
wanneer de relatie steunend is dit een buffer in opvoedingssituatie => impact van negatieve
aspecten nemen af
spanning in relatie = negatief welbevinden: effect ouder-kind-relatie => missen sociaal
contact: ook weer effect
o Siblings: aantal kinderen, plaats in de kinderrij
bij eerst geborene hebben een groter verantwoordlijkheidsniveau WANT de verwachtingen
van ouders laten ze harder door bij het eerste kind, grotere druk dan bij het jonger kind
o context bepalend voor omgang van ouders met hun kind (eerste laatste kind, meisje tussen 3
broers vs meisje tussen 3 zussen…)
o Subsysteemkenmerken:
Algemene gezinskenmerken:
De gezinsorganisatie
o bepaald oor afgrenzingsprocessen binnen het gezin (= …)
Ruimtelijk territorium: letterlijk eigen plek en meer dan dat; het is
belangrijk dat er respect is voor uw eigen stuk (vb een zetel plekje
dat je zoon echt heel graag, dat is zijn plekje, dochter heeft een
lievelingsgras dat kan ook veranderen: boekentas van een puber
is ook ruimtelijk territorium of niet zomaar binnenvallen in puber
zijn kamer
HET GAAT NIET OVER GOED OF FOUT, maar wat dat er is dat
dit gerespecteerd word wanneer er over de grenzen
komt dan komt er spanning
Psychisch territorium: mag je een eigen mening hebben en die mag
afwijken van je gezin (vb milieu er wordt nog te veel vlees gegeten),
maar ook andere gevoelens over zaken
Handelingsterrein: mag je eigen beslissingen nemen ook al wijkt die
af van je gezin (vb jij wilt tennissen en de rest voetballen, jij wilt een
actieve vakantie en de rest een strandvakantie)
Evenwicht tussen autonomie en anderzijds toch verbonden voelen
(cohesie) met de rest van het gezin